Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Dexia Nederland B.V.,
1.Verdere verloop van de procedure
- de akte na tussenvonnis, met producties, van [eiser in conventie, verweerder in reconventie];
- de antwoordakte tevens houdende akte wijziging eis, met producties, van Dexia;
- de antwoordakte tevens akte tot rectificatie, met producties, van [eiser in conventie, verweerder in reconventie].
2.Verdere beoordeling
geensprake was van een onaanvaardbare zware financiële last. Daartoe heeft Dexia het volgende gesteld. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft geen GBA uittreksel overlegd, waaruit blijkt dat zijn gezinssamenstelling bestond uit 2 volwassenen en één kind. Voorts gaat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] er ten onrechte vanuit dat de winst uit onderneming niet als inkomen gezien mag worden. Volgens Dexia blijkt uit de aard van de post “winst uit onderneming”, dat die inkomsten reeds zijn onttrokken uit de onderneming en dus niet zijn aangewend voor het aantrekken van het vermogen of om de onderneming gezond te maken. De winst uit onderneming dient dan ook naast het loon in de berekening bij het inkomen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te worden meegenomen. Ten slotte is Dexia van oordeel dat de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] opgenomen premies voor lijfrentepolissen en ziektekosten buiten beschouwing gelaten moeten worden.
lease-overeenkomsten 1, 2 en 3niet had behoren te ontraden omdat daardoor naar redelijke verwachting
nieteen onaanvaardbaar zware financiële last op [eiser in conventie, verweerder in reconventie] werd gelegd. In navolging van het Amsterdamse hof is de kantonrechter van oordeel dat deze (na verrekening van voordeel resterende) schade aan termijnen geheel voor rekening van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] behoort te blijven. Voor de aan bovenbedoelde beoordeling ten grondslag liggende berekeningen wordt verwezen naar de aan dit vonnis gehechte bijlagen I, II en III.
lease-overeenkomst 4wel had behoren te ontraden, omdat daardoor naar redelijke verwachting
weleen onaanvaardbaar zware financiële last op [eiser in conventie, verweerder in reconventie] werd gelegd. In navolging van het Amsterdamse hof is de kantonrechter van oordeel dat van de (na verrekening van voordeel resterende) schade bestaande uit termijnen in beginsel 1/3 deel vanwege eigen schuld voor rekening van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] behoort te blijven. Voor de aan bovenbedoelde beoordeling ten grondslag liggende berekening wordt verwezen naar de aan dit vonnis gehechte bijlage IV.
€ 7.745,62 aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen.