ECLI:NL:RBAMS:2011:6908

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2011
Publicatiedatum
30 april 2013
Zaaknummer
AWB 10-5245 GEMWT
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.D. Reiling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om handhaving van het gebruik van de museumtuin als doorlooproute en bezichtigingsplek

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 oktober 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, wonende te Amsterdam, en het Dagelijks Bestuur van het Stadsdeel Amsterdam-Centrum. De eisers hebben beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun verzoek om handhavend op te treden tegen het gebruik van de tuin van het museum als doorlooproute en bezichtigingsplek. Het primaire besluit van 12 januari 2010, waarbij het verzoek van eisers werd afgewezen, werd door verweerder gehandhaafd in het bestreden besluit van 20 september 2010, ondanks het advies van de Bezwarencommissie om het bezwaar van eisers gegrond te verklaren. De rechtbank heeft de zaak op 28 juli 2011 behandeld, waarbij eisers en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De derde-belanghebbende, het museum, was ook vertegenwoordigd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het gebruik van de tuin door bezoekers van het museum als doorgang en bezichtigingsplek niet in strijd is met het bestemmingsplan 'Vijzelstraat-Amstel'. De rechtbank overweegt dat het bestemmingsplan de bestemming 'Tuinen en erven' heeft, en dat het gebruik van de tuin door bezoekers van het museum in overeenstemming is met de bestemming van het hoofdgebouw. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de ruimtelijke uitstraling van het gebruik en de aard, omvang en intensiteit van het gebruik. De rechtbank concludeert dat het gebruik van de tuin als doorlooproute en bezichtigingsplek niet leidt tot onevenredige overlast voor omwonenden en dat er geen sprake is van bedrijfsmatige activiteiten die in strijd zijn met de bestemming.

De rechtbank verklaart het beroep van eisers ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 10/5245 GEMWT

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] en [naam 2] ,

wonende te Amsterdam, eisers,
en

het Dagelijks Bestuur van het Stadsdeel Amsterdam-Centrum,

verweerder
gemachtigde: mr. C.J. Brinks.
Tevens is uitgenodigd om aan het geding deel te nemen:
Museum [naam museum] ,
derdebelanghebbende.

Procesverloop

Bij besluit van 12 januari 2010 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eisers om handhavend op te treden tegen het gebruik van de tuin van het pand aan de [adres] , afgewezen.
Bij besluit van 20 september 2010 heeft verweerder, in afwijking van het advies van de Bezwarencommissie, het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eisers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juli 2011.
Eisers zijn verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door de gemachtigde. De derde-belanghebbende is vertegenwoordigd door [woordvoerder] .

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden.
1.1.
De tuin, gelegen tussen [adres] en [adres] te Amsterdam, behoort bij het museum [naam museum] . Het bestemmingsplan Vijzelstraat-Amstel bepaalt de bestemming als “Tuinen en erven”, met als nadere aanduiding “keurtuin”. Het hoofdgebouw van het museum bevindt zich aan [adres] . Bezoekers van het museum hebben toegang via de ingang aan [adres] . Eisers wonen aan [adres] in de nabije omgeving.
1.2.
Op 24 maart 2009 en op 6 april 2009 hebben eisers verzocht om handhaving van het bestemmingsplan “Vijzelstraat-Amstel” voor het gebruik van de keurtuin behorend bij het museum [naam museum] aan de [adres] / [adres] .
1.3.
Bij het primaire besluit heeft verweerder dit verzoek van eisers afgewezen. Verweerder heeft daarbij overwogen dat het gebruik van de keurtuin door de bezoekers en medewerkers van het museum als doorgang om van de ene naar de andere locatie van het museum te kunnen komen, niet in strijd is met het bestemmingsplan. Verweerder heeft wel aangegeven handhavend te zullen optreden ten aanzien van horeca-activiteiten en bedrijfsmatig gebruik van de keurtuin.
1.4.
In het bestreden besluit heeft verweerder, in afwijking van het advies van de bezwarencommissie van 8 juli 2010, maar in overeenstemming met het contrair advies van de Sector bouwen en wonen van 2 september 2010, het primaire besluit gehandhaafd.
1.5.
In beroep hebben eisers aangevoerd dat het gebruik van de tuinen in strijd is met het bestemmingsplan. Het gebruik is in strijd met het beschermde karakter van de keurtuinen, het normale gebruik van een tuin en het goed fatsoen dat buren voor elkaar moeten betrachten. Het gebruik van de keurtuin en het terras is bedrijfsmatig.
1.6.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat het gebruik van de tuin als verkeersruimte in het bestemmingsplan past, en niet tot onevenredige overlast voor de omwonenden leidt.
1.7.
De derde belanghebbende heeft aangevoerd dat de tuin tussen beide gebouwen van het museum alleen wordt doorlopen door de bezoekers die het museum bezoeken, en dat uit onderzoek is gebleken dat er geen sprake is van grote bezoekersstromen.
2.
Wettelijk kader.
2.1.
Artikel 5, tiende lid, sub d, onder 3, van de planvoorschriften bepaalt dat verboden gebruik van onbebouwde gronden in elk geval het gebruik voor horeca- en bedrijfsdoeleinden is.
2.2.
Artikel 14 van de planvoorschriften bepaalt dat het verboden is de gronden binnen het plangebied te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de bestemming.
3.
Inhoudelijke beoordeling.
Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder handhavend is opgetreden ten aanzien van gebruik van de tuin voor horeca-doeleinden, en dat de tuin sindsdien niet meer voor horeca-doeleinden wordt gebruikt.
Het geschil van partijen spitst zich toe op de vraag of het gebruik van de tuin door het museum als doorlooproute en als bezichtigings- en rondloopplek door bezoekers in strijd is met de bestemming “Tuinen en erven”.
Volgens eisers gebruikt het museum de tuin bedrijfsmatig. Het museum adverteert met de tuinen, er worden exposities in de tuinen gehouden, rondleidingen gegeven etc. Eisers constateren al jarenlang dat de tuinen hiervoor worden gebruikt. Het museum leidt bezoekers willens en wetens bedrijfsmatig door een tuin, omdat bezoekers aan de [adres] binnen komen en door de tuinen naar [adres] worden geleid. Het wordt als één geheel gebruikt. Eisers vragen zich af waarom de ingang aan de [adres] niet als ingang wordt gebruikt. De tuin wordt als openbare ruimte gebruikt.
Bij de beoordeling is in de eerste plaats van belang dat de tuin in kwestie wordt omsloten door percelen met de bestemming “Gemengde doeleinden”. Hieruit vloeit volgens vaste jurisprudentie voort dat de binnentuinen gebruikt mogen worden ten behoeve van de functies die zijn toegelaten op grond van de bestemming “Gemengde doeleinden”, in dit geval “sociaal-culturele voorzieningen / museum”, zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), te vinden op
www.rechtspraak.nlonder LJ-nummer AU1761.
De vraag of een bepaalde activiteit strijdig is met de op een perceel rustende bestemming moet volgens vaste jurisprudentie beoordeeld worden aan de hand van de ruimtelijke uitstraling die dat gebruik gezien zijn aard, omvang en intensiteit heeft. Zie hiervoor bij voorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 22 maart 2001, Gst. 2001, 7145, 10. Bepalend is of deze uitstraling van dien aard is dat deze niet meer valt te rijmen met de hoofdfunctie van het perceel.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
 Het gebruik van de tuinen als bezichtigings- en rondloopplek
Volgens zowel het advies van de bezwarencommissie van 8 juli 2010 als het advies van Sector bouwen en wonen van 2 september 2010 is dit gebruik toegestaan. Wanneer bezoekers van het museum de tuinen bezichtigen en daar rondlopen, staat dit gebruik namelijk ten dienste van de bestemming van het hoofdgebouw. Het gebruik van de tuinen vloeit dan voort uit het gebruik als museum dan wel als sociaal-culturele voorziening. De ruimtelijke uitstraling van dat gebruik is naar het oordeel van de bezwarencommissie en de Sector bouwen en wonen ook in overeenstemming met de bestemming van het hoofdgebouw. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het gebruik van de tuinen door bezoekers om te bezichtigen en om in rond te lopen in overeenstemming is met de bestemming van het hoofdgebouw. Het gebruik is daarom niet in strijd is met het bestemmingsplan.
 Het gebruik van de tuinen als doorlooproute
Verweerders beleidsnota van 26 november 2009 bepaalt dat alle gebruik van tuinen anders dan als verkeersruimte bedrijfsmatig gebruik is en dus niet is toegestaan. Zolang en voor zover tuinen bij niet-woonfuncties in de hoofdbebouwing worden gebruikt als verkeersruimte, dus om door(heen) te lopen, dan is ingevolge deze beleidsnota sprake van het normale gebruik van de tuin. De Sector bouwer en wonen heeft in het advies van 2 september 2010 gemotiveerd aangegeven dat geen sprake is van grote bezoekersaantallen. De buiteninspecteur heeft drie constateringsrapporten opgemaakt, en heeft geen grote bezoekersaantallen geconstateerd. Volgens het museum zelf telt het per jaar ongeveer 35.000 bezoekers, en was het gemiddelde aantal bezoekers per dag in 2008 lager dan 35, dat is gemiddeld minder dan 6 bezoekers per uur. Eisers hebben hier geen concrete gegevens tegenover gesteld die tot andere conclusies leiden. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het gebruik van de tuinen als doorloop- en/of verkeersruimte op grond van verweerders beleid niet in strijd is met het bestemmingsplan.
 Het gebruik van de tuinen ten behoeve van bedrijfsmatige- en horeca-activiteiten
Eisers hebben verder aangevoerd dat in de tuinen ook bedrijfsmatige- en horeca-activiteiten worden ontplooid. Ter zitting is gebleken dat het museum de horeca-activiteiten heeft gestaakt nadat verweerder daar handhavend tegen was opgetreden. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers hier tegenover onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van bedrijfsmatige activiteiten die niet behoren tot de museumfunctie. Activiteiten zoals de Open Tuinendagen, beeldenexposities en trouwlocaties zijn weliswaar zelfstandige activiteiten, maar de activiteiten staan naar het oordeel van de rechtbank ten dienste van de functie van het museum als sociaal-culturele voorziening.
Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank dat geen sprake is van gebruik dat in strijd is met de bestemming. Het beroep van eisers is dus ongegrond.
De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.D. Reiling, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Niersman, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2011.
de griffier,
de rechter,

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D: C
SB