Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
3.14.Tros heeft onder meer aangevoerd dat Pretium geen rechtmatig belang heeft omdat alleen het uitgezonden beeld- en geluidsmateriaal relevant is en aangezien Pretium reeds beschikt over een transcriptie van de tijdens de cursus op het callcenter gevoerde telefoongesprekken. Dit betoog gaat echter ten onrechte voorbij aan het door Pretium aangevoerde belang, namelijk - kort gezegd - dat kan worden onderzocht of de voor haar belastende uitlatingen in het callcenter die onderdeel uitmaken van de uitgezonden compilatie uitgelokt zijn door de infiltrant/reporter, in welke context de in de uitzending getoonde uitlatingen en handelingen in het callcenter zijn gedaan en in hoeverre er sprake is van manipulatie of onjuiste weergave van de feitelijke gebeurtenissen in het callcenter. Een en ander kan naar het oordeel van de rechtbank relevant zijn voor het antwoord op de vraag of (met name) de televisie-uitzending van 29 september 2008, waarin de compilatie is uitgezonden, als onrechtmatig jegens Pretium moet worden aangemerkt. Anders dan Tros heeft aangevoerd, is het niet noodzakelijk dat Pretium in het kader van dit incident verder feitelijk onderbouwt dat sprake is geweest van uitlokking, manipulatie of onjuiste weergave als hiervoor bedoeld.(…)
per direct te staken en gestaakt te houden totdat op een incidentele vordering als bedoeld in artikel 351 Rv is beslist;’
“Indien hoger beroep is ingesteld tegen een vonnis dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, kan de hogere rechter op vordering van een partij alsnog de tenuitvoerlegging van een vonnis schorsen.”
3.3. Het recht op journalistieke bronbescherming valt onder de bescherming van artikel
3. (…) Dit incidentele vonnis betreft (…) een tussenvonnis, waarvan ingevolge artikel 337 lid 2 Rv hoger beroep slechts mogelijk is tegelijk met het eindvonnis. Gesteld noch gebleken is dat de rechtbank van haar vonnis tussentijds beroep heeft opengesteld. (…)
5. Tros heeft nog aangevoerd dat er in het onderhavige geval gronden zijn om, op basis van de zogenaamde ‘doorbraakjurisprudentie’, het appelverbod te doorbreken. Daarvoor heeft zij het volgende aangevoerd:
a) de beslissing van de rechtbank is in strijd met zowel nationaal als Europees recht en berust op een juridische kennelijke misslag, aangezien de rechtbank ten onrechte artikel 10 EVRM buiten toepassing heeft gelaten;
b) er is sprake van een ernstig verzuim van vormen: de vrijheid van meningsuiting en nieuwsgaring en het toepassen van (de belangenafweging van) artikel 10 EVRM is een zo fundamenteel rechtsbeginsel, dat bij veronachtzaming ervan van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet meer kan worden gesproken.
6. Het hof stelt vast dat de rechtbank in rechtsoverweging 3.21 van haar vonnis is ingegaan op het beroep van Tros op artikel 10 EVRM. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verstrekking door Tros aan Pretium van een afschrift van de volledige opname(n) die is/zijn gemaakt door een infiltrant/reporter van Tros met een verborgen camera in het callcenter, geen inbreuk oplevert op het in artikel 10 EVRM beschermde recht van vrije nieuwsgaring. Naar het oordeel van het hof is hier geen sprake van een situatie waarin de rechtbank artikel 10 EVRM buiten toepassing heeft gelaten. Evenmin is anderszins sprake van een kennelijke misslag. Het enkele feit dat Tros van mening is dat de beslissing van de rechtbank op dit punt onjuist is, brengt dit niet mee. De in rov. 5 onder a genoemde grond wordt derhalve verworpen.
7. Ook de in rov. 5 onder b genoemde grond gaat niet op. Van een veronachtzaming door de rechtbank van artikel 10 EVRM is geen sprake. Zoals reeds overwogen heeft de rechtbank geoordeeld dat de verstrekking door Tros aan Pretium van een afschrift van de volledige opname(n) die is/zijn gemaakt door een infiltrant/reporter van Tros (…) geen inbreuk oplevert op het in artikel 10 lid 1 EVRM beschermde recht van vrije nieuwsgaring. Aan een belangenafweging als bedoeld in artikel 10 lid 2 EVRM is de rechtbank op die grond niet toegekomen. Hetgeen Tros aanvoert is onvoldoende om te concluderen dat bij de beoordeling van het geschil door de rechtbank geen sprake is geweest van een eerlijke en onpartijdige behandeling.”
In deze kortgedingprocedure ligt de vraag voor of het vonnis in het incident(het vonnis van 2 februari, vzr.)
thans kan worden geëxecuteerd. In het midden kan dus blijven of het arrest van 21 juni 2011 juridische of feitelijke misslagen bevat. De executie van dat arrest is immers niet aan de orde. In het kortgedingvonnis(het vonnis van 25 februari. vzr.)
is geoordeeld dat de executie van het vonnis in het incident moet worden geschorst, totdat het gerechtshof 's-Gravenhage ten aanzien van laatstgenoemd vonnis over een vordering ex artikel 351 Rv heeft beslist. Dat heeft het hof inmiddels gedaan. (…) Niet gesteld of gebleken is dat (…) tegen het arrest tussentijds beroep in cassatie openstaat. Er moet derhalve in deze kortgedingprocedure worden uitgegaan van de beslissing die in het arrest is neergelegd. De voorzieningenrechter concludeert dat aan de (…) gestelde voorwaarde voor opheffing van de schorsing is voldaan. Dat kortgedingvonnis staat dan ook niet meer aan de executie van het vonnis in het incident in de weg. Dat het hof in het arrest niet is toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de grieven van Tros, doet hier niet aan af.”
op grond van art. 843a Rv uiterlijk 21 september 2011 aan de advocaat van Tros te hebben afgegeven afschriften op CD van alle volledige door Pretium en/of CPM(het door Pretium ingeschakelde callcenter, vzr.)
vervaardigde geluidsopnamen van de door cursusleider A en infiltrant B gevoerde volledige telefonische telemarketeergesprekken tijdens de CPM/Pretiumcursus (…)”op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- per dag, tot een maximum van € 500.000,-. (De advocaat van) Pretium dient op grond van dit vonnis (hierna ook: het vonnis van 7 september) hetzelfde materiaal aan de rechtbank af te geven. Voorts is in het vonnis bepaald dat (de advocaat van) Tros aan de rechtbank de afschriften op dvd van het volledige beeld- en geluidsmateriaal dat zij heeft opgenomen bij de infiltratie met de verborgen camera tijdens de CPM-cursus voor Pretium aan de rechtbank diende af te geven.
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Tros alle omstandigheden van dit concrete geval afwegende (…) op haar beurt (…) recht op de door haar (…) gevorderde afschriften van kort gezegd de volledige geluidsopnamen van 16 september 2008. Daarover heeft Pretium in dit specifieke geval naar uit haar eigen stellingen volgt daadwerkelijk de beschikking gehad. Die zelf gestelde daadwerkelijke beschikking over de volledige geluidsopnamen van CPM behoort Pretium gelet op de met Tros gerezen conflicten rechtens nog steeds te hebben. Evenals het volledige ruwe beeldmateriaal van Tros kan dit volledige geluidsmateriaal (…) in dit specifieke geval relevant zijn voor de beoordeling en verificatie van de betwiste feitelijke stellingen van partijen en voor de beslissing op het kernconflict. Dat kernconflict is of de tussen partijen omstreden uitzending van Tros Radar (…) wel of niet de grenzen van de maatschappelijke en/of journalistieke betamelijkheid jegens Pretium heeft overschreden.
3.Het geschil in conventie
4.De beoordeling in conventie
volledigebeeld- en geluidsmateriaal en Pretium Tros niet hoefde te waarschuwen dat het materiaal van 6 juli 2011 incompleet was. Pretium kon er overigens niet eerder dan in september 2011 mee bekend zijn dat Tros een deel van het af te geven materiaal niet had verstrekt. Pretium kan dan ook niet verweten worden dat zij de dwangsommen heeft laten oplopen. Ook de omstandigheid dat reeds het maximum aan dwangsommen was verbeurd toen Pretium de incassering daarvan aanzegde, staat het verbeurd zijn van de dwangsommen als zodanig niet in de weg.
.Dat zij slechts gedeeltelijk niet aan het vonnis heeft voldaan is onvoldoende om te oordelen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Pretium de volledige dwangsom executeert.
5.De beslissing
- aan explootkosten,
- aan griffierecht en
- aan salaris advocaat;
- aan salaris advocaat,
- te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 68,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;