In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 januari 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Eiseres had een verklaring van geen bezwaar nodig voor de vervulling van een vertrouwensfunctie op een Nederlandse burgerluchthaven, maar deze was geweigerd. De weigering was gebaseerd op een veiligheidsonderzoek uitgevoerd door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), waaruit bleek dat eiseres in het verleden was veroordeeld voor een geweldsdelict. De rechtbank oordeelde dat de Minister in redelijkheid had kunnen besluiten dat dit delict niet als een jeugdzonde kon worden aangemerkt, ondanks het feit dat eiseres ten tijde van het delict minderjarig was. De rechtbank benadrukte dat de aard van de delicten, die geweld betroffen, niet verenigbaar was met de vereisten voor een vertrouwensfunctie in de luchtvaart.
Eiseres voerde aan dat haar veroordeling een eenmalige ontsporing was en dat zij sindsdien geen politiecontacten meer had gehad. De rechtbank oordeelde echter dat het belang van de nationale veiligheid zwaarder woog dan de persoonlijke belangen van eiseres. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat de door eiseres aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om van het beleidsuitgangspunt van de Minister af te wijken. De uitspraak werd gedaan door mr. J.A.A.G. de Vries, in aanwezigheid van griffier B.O. Schaafsma.