ECLI:NL:RBAMS:2010:BP6407

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
454691 - HA ZA 10-989
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op algemene voorwaarden van wervings- en selectiebureau naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid

In deze zaak vorderde YOUNG EXECUTIVE RECRUITMENT B.V. (hierna: YER) een betaling van Alliance Healthcare B.V. (hierna: Alliance) op basis van een overeenkomst voor wervings- en selectieactiviteiten. De rechtbank Amsterdam oordeelde dat YER recht had op het gevorderde honorarium van € 32.228,28, vermeerderd met rente, omdat Alliance zich niet kon beroepen op de algemene voorwaarden van YER. De rechtbank stelde vast dat Alliance de door YER voorgedragen kandidaten niet had aangesteld en dat de facturen voor de geleverde diensten niet waren voldaan. Alliance betwistte de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden en stelde dat het honorarium onredelijk was, maar de rechtbank oordeelde dat de bepalingen in de algemene voorwaarden niet onaanvaardbaar waren. De rechtbank concludeerde dat YER een redelijk belang had bij de bepalingen in de algemene voorwaarden, die bedoeld waren om misbruik te voorkomen en de concurrentiepositie van YER te beschermen. De rechtbank wees de vordering van YER toe en veroordeelde Alliance in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 454691 / HA ZA 10-989
Vonnis van 17 november 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
YOUNG EXECUTIVE RECRUITMENT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. W.R.H. Jager te Ede,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALLIANCE HEALTHCARE B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
gedaagde,
advocaat mr. I.J.A.J. Hanssen te Boxmeer.
Partijen zullen hierna YER en Alliance genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 juni 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 13 september 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet althans onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de producties, voor zover niet betwist, staat tussen partijen het volgende vast:
2.1. YER heeft op grond van een in juli 2007 gesloten overeenkomst (verder: de overeenkomst) in opdracht en voor rekening van Alliance een zogenaamde quick scan, een beperkte werving- en selectieprocedure, uitgevoerd voor de functie van controller retail. In het kader daarvan heeft zij meerdere kandidaten voorgedragen, waaronder de heer [A] (verder: [A]). Geen van de door YER voorgedragen kandidaten is toen geplaatst. De contactpersoon die bij Alliance de contacten met YER onderhield, is vervolgens bij Alliance vertrokken.
2.2. Conform de tussen partijen gesloten overeenkomst heeft YER bij aanvang van haar werkzaamheden en na het voordragen van twee kandidaten een retainer fee respectievelijk een shortlist fee gedeclareerd op basis van het voor de controller retail te verwachten jaarsalaris van € 90.000,00. Deze facturen d.d. 31 juli 2007 respectievelijk 28 september 2007, telkens ten bedrage van € 5.400,00 exclusief btw, zijn door Alliance voldaan.
2.3. In de overeenkomst is bepaald dat door YER een completion fee van 25% van het werkelijke bruto jaarsalaris onder aftrek van de al betaalde retainer fee en shortlist fee in rekening wordt gebracht wanneer een kandidaat benoemd wordt.
2.4. In februari 2009 is [A] bij Alliance in dienst getreden. YER heeft daarop bij factuur van 31 maart 2009 een bedrag van € 25.187,65 exclusief btw (€ 29.973,30 inclusief btw) in rekening gebracht. Dit bedrag betreft een bedrag van € 35.987,65 voor de aanstelling van [A] minus de eerder betaalde bedragen van in totaal € 10.800,00 exclusief btw. Deze factuur is door Alliance ondanks aanmaning en sommatie niet voldaan.
2.5. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van YER van toepassing. Die voorwaarden (verder: de algemene voorwaarden) luiden, voor zover relevant:
“4 Verplichtingen en medewerking opdrachtgever
(…)
4.3 Wanneer de opdrachtgever bij aanvang, of gedurende de uitvoering van een
opdracht rechtstreeks in contact komt met kandidaten voor deze opdracht via
eigen relatienetwerk, of via intermediairs die kandidaten bij de opdrachtgever
voordragen of doordat kandidaten na het lezen van de advertentie direct contact
opnemen met opdrachtgever dan geldt dat de betreffende kandidaten dienen te
worden doorverwezen naar YER. In het geval dat een van deze kandidaten bij de
opdrachtgever in dienst treedt, hanteert YER het regulier honorarium bij
aanstelling ongeacht of opdrachtgever de kandidaat heeft doorverwezen of niet.
(…)
6 Werkwijze werving en selectie
(…)
6.3 Als opdrachtgever besluit meerdere geïntroduceerde kandidaten aan te stellen
- ongeacht in welke functie - is opdrachtgever per aanstelling telkens het
volledige honorarium verschuldigd zoals dit is overeengekomen in de
opdrachtbevestiging naar aanleiding waarvan de introductie heeft plaatsgevonden.
Dit geldt ook als de opdrachtgever deze kandidaat binnen twee jaar na
introductie datum aanstelt, ongeacht de functie waarin de aanstelling plaats
vindt.
(…)
8 Betaling
8.1 Facturen dienen binnen 14 dagen na factuurdatum te worden voldaan (…).
8.2 Indien de factuur niet binnen 14 dagen is voldaan, is de opdrachtgever vanaf de
vervaldatum de wettelijke handelsrente ex artikel 119a B.W. over het
openstaande bedrag verschuldigd.”
2.6. Alliance is een groep waarin verschillende groepsmaatschappijen met elkaar zijn verbonden.
3. Het geschil
3.1. YER vordert samengevat - veroordeling van Alliance om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan YER te voldoen € 32.228,28, te vermeerderen met de overeengekomen rente dan wel de wettelijke handelsrente over een bedrag ad € 29.973,30 vanaf 20 februari 2010 tot de dag der voldoening, en met veroordeling van Alliance in de kosten van het geding.
3.2. YER stelt daartoe bij dagvaarding - samengevat - dat Alliance op grond van artikel 6.3 van de algemene voorwaarden gehouden is het in rekening gebrachte honorarium te voldoen en dat zij op grond van artikel 9 (de rechtbank begrijpt: 8) lid 1 en 2 van de algemene voorwaarden tevens gehouden is rente te voldoen. Subsidiair stelt YER dat zij recht heeft op een redelijke beloning omdat zij ervan uit mag gaan dat [A] is aangesteld met gebruikmaking van en uit hoofde van de door Alliance op basis van de overeenkomst met YER opgedane kennis. YER heeft dus de opdracht alsnog volbracht. Het gefactureerde bedrag kan als redelijk worden aangemerkt, aldus steeds YER.
3.3. Alliance voert verweer en voert bij conclusie van antwoord primair aan dat artikel 6.3 van de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is als bedoeld in artikel 6:233 lid 1 onder a van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW). Subsidiair voert zij aan dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat YER zich op dit beding beroept (art.6:248 lid 2 BW). Alliance stelt daartoe dat artikel 6.3 van de algemene voorwaarden klaarblijkelijk is geschreven om te voorkomen dat een opdrachtgever heimelijk profiteert van de activiteiten van YER door na het eind van de opdracht toch een arbeidsovereenkomst tot stand te brengen. Zij stelt tevens dat [A] is aangenomen in een andere functie bij een andere groepsmaatschappij van de Alliance groep. Volgens haar is [A] voor die functie geïntroduceerd door werving- en selectiebureau Quaestus (verder: Quaestus) op basis van een door Quaestus verrichte quick scan en heeft Alliance voor de aanstelling van [A] geen gebruik gemaakt van de eerdere werving- en selectieactiviteiten van YER. Bovendien heeft Alliance al een vergelijkbaar honorarium als door YER gevorderd aan Quaestus betaald in verband met de indienstneming van [A]. Daarnaast voert Alliance aan dat het gevorderde honorarium in geen verhouding staat tot de aard en omvang van de door YER uitgevoerde activiteiten.
3.4. Ter comparitie stelt YER dat de strekking van artikel 6.3 van de algemene voorwaarden primair is dat YER geld wil verdienen met haar wervings-activiteiten. Het tegengaan van misbruik is een neveneffect. YER wijst ook op artikel 4.3 van de algemene voorwaarden en stelt dat die bepaling voorziet in de situatie dat een kandidaat, al dan niet toevallig, niet via bemiddeling van YER bij een opdrachtgever binnenkomt, maar via een andere weg. Zij stelt dat de betreffende bepalingen in de algemene voorwaarden samenhangen met het feit dat er sprake is van een min of meer ‘no cure no pay’-werkwijze. Verder stelt zij dat een beroep op artikel 6:248 lid 2 BW niet opgaat omdat er sprake is van nalatigheid aan de zijde van Alliance. Met betrekking tot de hoogte van de vordering wijst YER op het feit dat Quaestus kennelijk een vergelijkbaar honorarium hanteert als YER.
3.5. Alliance voert daartegen ter comparitie aan dat artikel 6.3 en - naar zij voorstelbaar acht - ook artikel 4.3 van de algemene voorwaarden ertoe strekt misbruik te voorkomen. Wanneer kan worden hard gemaakt dat geen sprake is van misbruik en dat de indiensttreding los staat van de activiteiten van YER, dan is het belang dat de artikelen 4.3 en 6.3 van de algemene voorwaarden beogen te beschermen niet aanwezig, aldus Alliance.
4. De beoordeling
4.1. Gelet op wat door Alliance ter comparitie naar voren is gebracht, gaat de rechtbank ervan uit dat Alliance zowel bestrijdt dat aan YER een beroep op artikel 6.3 van de algemene voorwaarden toekomt, als dat aan YER een beroep op artikel 4.3 van de algemene voorwaarden toekomt.
4.2. De rechtbank stelt voorop dat een grote ondernemer geen beroep kan doen op de vernietigingsgrond van artikel 6:233 sub a BW, maar kan terugvallen op artikel 6:248 lid 2 BW. Nu Alliance zich tevens (subsidiair) op laatstgenoemde bepaling heeft beroepen en artikel 6:233 sub a een beperktere reikwijdte heeft dan artikel 6:248 lid 2 BW, kan in het midden blijven of Alliance een grote onderneming is in de zin van artikel 6:235 lid 1 BW en zal de rechtbank de beoordeling beperken tot het verweer van Alliance dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat YER zich beroept op de algemene voorwaarden. Dat neemt overigens niet weg dat artikel 6:233 sub a reflexwerking kan hebben in die zin dat de inhoud van die bepaling van betekenis kan zijn in het kader van de toetsing ex artikel 6:248 lid 2 BW.
4.3. De kern van het bezwaar van Alliance tegen het beroep van YER op genoemde bedingen in de algemene voorwaarden is dat zij het onredelijk acht dat zij honorarium verschuldigd is terwijl daar van de zijde van YER geen prestatie tegenover heeft gestaan.
Daarnaast voert Alliance aan dat de algemene voorwaarden eenzijdig door YER zijn opgesteld en dat zij daar geen enkele zeggenschap in heeft gehad. Ook voert Alliance aan dat zij werkzaam is in een volstrekt andere branche dan YER.
4.4. De rechtbank stelt vast dat artikel 4.3 van de algemene voorwaarden verstrekkend is omdat daaruit volgt dat (inderdaad) ook honorarium verschuldigd is aan YER indien door een opdrachtgever een kandidaat wordt benoemd die niet door YER is aangedragen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft YER echter een redelijk belang bij het opnemen van een dergelijke bepaling in haar algemene voorwaarden. Gezien de inhoud van de bepaling, strekt artikel 4.3 van de algemene voorwaarden er kennelijk toe de concurrentiepositie van YER te verstevigen en discussies over de vraag of de indiensttreding van een kandidaat wel het resultaat is van de inspanningen van YER, te vermijden. Ook de slotzin van artikel 6.3 van de algemene voorwaarden heeft kennelijk laatstgenoemde strekking.
Door Alliance is niet gesteld en ook overigens is niet gebleken dat Alliance vergeefs heeft geprobeerd over de toepasselijkheid of inhoud van de thans door haar bestreden bepalingen van de algemene voorwaarden te onderhandelen. Dit terwijl Alliance, anders dan zij zelf aanvoert, kennelijk wel in de positie is geweest andere voor haar gunstige (afwijkende) bepalingen te bedingen. De rechtbank verwijst in dit verband naar het feit dat uit de overgelegde werving- en selectieovereenkomst blijkt dat het tussen partijen overeengekomen honorarium qua percentage van het te verwachten bruto jaarsalaris op de ondergrens ligt van het in artikel 7.3 van de algemene voorwaarden als uitgangspunt vermelde honorarium en dat partijen in afwijking van artikel 7.3 van de algemene voorwaarden zijn overeengekomen geen bijtelling te hanteren indien Alliance aan de werknemer een auto ter beschikking stelt. Overigens is ook aannemelijk dat Alliance als professionele partij en gelet op haar omvang (zij bestaat uit meerdere groepsmaatschappijen), een sterke onderhandelingspositie jegens YER heeft.
Voor zover Alliance met haar verweer dat zij werkzaam is in een volstrekt andere branche dan YER, bedoelt te betogen dat zij jegens YER een positie heeft die gelijkwaardig is aan die van een consument, volgt de rechtbank haar daarin niet. Allereerst omdat YER, zoals overwogen, een professionele partij is en aannemelijk is dat zij een sterke onderhandelingspositie heeft. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat niet is gesteld of gebleken dat Alliance op het moment dat de overeenkomst werd gesloten, nog weinig ervaring had met het sluiten van dergelijke overeenkomsten. Het enkele feit dat Alliance zelf werkzaam is in een andere branche, brengt niet mee dat van een dergelijk gebrek aan ervaring sprake is. Het is immers niet ongebruikelijk dat een onderneming - zeker een grote onderneming - bij de werving van personeel gebruik maakt van de diensten van een werving- en selectiebureau, juist wanneer zij zelf ondernemingsactiviteiten in een andere branche ontplooit.
YER heeft gesteld dat Alliance zich door het vertrek van haar medewerker human resource niet heeft gerealiseerd dat [A] al bij haar bekend was uit hoofde van de werkzaamheden van YER. Indien die stelling juist is, dient dit - ook los van artikel 4.3 van de algemene voorwaarden - voor rekening van Alliance te komen omdat dan sprake is van een omissie aan de zijde van Alliance. Hetzelfde geldt voor het feit dat Alliance zowel aan Quaestus als aan YER honorarium verschuldigd is. Niet valt in te zien waarom de financiële gevolgen van het feit dat Alliance dubbele contracten afsluit, op YER zouden moeten worden afgewenteld.
4.5. Gelet op het vorenstaande is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in het onderhavige geval niet onaanvaardbaar dat YER zich beroept op de artikelen 4.3 en 6.3 van de algemene voorwaarden. Of [A] bij Alliance in dienst is getreden door inspanningen van Quaestus, kan in het midden blijven.
4.6. Uit het vorenstaande volgt dat YER terecht jegens Alliance aanspraak maakt op honorarium.
Alliance heeft in het kader van haar beroep op artikel 6:248 lid 2 BW nog aangevoerd dat het gevorderde honorarium in geen verhouding staat tot de aard en omvang van de door YER uitgevoerde activiteiten. Voor zover Alliance hiermee wil betogen dat artikel 6:248 lid 2 BW aan toepassing van de overeengekomen bepalingen over de hoogte van het honorarium in de weg staat, faalt dit verweer reeds omdat het overeengekomen honorarium gezien de eigen stellingen van Alliance ligt in de lijn van wat door een vergelijkbaar bureau (Quaestus) voor vergelijkbare werkzaamheden (een quick scan) wordt gedeclareerd.
4.7. De vordering van YER zal worden toegewezen als hierna vermeld, inclusief de niet weersproken contractuele rente ex artikel 8.2 van de algemene voorwaarden. Alliance zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van YER worden begroot op:
- dagvaarding € 73,89
- vast recht 710,00
- salaris advocaat 1.158,00 (2 punten × tarief € 579,00)
totaal € 1.941,89
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt Alliance om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan YER te betalen een bedrag van € 32.228,28 (tweeëndertigduizend tweehonderd achtentwintig euro en achtentwintig eurocent), vermeerderd met de contractuele rente te berekenen naar het percentage dat geldt voor de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over een bedrag van € 29.973,30 vanaf 20 februari 2010 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt Alliance in de proceskosten, aan de zijde van YER tot op heden begroot op € 1.941,89 (eenduizend negenhonderd eenenveertig euro en negenentachtig eurocent),
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Bouter-Rijksen en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2010.?