vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 457911 / HA ZA 10-1445
Vonnis van 12 januari 2011
[A],
wonende te --,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. P.J. Sandberg,
1. [B],
2. [C],
beiden wonende te --,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. L. Scheffer,
3. HEN DIE VERBLIJVEN OP HET ADRES --, te --
gedaagden in conventie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [A] en respectievelijk [B] en [C] en de anonieme krakers genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 13 april 2010, met producties,
- het herstelexploot van 4 mei 2010, met producties,
- de conclusie van antwoord in conventie en conclusie van eis in reconventie, met producties,
- het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 7 juli 2010, waarin een comparitie van partijen is bevolen,
- het proces-verbaal van comparitie van 20 oktober 2010,
- de brief van 2 november 2010 van mr. Sandberg.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Het pand gelegen aan de -- te -- (hierna: het pand) is sinds 1977 eigendom van [A]. [A] is thans 84 jaar. Op 22 november 2008 is het pand gekraakt. Het pand bestaat uit een bedrijfsruimte op de begane grond, twee woonverdiepingen en een zolderverdieping. Thans wonen (onder meer) [B] en [C] in het pand.
2.2. Bij dagvaarding van 2 juni 2009 heeft [A] de krakers van het pand (anoniem) gedagvaard in kort geding. In die procedure is [B] verschenen. Bij vonnis van 25 juni 2009 is de door [A] ingestelde ontruimingsvordering afgewezen.
in conventie
3.1. [A] vordert [B] en [C] en de anonieme krakers bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, ieder voor zich te veroordelen het pand, waaronder begrepen alle ruimten/verdiepingen -- met het hunne en de hunnen leeg en ontruimd te verlaten, onder inlevering van de sleutels aan [A], met machtiging aan [A] het vonnis zo nodig te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm, voorts met veroordeling van gedaagden in de kosten van deze procedure.
3.2. [B] en [C] voeren verweer.
in reconventie
3.3. [B] en [C] verzoeken hun het huurrecht voor deze ruimte toe te wijzen tegen een voor deze ruimte redelijke huurprijs, onder veroordeling van [A] in de kosten van het geding.
3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat [B] en [C] het pand, dat eigendom is van [A], zonder recht of titel bezetten. Zij maken derhalve inbreuk op het eigendomsrecht van [A].
4.2. Een vordering als de onderhavige (tot ontruiming van een woning) strekt tot het beëindigen van die inbreuk. Een dergelijke vordering is toewijsbaar indien de eigenaar van de onroerende zaak voldoende belang bij die ontruiming heeft. Van onvoldoende belang kan sprake zijn indien de gebruiksbeëindiging leidt tot leegstand, met dien verstande dat niet iedere leegstand aan toewijzing van een ontruimingsvordering in de weg staat, maar alleen die leegstand waarvoor geen rechtvaardiging is te vinden. Hier is sprake van een concretisering van de in artikel 3:303 van het Burgerlijk Wetboek neergelegde regel: “Zonder voldoende belang komt niemand een rechtsvordering toe.” Het standpunt van [A], dat er op neerkomt dat hij als eigenaar nu eenmaal onder alle omstandigheden recht heeft op zijn eigendom en (onder verwijzing naar NJ 1920 nr. 329) dat geen enkele gerechtelijke grondslag een kraker bescherming biedt tegen ontruiming, kan niet worden gevolgd.
4.3. [A] stelt dat hij het pand bij wijze van hobby, op zijn eigen manier en in zijn eigen tempo wil gaan verbouwen. Verder wil hij het pand gebruiken voor de uitoefening van een andere hobby: metaalbewerking. Hij heeft behoefte aan een uitlaatklep. Het pand is voor [A] een toevluchtsoord omdat hij (in de woorden van [A]) een huwelijk heeft dat sinds jaar en dag niet bijster goed is te noemen.
4.4. [B] en [C] hebben onder verwijzing naar het gebruik van het pand door [A] in het verleden aangevoerd dat de stellingen van [A] omtrent zijn belang bij ontruiming niet geloofwaardig zijn. [B] en [C] hebben foto’s in het geding gebracht van het pand in november 2008. Daaruit blijkt volgens [B] en [C] dat het pand tot halverwege het plafond was volgestouwd met bergen oude kranten, fietswrakken, oude bouwmaterialen en kapotte meubels, alles totaal willekeurig en zonder enige ordening. Het openbaar ministerie is ook niet overgegaan tot vervolging op grond van artikel 429 sexies van het wetboek van strafrecht omdat geen sprake was van gebruik van het pand in de zin van die strafbepaling. Verder betwisten [B] en [C] dat [A] in het recente verleden serieus te nemen werkzaamheden aan het pand heeft verricht en dat hij van plan is dat in de toekomst wel te gaan doen.
4.5. [A] heeft daar tegenover gesteld dat de overgelegde foto’s volgens hem door [B] en [C] zijn geënsceneerd. Enig houvast voor de juistheid van die stelling heeft hij echter niet gegeven. Feit blijft dat het openbaar ministerie in het gebruik dat [A] van het pand maakte geen aanleiding heeft gezien tegen de krakers van het pand, waaronder [B] en [C], op te treden.
4.6. Uit hetgeen [A] naar voren heeft gebracht met betrekking tot de verbouwingswerkzaamheden die hij in het verleden heeft verricht, valt slechts op te maken dat toen uitsluitend sprake is geweest van incidentele werkzaamheden die daarna steeds gedurende vele jaren werden onderbroken. Hoewel dan ook voor de hand zou hebben gelegen dat [A] enige toelichting zou hebben gegeven bij de aard en omvang van de werkzaamheden die hij stelt te zullen gaan verrichten en met het oog waarop hij ontruiming van het pand wenst, is die toelichting achterwege gebleven. Of die plannen serieus zijn en iets om het lijf hebben, blijft dan ook ongewis. Hetzelfde geldt voor de uitoefening van zijn andere hobby, metaalbewerking en voor zijn stelling dat hij het pand met het oog op zijn slechte huwelijk nodig heeft als toevluchtsoord.
4.7. In de gegeven omstandigheden is in de stellingen van [A] niet een voldoende belang te vinden voor de door hem ingestelde vordering tot ontruiming. Die stellingen geven evenmin aanleiding tot verder onderzoek.
4.8. Ten slotte stelt [A] belang te hebben bij de door hem ingestelde ontruimingsvordering, nu het pand in gekra akte staat volgens hem niet verzekerd is. Uit de door [A] overgelegde verzekeringspolis blijkt (artikel 25) evenwel dat [A] jegens de verzekeraar gehouden is om binnen twee maanden mee te delen indien het woonhuis leeg staat, buiten gebruik is of wordt gekraakt. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat er thans geen sprake meer is van dekking onder de verzekering als gevolg van de enkele omstandigheid dat het pand gekraakt is.
4.9. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [A] niet aan zijn stelplicht heeft voldaan ten aanzien van de vraag of hij voldoende belang heeft bij de ingestelde ontruimingsvordering, in die zin dat de ontruiming niet tot (opnieuw) ongerechtvaardigde leegstand zal leiden, zodat de vorderingen moeten worden afgewezen.
4.10. De rechtbank overweegt dat in het onderhavige geval de rechtsbetrekking tussen partijen noopt tot een voor alle gedaagden gelijke beslissing, zodat de door [B] en [C] gevoerde verweren – voor zover door de rechter aanvaard – ook ten gunste van de niet verschenen anonieme krakers strekken.
4.11. [A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4.12. De kosten aan de zijde van [B] en [C] worden begroot op:
- betaald vast recht EUR 65,75
- in debet gesteld vast recht 197,25
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.167,00
4.13. De kosten aan de zijde van de niet verschenen anonieme krakers worden begroot op nihil.
in reconventie
4.14. Tot standkoming van een huurovereenkomst berust op wilsovereenstemming waartoe [A] niet door de rechter verplicht kan worden. Reeds om die reden is de in reconventie ingestelde vordering niet toewijsbaar.
4.15. [B] en [C] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] worden begroot op:
- salaris advocaat 226,00 (1,0 punt × factor 0,5 × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 226,00
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van [B] en [C] tot op heden begroot op EUR 1.167,00, te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 56.99.90.491 ten name van Arrondissement 521 Amsterdam onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer, en aan de zijde van de anonieme krakers tot op heden begroot op nihil,
in reconventie
5.3. wijst de vorderingen af,
5.4. veroordeelt [B] en [C] in de proceskosten, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op EUR 226,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. van Harmelen en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2011.?