RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08/4208 WMO
uitspraak van de meervoudige kamer
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres,
gemachtigde mr. C.E. Kolthof,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. J.C. Smit.
Verweerder heeft bij besluit van 28 februari 2008 de aanvraag van eiseres om een persoonsgebonden budget met betrekking tot een aanpassing van haar keuken afgewezen.
Eiseres heeft op 9 april 2008 een bezwaarschrift ingediend.
Eiseres heeft op 22 oktober 2008 een beroepschrift ingediend, gericht tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaarschrift.
Bij besluit van 20 november 2008 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 maart 2010. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij voornoemde gemachtigde.
2.1.1. Eiseres heeft op 18 februari 2008 een aanvraagformulier WMO ondertekend waarmee zij een vergoeding vraagt voor een huurachterstand en aanpassing van haar keuken. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) een onderzoek ingesteld en geadviseerd.
2.1.2. Verweerder heeft deze aanvraag op 28 februari 2008 afgewezen. Verweerder heeft uit het advies van CIZ afgeleid dat eiseres geen objectief aantoonbare beperkingen ondervindt in het normale gebruik van de keukenkastjes op grond waarvan de door eiseres gevraagde woonruimteaanpassing langdurig noodzakelijk zou zijn.
2.1.3. In het bestreden besluit heeft verweerder zijn afwijzing gehandhaafd. Verweerder heeft verwezen naar een nader advies van CIZ van 18 september 2008. Ook daarin is geconcludeerd dat eiseres in staat wordt geacht om op een aanvaardbare normale wijze gebruik te maken van de huidige keuken. Niet gebleken is dat eiseres niet kan hurken, bukken en/of reiken. Het CIZ heeft de door de gemachtigde van eiseres ingediende stukken bestudeerd en is op 1 september 2008 bij eiseres thuis geweest. Bovendien is er een arts betrokken geweest bij het onderzoek zodat het advies volgens verweerder op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen.
2.1.4. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit moet worden vernietigd omdat zij in haar belangen is geschaad doordat zij het advies van 25 februari 2008 niet toegezonden heeft gekregen. Verweerder heeft bovendien niet voldaan aan de op hem rustende vergewisplicht. Voorts is eiseres van mening dat haar bezwaarschrift gegrond had moeten worden verklaard nu verweerder in haar bezwaren aanleiding heeft gezien voor een nader onderzoek. Eiseres is van mening dat zij haar standpunten wel concreet onderbouwd heeft. Eiseres stelt voldoende medische gegevens te hebben overgelegd waardoor haar aanvraag alsnog had moeten worden toegekend.
2.1.5. Verweerder heeft in zijn verweerschrift van 27 januari 2009 te kennen gegeven dat abusievelijk wordt gesproken over een advies van 25 februari 2008. Bedoeld wordt het advies van 10 december 2007. Verweerder heeft aan haar oordeel toegevoegd dat eiseres nog niet is uitbehandeld. Bovendien is geen medische contra-expertise door eiseres overgelegd.
2.2.1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, onder 9, onderdeel 6 van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) wordt onder maatschappelijke ondersteuning verstaan: het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behouden en het bevorderen van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer.
2.2.2. Ingevolge artikel 4, eerste lid, onder a, van de WMO treft het college van burgemeester en wethouders ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 6, ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen een huishouden te voeren. Bij het bepalen van de voorzieningen houdt het college van burgemeester en wethouders ingevolge het tweede lid rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.
2.2.3. Ingevolge artikel 5 van de WMO stelt de gemeenteraad met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet bij verordening regels vast over de door het college van burgemeester en wethouders te verlenen individuele voorzieningen en de voorwaarden waaronder personen die aanspraak hebben op dergelijke voorzieningen recht hebben op het ontvangen van die voorziening in natura, het ontvangen van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget.
2.2.4. Op grond van artikel 2, tweede lid, van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning (hierna: de Verordening) kan een voorziening slechts worden toegekend voorzover:
a. deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen;
b. deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt;
c. deze in overwegende mate op het individu is gericht.
d. de kosten van de voorziening in redelijke verhouding staan tot de resterende technische levensduur van de woonruimte, het vervoermiddel of de rolstoel.
2.2.5. Ingevolge artikel 23, eerste lid, onder a van de Verordening verstrekt het college alleen een individuele woonvoorziening ter compensatie van aantoonbare beperkingen bij het normaal gebruik van de woning. Volgens de artikelsgewijze toelichting bij de Verordening wordt onder normaal gebruik verstaan de elementaire woonfuncties zoals slapen, eten en lichaamsreiniging.
2.2.6. Ingevolge artikel 35 van de Verordening kan het college in bijzondere gevallen ten gunste van de persoon met beperkingen afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
2.2.7. Verweerder heeft beleidsregels opgesteld ten aanzien van woningaanpassing.
2.3. Beoordeling van het geschil
2.3.1. Beroep niet tijdig beslissen
2.3.2. Eiseres heeft op 9 april 2008 bezwaar aangetekend tegen het primaire besluit van 28 februari 2008. Op grond van 7:10, eerste lid, van de Awb heeft verweerder binnen zes weken te beslissen. Er is immers geen adviescommissie ingesteld. De rechtbank constateert dat eiseres in de gelegenheid gesteld om de bezwaargronden in te dienen en de hoorzitting is uitgesteld. Op 22 oktober 2008 was de termijn om op het bezwaar te beslissen echter ruimschoots overschreden.
2.3.3. Het beroep van 22 oktober 2008 wordt op grond van artikel 6:20 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 20 november 2008.
Nu verweerder een (reëel) besluit op het bezwaar heeft genomen en voorts niet is gebleken dat eiseres nog een belang heeft bij dit beroep, zal de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank ziet aanleiding verweerder in verband hiermee te veroordelen in de proceskosten van eiseres waarbij 1 punt wordt toegekend voor het beroepschrift, wegingsfactor 0,25. Het griffierecht wordt geacht mede betrekking te hebben op het beroep tegen het bestreden besluit.
2.3.4. Inhoudelijk beroep
2.3.5 In artikel 3:9 van de Awb is bepaald dat indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en omstandigheden door een adviseur verricht, het bestuursorgaan er zich van dient te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
2.3.6 Uit jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), blijkt dat een besluit dat berust op het advies van een medisch adviseur, zodanig inzichtelijk gemotiveerd dient te zijn dat de belanghebbende zich daartegen gericht teweer kan stellen. Dit betekent dat duidelijk moet zijn op grond van welke vormen van onderzoek en op basis van welke gegevens de adviseur tot zijn bevindingen is gekomen. Voorts ligt daarin besloten dat, indien de belanghebbende het medische advies op een of meer punten concreet onderbouwd weerspreekt, het niet met de in artikel 3:9 van de Awb neergelegde vergewisplicht in overeenstemming is dat het bestuursorgaan daaraan zonder meer voorbijgaat door te volharden in de enkele verwijzing naar het advies. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 25 juli 2007, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer: BB0694.
2.3.7 Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder zijn vergewisplicht heeft geschonden door het advies van 25 februari 2008 niet aan haar toe te sturen. De rechtbank constateert echter dat het vermelden van het CIZ-advies van 25 februari 2008 door verweerder berust op een kennelijke verschrijving van verweerder. Er blijkt geen advies op die betreffende datum te zijn opgesteld. De rechtbank ziet geen reden aan deze kennelijke verschrijving gevolgen te verbinden. De beroepsgrond van eiseres dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn vergewisplicht door het door het advies van 25 februari 2008 niet aan haar toe te zenden faalt nu er geen advies van die datum blijkt te zijn.
2.3.8 Uit het bestreden besluit blijkt voorts dat verweerder in het bezwaarschrift aanleiding heeft gezien om een nieuw onderzoek door het CIZ te laten verrichten naar de gezondheidssituatie van eiseres. Uit het CIZ-advies van 18 september 2008 blijkt dat door een adviseur en een CIZ-arts opnieuw onderzoek is gedaan, waarbij de arts zich heeft gebaseerd op gegevens van eiseres, haar huisarts en de behandelende reumatoloog van het VU-ziekenhuis. Voorts heeft tweemaal een huisbezoek bij eiseres plaatsgevonden. Uit het advies blijkt dat op grond van de medische situatie en de aanwezige mogelijkheden en beperkingen is er geen noodzaak om tot aanpassing van de keuken over te gaan. Eiseres is niet zodanig beperkt in haar mobiliteit dat zij niet kan hurken, bukken en of reiken (kortdurende belasting).
2.3.9 De rechtbank is van oordeel dat, gezien de deskundigheid van het CIZ, verweerder mocht afgaan op het door het CIZ uitgebrachte advies. Het CIZ was bekend met de medische achtergrond van eiseres en beschikte over informatie die noodzakelijk is voor het uitbrengen van een zorgvuldig advies. Eiseres heeft aanvullende stukken overgelegd maar deze stukken bieden onvoldoende redenen om te twijfelen aan het door het CIZ uitgebrachte advies. De stukken werpen echter geen nieuw licht op de zaak. Niet is weerlegd dat het normaal gebruik van de keuken niet mogelijk is. Eiseres heeft derhalve onvoldoende onderbouwd dat de conclusies van het CIZ niet kloppen.
2.3.10 Gezien het voorgaande ziet de rechtbank in hetgeen eiseres heeft aangevoerd onvoldoende aanknopingpunten dat het advies van het CIZ onzorgvuldig tot stand is gekomen. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank dan ook op dit advies kunnen baseren.
2.3.11 De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Gort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 april 2010.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D:
SB