ECLI:NL:RBAMS:2010:BZ3653

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juni 2010
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/2409 WMO
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th. van der Windt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van hulp bij het huishouden op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak heeft eiseres, wonende te [plaats], beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiseres had op 23 december 2008 een aanvraag ingediend voor hulp bij het huishouden op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college heeft op 19 februari 2009 besloten om eiseres te indiceren voor hulp bij het huishouden gedurende zes uur per week. Eiseres was het niet eens met deze indicatie en heeft bezwaar aangetekend, wat door het college op 16 april 2009 ongegrond is verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak op 28 april 2010 behandeld. Eiseres stelde dat zij in een hogere indicatieklasse ingedeeld diende te worden, omdat de toegekende hulp niet voldoende aansluit bij haar gezondheid en leefomstandigheden. De rechtbank oordeelde echter dat er geen aanleiding was om eiseres meer uren huishoudelijke verzorging toe te kennen. De rechtbank baseerde haar oordeel op het advies van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), dat na medisch onderzoek had vastgesteld dat eiseres beperkingen ondervond bij het uitvoeren van huishoudelijk werk, maar dat de indicatie van zes uur per week voldoende was.

De rechtbank concludeerde dat eiseres niet had onderbouwd waarom er in haar geval meer uren toegekend zouden moeten worden dan de normering in de Beleidsregels voor de voorzieningen uit de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning. Ook voor de aanvraag van compensatie voor het bereiden van maaltijden heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij geen gebruik kan maken van voorliggende voorzieningen, zoals maaltijddiensten. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd gedaan door mr. Th. van der Windt, rechter, en is openbaar uitgesproken op 8 juni 2010.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/2409 WMO
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres,
gemachtigde mr. E. Stap,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. J.C. Smit.
Procesverloop
Bij besluit van 19 februari 2009 heeft verweerder eiseres geïndiceerd voor hulp bij het
huishouden gedurende zes uur per week.
Bij besluit van 16 april 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van
19 februari 2009 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 april 2010.
Eiseres is ter zitting vertegenwoordigd door mr. J.W.F. Meninck. Verweerder is
vertegenwoordigd door mr. J.C. Smit.
Overwegingen
1. Feiten en omstandigheden
1. .1. Eiseres heeft op 23 december 2008 een aanvraag ingediend voor hulp bij het
huishouden op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (hierna: Wmo).
1.2. Ter beoordeling van deze aanvraag heeft verweerder het Centrum Indicatiestelling
Zorg (hierna: CIZ) verzocht om advies. Het CLZ heeft op grond van medisch onderzoek
vastgesteld dat eiseres vanwege ziekte beperkingen ondervindt ten aanzien van de uitvoering
van huishoudelijk werk.
1.3. Het CIZ heeft vervolgens een positieve indicatie voor overname van het zwaar
huishoudelijk werk, onderhoud textiel/de was en het licht huishoudelijk werk afgegeven voor
in totaal 6 uur per week. Hierdoor komt eiseres uit in indicatieklasse 3.
2. Wettelijk kader
2.1. Op grond van artikel 1 , aanhef en onder u, van de Verordening voorzieningen
maatschappelijke ondersteuning van de gemeente Amsterdam (hierna: de Verordening)
wordt onder “hulp bij het huishouden” verstaan — voor zover hier van belang — het
ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het
huishouden in verband met een somatische beperking die leidt tot het disfunctioneren van de
verzorging van het huishouden van de persoon met beperkingen, te verlenen door een
instelling.
2.2. Op grond van artikel 21 , eerste lid, van de Verordening verstrekt het college alleen
een individuele voorziening voor hulp bij het huishouden ter compensatie van aantoonbare
beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden.
2.3. Op grond van artikel 22 van de Verordening wordt de omvang van de
huishoudelijke verzorging uitgedrukt in klassen, waarbij — voor zover hier van belang — de
volgende klassen met de daarbij behorende uren kunnen worden toegekend:
(...)
Klasse 2: 2 tot en met 3.9 uur per week:
Klasse 3: 4 tot en met 6.9 uur per week;
Klasse 4: 7 tot en met 9.9 uur per week:
(...)
2.4. Op grond van artikel 35 van de Verordening kan het college in bijzondere gevallen
ten gunste van de persoon met beperkingen afwijken van de bepalingen van deze
verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegend aard
leidt.
3. Inhoudelijke beoordeling
3.1. Eiseres stelt zich in hoofdzaak op het standpunt dat zij in een hogere klasse dient te
worden ingedeeld, aangezien de door verweerder toegekende hulp niet voldoende aansluit bij
haar gezondheid en leefomstandigheden.
3.2. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat geen aanleiding eiseres meer uren toe te
kennen en in een hogere klasse in te delen. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
3.3. Verweerder heeft de toekenning gebaseerd op het advies van het CIZ. Dit advies is
tot stand gekomen na een medisch onderzoek door medisch adviseur [A]. Deze heeft
informatie opgevraagd bij de huisarts en eiseres ook persoonlijk gezien en gesproken op het
spreekuur. Bovendien heeft de medisch adviseur acht geslagen op röntgeninformatie uit het
Slotervaart-ziekenhuis.
3.4. Naar het oordeel van de rechtbank is het advies van het CIZ op objectieve wijze,
inzichteljk en zorgvuldig opgesteld. De rechtbank stelt vast dat het advies concludent is en
geen onjuiste feiten bevat. Ook anderszins geeft het advies door de wijze waarop het is
opgesteld geen aanleiding te twijfelen over de juistheid van de daarin verwoorde conclusie.
Eiseres heeft zelf ook geen medische stukken ingebracht die doen twijfelen aan die juistheid.
Verweerder heeft zich daarom bij de beoordeling van de aanvraag op het advies van het CIZ
mogen baseren.
3.5. Verweerder heeft in een bijlage bij hoofdstuk 3: “Normering hulp bij het
huishouden” van de Beleidsregels voor de voorzieningen uit de Verordening voorzieningen
maatschappelijke ondersteuning (Hierna: de Beleidsregels) een normering opgenomen voor
hulp bij het huishouden. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres op grond van deze in de
Beleidsregels opgenomen normering de maximale hoeveelheid uren toegekend heeft
gekregen voor de voor haar geïndiceerde taken. Eiseres heeft niet onderbouwd waarom
verweerder in haar geval per taak meer uren zou moeten toekennen dan in de Beleidsregels
als normering is opgenomen.
3.6. Voor zover eiseres bedoeld heeft dat zij ook in aanmerking dient te komen voor
compensatie voor het bereiden van maaltijden is de rechtbank van oordeel dat verweerder
zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het bestaan van een voorliggende voorziening
(zoals maaltijddiensten) aan de toekenning daarvan in de weg staat. Eiseres heeft niet
aannemelijk gemaakt dat zij daarvan vanwege medische dan wel praktische redenen geen
gebruik kan maken. Zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht wordt door de
maaltijddienst rekening gehouden met diverse individuele wensen, zoals halalbereiding en
maaltijden voor diabetici, zodat ook dat er niet aan in de weg hoeft te staan dat eiseres van
deze voorziening gebruik kan maken.
3.7. Tot slot heeft eiseres geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht die
verweerder aanleiding hadden dienen te geven tot toepassing van de hardheidsclausule.
3.8. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het beroep van eiseres niet
kan slagen. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
3.9. Voor een veroordeling in de proceskosten of een vergoeding van het griffierecht
bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Th. van der Windt, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.H. Broier, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2010.
de griffier de rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op: 08 juni 2010
D: C
SB