ECLI:NL:RBAMS:2010:BP7357
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.A.J. Peeters
- Rechtspraak.nl
Herroeping van de beëindiging van de schuldsaneringsregeling en de toewijsbaarheid van het verzoek
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 oktober 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot herroeping van een eerdere beslissing waarbij de toepassing van de schuldsaneringsregeling voor de schuldenaar [A] was beëindigd. De rechtbank had eerder op 2 juni 2010 besloten om de schuldsaneringsregeling te beëindigen, omdat [A] niet was verschenen op de zitting en niet de 'schone lei' was verleend. Na deze beslissing heeft [A] hoger beroep ingesteld, maar het Gerechtshof Amsterdam verklaarde hem op 31 augustus 2010 niet ontvankelijk in zijn beroep, omdat hij de wettelijke termijn van 8 dagen had overschreden.
In het verzoek tot herroeping stelde [A] dat de beslissing van de rechtbank nog niet onherroepelijk was, omdat hij cassatie had aangetekend tegen het arrest van het hof. De rechtbank oordeelde dat, zolang de Hoge Raad niet had beslist op het cassatieverzoek, de onherroepelijkheid van de eerdere uitspraak nog niet vaststond. De rechtbank hield de beslissing aan totdat de Hoge Raad uitspraak deed. De rechtbank benadrukte dat herroeping alleen mogelijk is op gronden die in de wet zijn vastgelegd, zoals bedrog of nieuwe feiten die niet eerder bekend waren.
De rechtbank concludeerde dat de gronden die [A] aanvoerde voor herroeping niet voldeden aan de wettelijke vereisten. Er was geen bewijs van bedrog of valse stukken, en de enkele stelling dat de rechtbank anders had geoordeeld als zij op de hoogte was geweest van de ziekte van [A] was onvoldoende. De rechtbank besloot dat, afhankelijk van de uitkomst van de cassatie, [A] mogelijk niet ontvankelijk zou zijn in zijn verzoek tot herroeping, of dat het verzoek zou worden afgewezen omdat het niet op de juiste gronden was gebaseerd. De rechtbank verzocht de raadsvrouwe van [A] om het arrest van de Hoge Raad toe te sturen zodra dit beschikbaar was.