RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 10/6055 BESLU
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeksters]
beiden wonende te [woonplaats],
verzoeksters,
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. A.K.E. de Vries.
Verzoeksters hebben een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek hangt samen met het door verzoeksters ingediende bezwaar tegen een tweetal besluiten van verweerder van 12 oktober 2010.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 december 2010.
Verzoeksters zijn verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door mr. A.K.E. de Vries. Tevens zijn verschenen [persoon 1], Hoofd Marktzaken en [peroon 2], beleidsmedewerker Marktzaken.
1.1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gaat de voorzieningenrechter na of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de daarvoor vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.
2. Feiten en omstandigheden
2.1. Op 6 september 2010 heeft een inrichting en periodieke herindeling plaatsgevonden van de weekmarkt op maandag en op zaterdag aan de Noordermarkt te Amsterdam. De inrichting en herindeling zijn neergelegd in een tweetal processen-verbaal van 7 september 2010. Naar aanleiding van deze processen-verbaal heeft verweerder bij conceptbesluit van 12 oktober 2010 de inrichting en herindeling van de Noordermarkt op maandag vastgesteld (hierna: bestreden besluit I). Bij conceptbesluit van diezelfde datum heeft verweerder eveneens de inrichting en herindeling van de Noordermarkt op zaterdag vastgesteld (hierna: bestreden besluit II). Deze besluiten zijn door verweerder goedgekeurd en vastgesteld op 19 oktober 2010. Publicatie van de besluiten heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2010.
2.2. Bij brief van 24 november 2010 hebben verzoeksters bezwaar gemaakt tegen bestreden besluit I en II. Tevens hebben zij een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend.
2.3. Bij bestreden besluit I heeft verweerder de inrichting en herindeling van de maandagmarkt vastgesteld. De inrichting, voor zover hier van belang, houdt in de vaststelling van het aantal enkelvoudige plaatsen, de opstelling van de plaatsen, de vergrotingen van marktplaatsen, de locaties van zowel enkelvoudige als tweevoudige plaatsen en de aanwijzing van bijzondere plaatsen. Verder heeft verweerder bij bestreden besluit I vernieuwde vergunningen voor een vaste plaats verleend aan degenen die dezelfde of een andere vaste plaats hebben toegewezen gekregen en vergunning verleend aan de voorkeurskaarthouders die een vaste plaats hebben toegewezen gekregen.
Bij bestreden besluit II heeft verweerder de inrichting en herindeling van de zaterdagmarkt vastgesteld. De inrichting houdt onder meer in de vaststelling van het aantal enkelvoudige plaatsen, de opstelling van de plaatsen, de vaststelling van de maximaal mogelijke vergroting van marktplaatsen, de vaststelling van het aantal toe te wijzen tweevoudige plaatsen, de vaststelling van het bieden van vrije keuze bij toewijzing van een enkel- of tweevoudige plaats en de aanwijzing van bijzondere plaatsen. Verder heeft verweerder bij bestreden besluit II aan 29 voorkeurskaarthouders een vaste marktplaats toegewezen.
2.4. Verzoeksters hebben aangevoerd dat de herindeling tot gevolg heeft dat zij er niet meer op kunnen rekenen dat zij steeds tot de weekmarkten zullen worden toegelaten. Verzoeksters zijn al zeer lange tijd marktkoopvrouw, maar hebben de status van sollicitant gekregen. Zij hebben geen vaste plaats toegewezen gekregen, waardoor zij moeten afwachten of er voor hen een plekje op de markt resteert. Een onevenredig aantal beschikbare plaatsen zijn nu als vaste plaats toegewezen aan anderen. Verzoeksters hangen kennelijk onder aan de hiërarchische ladder, omdat er niet eerder dan wel zeer lang geleden een herindeling heeft plaatsgevonden. Verzoeksters kunnen gepasseerd worden door andere sollicitanten, die langer op de lijst staan, maar slechts zelden aanwezig zijn geweest op de markt. Zij scannen hun marktpas, terwijl zij er niet daadwerkelijk staan, hetgeen onrechtvaardig is. Verweerder had hier onderzoek naar moeten doen. Verweerder heeft ten onrechte niet gehandeld overeenkomstig de Verordening op de Straathandel 2008 door nu al aan voorkeurskaarthouders een vaste plaats toe te wijzen en voorbij te gaan aan de anciënniteitsrechten van verzoeksters.
3. Inhoudelijke beoordeling
3.1. De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat niet gebleken is dat verzoeksters in deze procedure de belangen van anderen behartigen en gaat er dus van uit dat uitsluitend hun eigen belangen in het geding zijn.
3.2. Verweerder is op grond van artikel 3.8, eerste lid van de Verordening op de Straathandel 2008 (hierna: de Verordening) in samenhang met artikel 26, tweede lid, van de Verordening op de Stadsdelen verplicht om ten minste eenmaal per drie jaar over te gaan tot een herindeling van de markt.
In de aan de Verordening uit 2008 voorafgaande Verordening uit 2000 bestond deze verplichting niet, maar stond slechts de verplichting om eenmaal in de drie jaar te beoordelen of een herindeling noodzakelijk was.
Verweerder heeft bij bestreden besluit I en II uitvoering gegeven aan de thans bestaande verplichting in de Verordening. Het feit dat er voorafgaand aan deze herindeling jarenlang geen herindeling heeft plaatsgevonden, doet aan deze verplichting niets af.
3.3. Voorafgaand aan de totstandkoming van de bestreden besluiten is uitgebreid overleg geweest met onder andere de CVAH, de Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel, die optreedt als brancheorganisatie van onder andere de markthandelaren. Niet gebleken is dan ook dat aan de markthandelaren op de Noordermarkt, waaronder verzoeksters, niet de mogelijkheid tot inspraak is geboden.
3.4. De voorzieningenrechter stelt verder vast dat in de bestreden besluiten onderscheid moet worden gemaakt tussen de inrichting van de markt en de periodieke herindeling. De inrichting van de markt heeft betrekking op de vaststelling van het aantal marktplaatsen, de soort marktplaatsen en de verdeling daarvan op het marktterrein. Voor zover de bestreden besluiten zien op de inrichting van de markt, hebben zij een algemeen karakter, nu de daarin besloten liggende normen de toetsingsmaatstaf vormen voor iedere aanvraag om verlening van een vergunning tot het innemen van markplaats op de Noordermarkt en zich dus voor herhaalde toepassing lenen. De bestreden besluiten zijn in zoverre aan te merken als algemeen verbindende voorschriften die, gelet op artikel 8:2, aanhef en onder a van de Algemene wet bestuursrecht, niet vatbaar zijn voor bezwaar en beroep.
3.5. Voor zover in de bestreden besluiten de markt is heringedeeld en er vaste marktplaatsen zijn toegewezen, is geen sprake van algemeen verbindende voorschriften, maar van besluiten waartegen wel bezwaar en beroep openstaat. De toewijzing van vaste marktplaatsen aan de in de processen-verbaal genoemde betrokkenen impliceert daarbij eveneens de weigering van een vaste markplaats aan andere marktkooplieden.
3.6. Voor toewijzing van plaatsen op de markt wordt uitgegaan van de sollicitantenlijst. Dit is de lijst waarop een ieder, die in aanmerking wil komen voor een plaats op de markt, wordt opgenomen naar anciënniteit. Voor iedere markt is er een aparte lijst, dus ook de maandagse en zaterdagse markt op de Noordermarkt hebben ieder een aparte sollicitantenlijst.
Verzoeksters staan op beide lijsten. De lijsten zijn met de herindeling niet gewijzigd, zodat verzoeksters daarop dezelfde plaats hebben behouden die ze ook hadden voor de herindeling.
3.7. Verweerder haalt de plaats die de ingeschrevene op de sollicitantenlijst heeft onder meer door indien hij een voorkeurskaart of een vaste plaats op de markt weigert. Bovendien wordt de plaats doorgehaald indien de ingeschrevene als sollicitant niet ten minste viermaal per jaar een losse plaats op de markt heeft ingenomen. De vergunninghouders van een voorkeurskaart of een vaste plaats hebben de verplichting om ten minste tienmaal per kwartaal marktplaats in te nemen op een weekmarkt.
3.8. De wijziging die met de herindeling heeft plaatsgevonden ligt met name in de aanwijzing van vaste marktplaatsen. Op de zaterdagmarkt waren nooit vaste plaatsen aangewezen, op de maandagmarkt is het aantal vaste plaatsen substantieel verhoogd. Op grond van artikel 3.8, tweede lid van de Verordening komen bij een periodieke herindeling van een markt voor een vaste marktplaats in de eerste plaats in aanmerking de houders van een vergunning voor een andere vaste marktplaats, in de tweede plaats de personen genoemd in artikel 3.13 en in de derde plaats de houders van een voorkeurskaart. Bij deze toewijzing van vaste plaatsen wordt de volgorde van de zogenoemde sollicitantenlijst aangehouden.
3.9. Mede door de grotere aanwezigheidsplicht van de vaste plaatshouders is de druk op de overgebleven vrije plaatsen groter geworden. Deze losse plaatsen worden met toepasssing van artikel 3.9 van de Verordening toebedeeld aan de ‘s ochtends aanwezige sollicitanten in volgorde van hun plaats op de sollicitantenlijst; dit wordt de loting genoemd.
3.10. De voorzieningenrechter is allereerst van oordeel dat verzoeksters geen belang hebben bij schorsing van bestreden besluit II, de herindeling van de zaterdagmarkt.
Gelet op de posities van verzoekster op de sollicitantenlijst (plaatsen 37 en 48) komen zij, nadat de 29 vaste plaatsen zijn ingenomen, als 8e en 19e sollicitant aan de beurt voor de overgebleven 19 losse plaatsen. Zij zijn dus altijd via de loting verzekerd van een plaats op de zaterdagmarkt.
3.11. Het verschil met de situatie van voor de herindeling is onder meer dat verweerder ter zitting heeft gesteld een einde te willen maken met de ingesleten traditie dat de sollicitanten al om 7.00 uur mogen uitpakken en uitstallen. Verweerder wil strakker de hand gaan houden aan de regel dat de loting van de losse plaatsen om 9.00 uur ’s ochtends plaatsvindt, zodat eerst daarna de stallen kunnen worden ingericht. Dat heeft echter niets van doen met de herindeling van de markt.
3.12. Voor de maandagmarkt kan wel gezegd worden dat er sprake is van een zekere feitelijke verslechtering van verzoeksters posities. Doordat er meer vaste marktplaatsen zijn gecreëerd, zijn er minder losse marktplaatsen beschikbaar. Na de herindeling zijn er 28 losse plaatsen overgebleven en gelet op verzoeksters posities op de sollicitantenlijst zijn zij, anders dan op de zaterdagmarkt, niet verzekerd van een plek op de maandagmarkt.
3.13. De voorzieningenrechter stelt vast dat een eventuele beoordeling van de aanwijzing van (het aantal) vaste marktplaatsen stuit op hetgeen hiervoor al is overwogen: tegen deze aanwijzing is geen bezwaar en beroep mogelijk. Voor het overige is de wijze waarop de losse markplaatsen worden toegewezen geheel in overeenstemming met artikel 3.9 van de Verordening. Bovendien hadden verzoeksters ook voordat bestreden besluit I was genomen de status van sollicitant, zodat zij ook toen op grond van hun plaats op de sollicitantenlijst een plek op de markt dienden te bemachtigen via de loting. In zoverre zijn hun (formele) posities dan ook niet veranderd.
3.14. Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn die aanleiding zouden moeten geven om de bestreden besluiten te schorsen. Daarom zal de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afwijzen.
3.15. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om te bepalen dat verweerder het door verzoeksters betaalde griffierecht dient te vergoeden.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P. Smit, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. H.W. Grootendorst, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 december 2010.
de griffier de voorzieningenrechter
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB