ECLI:NL:RBAMS:2011:BP4571

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
478008 / KG ZA 10-2305 MvW/MB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot voortzetting samenwerking tussen tv-productiebedrijf en modebedrijf Supertrash

In een kort geding heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 15 februari 2011 de vordering van een tv-productiebedrijf tot voortzetting van de samenwerking met de directrice van modebedrijf Supertrash afgewezen. Het productiebedrijf had geëist dat de directrice zou meewerken aan een real life programma, gebaseerd op mondelinge afspraken en correspondentie, maar zonder getekende contracten. De directrice betwistte de afspraken en eiste vergoeding voor gemaakte kosten en een symbolische schadevergoeding van € 1,-. De voorzieningenrechter oordeelde dat het productiebedrijf niet kon afdwingen dat de directrice meewerkte, aangezien haar instemming essentieel was voor de samenwerking. Bovendien was er geen spoedeisend belang voor de vordering tot schadevergoeding, en de rechter concludeerde dat de directrice een reële kans had om in een eventuele bodemprocedure te winnen. De vorderingen van het productiebedrijf werden afgewezen, en de rechter benadrukte dat zonder instemming van de hoofdfiguur geen medewerking kon worden afgedwongen. De uitspraak benadrukt het belang van schriftelijke overeenkomsten in zakelijke samenwerkingen en de noodzaak van instemming van betrokken partijen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 478008 / KG ZA 10-2305 MvW/MB
Vonnis in kort geding van 15 februari 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres in conventie bij dagvaarding van 29 december 2010,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. K.A. van Voorst te [vestigingsplaats],
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
2STEPZAHEAD B.V.,
tevens handelend onder de naam SUPERTRASH
gevestigd te Amsterdam,
2. [gedaagde sub 2],
domicilie kiezend te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie
advocaat mr. A.T. Eisenmann te Amstelveen.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 3 februari 2011 heeft eiseres in conventie, verder (in mannelijk enkelvoud): [eiseres], gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagden in conventie, verder gezamenlijk (in vrouwelijk enkelvoud) Supertrash c.s. en afzonderlijk Supertrash en [gedaagde sub 2], hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening en in reconventie gevorderd overeenkomstig de eveneens in fotokopie aan dit vonnis gehechte akte. [eiseres] heeft tegen de vordering in reconventie verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing daarvan. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. De raadsman van Supertrash c.s. heeft bezwaar gemaakt tegen de indiening door [eiseres] van productie 18 (met opinies van televisiemakers over de in het geding zijnde pilot), aangezien hij onvoldoende tijd zou hebben gehad om deze met [gedaagde sub 2] te bespreken en de late indiening in strijd zou zijn met gemaakte afspraken.
De voorzieningenrechter heeft dit bezwaar niet gehonoreerd, aangezien haar van de gestelde afspraak niet is gebleken en de productie binnen de in het procesreglement gestelde termijn (uiterlijk 24 uur voorafgaand aan de zitting) is ingediend. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig, voor zover hier van belang:
aan de zijde van [eiseres]: [persoon 1] (verder: [persoon 1]) met mr. Van Voorst
Aan de zijde van Supertrash c.s.: [gedaagde sub 2] met mr. Eisenmann.
2. De feiten
2.1. [eiseres] is producent van televisie- theater- en filmproducties. Directeur is
[persoon 1]. Hij heeft onder meer Cats, Les Miserables en The Lion King geproduceerd.
2.2. Supertrash, het bedrijf van [gedaagde sub 2], is eigenaresse van het gelijknamige kledingmerk, dat in verschillende landen wordt verkocht.
2.3. Begin 2010 hebben partijen contact gehad met betrekking tot het maken van een real life televisieprogramma door [eiseres] over [gedaagde sub 2].
2.4. In een e-mail van 31 januari 2011 heeft [persoon 1] aan [gedaagde sub 2] geschreven: “Ik heb mijn begrip van onze afspraken dus even opgeschreven. Mijn ervaring leert dat het belangrijk is om zeker te zijn dat we over hetzelfde spreken.”
Tevens bevindt zich onder de gedingstukken een brief aan [gedaagde sub 2], opgesteld door [persoon 1], gedateerd 31 januari 2010, die voor zover hier van belang, als volgt luidt:
“Ik ben heel blij dat we gaan samenwerken. Hieronder mijn begrip van wat we hebben afgesproken. SuperTrash en [eiseres] ([eiseres]) gaan een samenwerkingsverband aan voor het coproduceren van een serie programma’s voor Internationale TV en alle vormen van elektronische media distributie, wereld wijd. Na de productie van de Pilot zullen we een eventuele rechtsvorm bespreken, gebaseerd op fiscaal/juridisch advies.
Onze samenwerking is op basis van 50-50% risico en opbrengsten.
Wat de zeggenschap betreft zijn we equal partners, maar inhoudelijk heeft SuperTrash de final say. Voor productionele zaken stel ik voor de final say bij [eiseres] te leggen.
[persoon 3] en ik zullen de komende weken een TV format in nauwe samenwerking met jou schrijven t.b.v. een pilot voor de Amerikaanse markt.
Het TV format zullen we gezamenlijk produceren. De pilot wordt tegen minimale kosten geproduceerd.
(…)
De kosten van het produceren worden voorgefinancierd door SuperTrash maar gedeeld met [eiseres]. (…)
Als de pilot naar ons beiden tevredenheid af is gaan we met gezamenlijke inspanning de serie proberen te verkopen. De eerste Target markt hiervoor is Amerika.
Als de serie verkocht is en we deze gaan produceren zullen alle kosten tegen de geldende normen in de media industrie in de serie worden opgenomen.
(…)
Laat me weten of je het eens bent met het bovenstaande en of je dit wilt formaliseren in een overeenkomst.”
2.5. Op 2 februari 2010 heeft [persoon 1] aan [gedaagde sub 2] ge-sms’t:
“Hee [gedaagde sub 2], 2 vragen:
1. Dealmemotje ok?
2. Morgen overleg over draaidagen.
Geef svp even aan hoe laat we kunnen bellen.”
[gedaagde sub 2] heeft daarop diezelfde avond per sms geantwoord:
“Hey [persoon 1]
1.) Helemaal OK
2.) Morgen bel ik je mijn tijd 9 uur, ok?”
2.6. Op 3 februari 2010 heeft [persoon 1] onder meer aan [gedaagde sub 2] gemaild:
“Allereerst fijn dat we zo snel overeenstemming hebben over onze samenwerking. Wil je dat ik het memo laat omzetten naar iets wat we kunnen tekenen?”
2.7. In februari en maart 2010 zijn in New York (waar de jongere zus van [gedaagde sub 2], [persoon 2], (hierna:) [persoon 2], woont en [gedaagde sub 2] zelf ook regelmatig verblijft) en in Nederland opnamen gemaakt voor de pilot van het real life programma (verder: de pilot). In maart en april 2010 is de pilot gemonteerd en onder meer aan [persoon 2] vertoond. [persoon 2] heeft naar aanleiding daarvan in een e-mail aan [eiseres] het volgende meegedeeld:
“Gefeliciteerd! Wat een top pilot, Is helemaal fantastisch!! Ik geloof super erg in dit concept en zou dan ook graag mee willen denken hoe wij dit het best mogelijk kunnen verkopen.(…)”
2.8. Op 5 april 2010 heeft [persoon 3], die met [eiseres] bij het maken van de pilot betrokken was, aan (onder meer) [persoon 1] gemaild dat een viewing had plaatsgevonden met [gedaagde sub 2] en dat iedereen enthousiast was over de pilot, zij het dat daarin sprake zou moeten zijn van iets meer ‘visuele input van- en over het merk Supertrash’.
2.9. Op 7 april 2010 mailde [persoon 1] onder meer het volgende aan [gedaagde sub 2]:
“Ik (…) ga dus pas de 22ste naar Shanghai. (…) Ik stuur je op wat we hebben afgesproken, wellicht kunnen we voorlopigdit tekenen tenzij je jurist nog aanvullingen/wijziggingen wil toevoegen?”
2.10. Op 23 april 2010 heeft [eiseres] een e-mail aan [gedaagde sub 2] gestuurd waarin staat:
“Hierbij zoals beloofd onze overeenkomst. Ik laat het nog even aan een jurist lezen, want ik heb het uit het blote hoofd opgeschreven. Laat svp weten of je het met de inhoud eens bent. (…)”
De bijgevoegde tekst luidt:
“BETREFFENDE: SAMENWERLKING [gedaagde sub 2]/SUPERTRASH TV SERIE
Ik ben heel blij dat we gaan samenwerken. Hieronder mijn begrip van wat we hebben afgesproken. Bij ondertekening geld dit schrijven als overeenkomst totdat een long form is overeengekomen.
[gedaagde sub 2] als vertegenwoordigster van SuperTrash (en alle gerelateerde merken) en [eiseres] ([eiseres]) gaan een exclusief samenwerkingsverband aan voor het coproduceren van Televisie programma’s voor Internationale Televisie distributie en alle vormen van elektronische media distributie, wereld wijd. Na productie van de Pilot zullen we een eventuele rechtsvorm bespreken, gebaseerd op fiscaal/juridisch advies.
Inmiddels is de eerste pilot af en door alle partijen geschikt bevonden om aan te bieden aan broadcasters, distributeurs en/of producers. Elke deal met derde partijen zal eerst aan SuperTrash worden voorgelegd voor goedkeuring. SuperTrash zal deze deals niet op onredelijke gronden weigeren.
(…)
Tevens kwamen we overeen dat [eiseres] initiatieven zal nemen om het merk SuperTrash in China te verkopen. (…)
(…)
Ik hoop dat je het eens bent met de inhoud van deze briefovereenkomst zie enorm uit naar onze samenwerking!
(…) Voor Akkoord
[persoon 1] [gedaagde sub 2]
[eiseres] SuperTrash”
De door [eiseres] opgestelde overeenkomst van 23 april 2010 heeft voor wat betreft de (verdeling van) kosten en de zeggenschap dezelfde inhoud als die van 31 januari 2010. [gedaagde sub 2] heeft geen van beide overeenkomsten voor akkoord getekend.
2.11. Op 29 april 2010 heeft [persoon 2] aan [persoon 1] gemaild dat ze ‘het’ ook naar [gedaagde sub 2] heeft doorgestuurd ‘even kijken wat zij er van vind’. [persoon 2] gebruikt als e-mail adres: [e-mail adres].
2.12. Supertrash c.s. werkt in de Verenigde Staten samen met de Amerikaanse persagente [persoon 4], door wie zij zich laat adviseren.
2.13. Op 22 mei 2010 heeft [persoon 1] aan [gedaagde sub 2] gemaild:
“Ben dus heel blij met het entausiamse van [persoon 4]. Ik wil haar dus asap ons deal memotje sturen. Als jij ht even tekent (ook paraaf op elke pag) en (3x) opstuurt naar:
[persoon 1] (…) Dan teken ik en scan ik het in en stuur het haar op. (…) Ik ga een briefje opstellen aan haar en laat je dat vtv lezen. Gaat goed denk ik, maar seeing is believing. (…).”
2.14. In een e-mail van 28 mei 2010 heeft [persoon 1] aan [gedaagde sub 2] meegedeeld ‘het contractje’ niet te hebben ontvangen en gevraagd naar welk adres het is gestuurd.
2.15. Op 3 juni 2010 heeft [gedaagde sub 2] aan [persoon 1] gemaild:
“Fijn dat je een afspraak hebt met IDTV! Hoop dat ze het goed zullen vinden. Over [persoon 4]: ik krijg echt geen hoogte van haar… Ik denk echt niet dat ze er serieus mee aan de slag zal gaan..(…) Dus ik hoop dat IDTV meer concreet zal worden, wil best nu eigenlijk wel een deal sluiten.”
2.16. [persoon 1] heeft onder meer de volgende mailtjes aan [gedaagde sub 2] gestuurd:
9 juni 2010:
“[persoon 3] en ik waren dus bij IDTV. (…) Ze zien enorm potentieel, maar met name voor de VS. Ook zij vinden dat je eerst daar moet proberen. Ze gaan het bij div partijen pitchen en ook bij All3 media, onder voorbehoud van USA.”
13 juni 2010:
“Subject: China Heb t voor mekaar. Je kan vrouwelijke hoofdrollen stylen van Heartbeat, daily soap. Doelgroep 16-22 vr. We have work to do!”
2.17. Op 18 juni 2010 heeft [gedaagde sub 2] aan [persoon 1] de volgende sms gezonden:
“[persoon 1], heb de tape samen met [persoon 4] aan een paar mensen laten zien en ze vonden het een van de slechtste tapes die ze ooit gezien hebben, de muziek, het tempo, verhaallijn is heel nep.. Dus waardeloos,… Helaas
Kan je aub die tape aan niemand laten zien?? Het is niet echt goed voor mijn imago, blijkbaar..”
2.18. Op 21 juni 2010 heeft [persoon 1] aan [gedaagde sub 2] het volgende ge-sms’t:
“(…) Wanneer spreken we af? Veel te bespreken:
China
IDTV = geïnteresseerd
Let me know”
2.19. Bij e-mail van 26 juni 2010 heeft [persoon 1] onder meer het volgende aan [gedaagde sub 2] geschreven:
“De Pilot. Ik ben toch wel zo verbaasd met wat je sms de en vertelde. Met name het aandeel van [persoon 4] is ongelooflijk. De goede vrouw, was wild enthousiast en heeft mij in aanwezigheid van [persoon 2] toegezegd mee te werken zowel in de serie alsmede overtuigd te zijn de verkoop te zullen realiseren. Ook je verhaal dat exec’s van Bravo de moeite namen om de pilot in jou aanwezigheid af te branden is wel echt het gekste wat ik ooit heb gehoord.
Hoe dan ook aan mijn kant zijn de reacties nog steeds top. Ik hoop dat je dan ook geen moment twijfelt aan de haalbaarheid van het project, we zijn echt niet gek met z’n allen.
(…)
Europa: IDTV komt met een contract voorstel voor de 9de July!
(…)
Heartbeat, de daily drama voor China, heeft dus de styling voor de hoofdrollen toegezegd (…). Dit is natuurlijk een serieuse kans voor het merk. (…) Hierbij ontvang je hun productie bilbel.”
2.20. Eveneens op 26 juni 2010 schreef [gedaagde sub 2] aan [persoon 1] per sms het volgende:
“Om heel eerlijk te zijn heb ik op dit moment totaal andere prioriteiten en zou ik dit project niet eens meer in kunnen plannen. Eigenlijk sta ik gek genoeg ook niet meer achter een reallife serie over mijn leven en ST. Ik ben op dit moment zo druk met mijn bedrijf verder uit te bouwen en dit heeft naar mijn idee mijn volle aandacht nodig. Ik heb toevallig vorige maand een hele goede distributiepartner gevonden in China, waar ik mee ga werken. Dus een deel van mijn distributie opgeven voor deze Chinese soap zal niet gaan lukken.
Ik vind het heel vervelend dat ik je tijd heb verspild maar geloof dat je in je leven alleen dingen moet doen waar je 100 procent achter staat. Lijkt me verstandig als we op korte termijn gaan zitten om dit persoonlijk af te sluiten.”
2.21. En op diezelfde dag schreef [persoon 1] aan [gedaagde sub 2]:
“Zoals je begrijpt, schrik ik hier heel erg van. Ik heb me op jou verzoek, met volle overgave me in onze samenwerking gestort en heb alles gedaan wat je denk ik van een business partner kan verwachten.
Uit het onderstaande (bovenstaande, 2.20, vzr.) lees ik dat je onze overeenkomst wilt stopzetten en dus afscheid wilt nemen. Ondanks dat ik het doodzonde vind en zeer pijnlijk, laat je me geen keuze en wil ik graag respectvol en zonder conflict uit elkaar.”
2.22. Op 1 juli 2010 heeft [eiseres] aan [gedaagde sub 2] gemaild:
“Je hebt aangegeven eenzijdig onze overeenkomst te willen beeindiggen. Dit heeft uitteraard vele consequenties, met name voor mij en iedereen die zich aan ons heeft gecommiteerd. (…) Zoals je weet heb ik alles en meer wat we overeen kwamen nagekomen. (…) Ondanks dat je woordelijk en op schrift hebt aangegeven dat je akkoord was, wn dat je het getekend exemplaar zou sturen, heb ik nooit het getekende contract van je ontvangen. Je reageert ook consequent niet op mijn vragen hieromtrent (…) Je wist dat ik in China bezig was voor een TV serie en jij hebt mij daarvoor de distributie aangeboden. Staat tevens in onze overeenkomst! (…)
Twee vragen zie ik graag van je beantwoord.
1. Wat voor regeling stel je voor de schade, het ontbinden, het mislopen van inkomsten, alle gunsten die ik van derden moet vergoeden en [persoon 3] en mijn tijd.
2. Hoe gaan we dit uitleggen aan derden.”
2.23. Bij e-mail van 7 juli 2010 heeft [persoon 1] onder meer aan [gedaagde sub 2] geschreven:
“IDTV en NET5 willen duidelijkheid en ik moet iets zeggen. Weet je zeker dat je dit echt allemaal wilt stopzetten? (…) Voordat ik over moet gaan tot het berekenen van schades als gevolg van een onrechtmatige beëindiging stel ik voor nog een keer bij elkaar te komen om en te bespreken of er nog mogelijkheden zijn om de samenwerking voort te zetten. Alles ligt pan klaar”
2.24. In een e-mail van 18 augustus 2010 aan [gedaagde sub 2] heeft [persoon 1] zijn standpunt over de beëindiging van de samenwerking door [gedaagde sub 2] nog eens uiteen-gezet en aan [gedaagde sub 2] verzocht een voorstel te doen voor de vergoeding voor de schade.
2.25. Bij brief van 19 augustus 2010 heeft de raadsman van Supertrash c.s. aan [eiseres] meegedeeld dat Supertrash c.s. betwist dat sprake is van een overeenkomst en/of dusdanig concrete afspraken dat Supertrash c.s. zich daaraan niet zou kunnen onttrekken. Ook is in deze brief vermeld dat als [eiseres] de zaak aan de rechter voorlegt Supertrash c.s. met een tegenvordering zal komen.
2.26. Bij brief van 27 augustus 2010 heeft mw. mr. M.H.E. Plasmans namens [eiseres] gereageerd op de brief van 19 augustus 2010, de inhoud daarvan betwist en, onder voorbehoud van rechten, een schikkingsvoorstel gedaan. Een passage uit deze brief luidt:“[eiseres] is er veel aan gelegen dit dossier zo spoedig mogelijk te sluiten maar niet zonder te zijn gecompenseerd voor de geleden en nog te lijden schade.”
De brief eindigt met:
“Voor de volledigheid wijs ik u erop dat deze brief niet is bedoeld als een volledige weergave van [eiseres]’s claim tegen Supertrash en dat deze u wordt gezonden onder voorbehoud van alle rechten en weren.”
2.27. In een mailtje van 15 september 2010 heeft [persoon 5], eindredacteur NET5 aan [gedaagde sub 2] geschreven:
“Hierbij wil ik graag bevestigen dat wij IDTV nooit opdracht hebben gegeven om een serie te produceren over jou/Supertrash en dat ook niet overwogen hebben na het zien van de pilot. We zijn er inhoudelijk nooit op ingegaan, ook omdat we uit de markt begrepen dat jij niet geïnteresseerd was in een NL productie. (…)”
2.28. Op de vraag van [persoon 6] (de broer van [persoon 1]) of Endemol/Net5 bezig is met een programma over [gedaagde sub 2]/Supertrash heeft [persoon 7] van Endemol op 22 september 2010 geantwoord:
“we zijn inderdaad met [gedaagde sub 2] bezig. ik moet even (…) de details horen. kom er op terug bij je.”
2.29. In een e-mail van 19 oktober 2010 van [persoon 4], staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“To Whom it May Concern:
Please allow this document to serve as a requested response for feedback about the [persoon 1] pilot created about [gedaagde sub 2] and SuperTrash.
When presenting the pilot to various networks a few months ago in attempts to sell this show, the feedback we received was that the storyline, editing and length of the pilot was not acceptable, it was too long, not edited enough and in a professional manner, and very poor quality of production. (… ) I (…) agree with these responses. Due to the feedback received we were not able to secure interest and/or sell the (…) production.”
2.30. Op 27 januari 2011 heeft [persoon 8] namens Endemol Nederland Mediagroep B.V. (schriftelijk) het volgende verklaard:
“• Endemol Nederland heeft medio 2009 een moodtape met [gedaagde sub 2] gefabriceerd.
• Eind 2009 heeft [gedaagde sub 2] laten weten zich op het buitenland te willen richten samen met een andere partij en is de samenwerking tussen [gedaagde sub 2] en Endemol gestopt.
In september 2010 is de betreffende moodtape op eigen initiatief van Endemol bij Net5 neergelegd. Het is goed gebruik in de branche dat producenten hun flyers, pilots of moodtapes over diverse periodes bij diverse zenders neerleggen teneinde interesse te wekken voor een bepaald format of genre.”
2.31. Supertrash c.s. heeft een aantal facturen in het geding gebracht, in totaal een bedrag van € 13.336,41 betreffende, die zij heeft betaald ten behoeve van de pilot.
2.32. [eiseres] heeft als productie 18 commentaren in het geding gebracht van
15 collega-televisiemakers, nationaal en internationaal, waarin deze zich positief over de pilot uitlaten.
3. Het geschil in conventie
3.1. [eiseres] vordert, verkort weergegeven, primair om Supertrash c.s., op straffe van verbeurte van dwangsommen en met veroordeling van Supertrash c.s. in de proceskosten:
A. te veroordelen om binnen redelijke termijn en naar beste kunnen in samenwerking met [eiseres] op basis van de pilot wereldwijd een serie televisieprogramma’s te proberen te verkopen conform de overeenkomst van 23 april 2010;
B. te veroordelen, indien de televiesprogramma’s bedoeld onder A zijn verkocht, volledig en binnen een redelijke termijn mee te werken aan het maken, produceren en (doen) uitzenden van die programma’s;
C. te veroordelen om mee te werken aan de ongestoorde distributie door [eiseres] van het merk SUPERTRASH in China, onder meer door het aankleden van de hoofdrollen van een daily soap in China met SuperTrash kleding;
D. te verbieden om gedurende de looptijd van de overeenkomst en binnen twee jaar na uitzending van een in de overeenkomst bedoeld televisieprogramma waar ook ter wereld een programma te maken en/of mee te werken aan en/of toestemming te geven voor een televisieprogramma dat als concurrerend kan worden aangemerkt met de pilot en het daarbij behorende televisieprogramma.
Subsidiair vordert [eiseres] om Supertrash, op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen te voldoen aan hetgeen onder A tot en met D is gevorderd en daartoe [gedaagde sub 2] ter beschikking te stellen.
3.2. [eiseres] heeft ter toelichting op zijn vorderingen, samengevat, het volgende gesteld. [gedaagde sub 2] heeft zelf [eiseres] benaderd met het idee een real life programma te maken over haarzelf en Supertrash. Partijen zijn daarover in overleg getreden, wat geresulteerd heeft in de overeenkomst van 23 april 2010. Dat er geen door beide partijen getekend stuk bestaat doet daar niet aan af, aangezien een dergelijke overeenkomst vormvrij, ook mondeling tot stand kan komen. De afspraken zijn wel schriftelijk vastgelegd, namelijk in de overeenkomsten van 31 januari en 23 april 2010, die aan [gedaagde sub 2] ook (tijdig) zijn toegezonden. Dat er definitieve afspraken waren gemaakt blijkt uit de over en weer gezonden e-mails en sms’en en uit de wijze waarop partijen zich hebben gedragen. [gedaagde sub 2] had ook toegezegd de contracten te zullen tekenen. Bovendien heeft zij geen enkel bezwaar gemaakt tegen de weergave van de gemaakte afspraken door [eiseres]. Integendeel, in een van de sms’en zegt ze deze ‘helemaal OK’ te vinden. Op de vraag om de overeenkomst nader te formaliseren heeft zij niet gereageerd, dat vond zij dus kennelijk niet nodig. Aanvankelijk was iedereen, inclusief [gedaagde sub 2] zelf en de door haar ingeschakelde [persoon 4], enthousiast over de pilot. Het is onbegrijpelijk dat van die pilot nu ineens niets zou deugen. Ook de door [eiseres] benaderde vooraanstaande televisieproducenten vonden de pilot goed. Vermoedelijk heeft [persoon 4], die overigens geen kennis van zaken heeft voor zover het de productie van televisieprogramma’s betreft, zich voor het karretje van Supertrash c.s. laten spannen en op haar verzoek een negatief oordeel geveld. [eiseres] heeft onder meer IDTV benaderd voor een Nederlandse versie van het programma en Two Hands Entertainment voor de Amerikaanse versie. Deze toonden zich positief. Met China was zelfs al een deal gesloten, over het uitzenden van de serie en het stylen van de vrouwelijke hoofdrollen in een Chinese soap door Supertrash. Het is beslist niet zo dat alleen was afgesproken om een pilot te maken. De samenwerking voerde veel verder. Supertrash c.s. kan niet eenzijdig de overeenkomst opzeggen of ontbinden. [eiseres] heeft volledig aan zijn verplichtingen voldaan, zelfs meer dan dat.
Hij heeft aanvankelijk geprobeerd de zaak in der minne te regelen. Toen echter duidelijk werd dat Supertrash c.s. ook nog met Endemol in gesprek was over een real life programma, heeft [eiseres] besloten tot het nemen van gerechtelijke stappen. Nakoming van de overeenkomst is nog steeds mogelijk. Van [gedaagde sub 2] wordt geen creatieve arbeid verwacht, zij hoeft alleen maar toe te staan dat zij wordt gevolgd door een camera in haar dagelijkse doen en laten. [eiseres] heeft een spoedeisend belang bij zijn vorderingen, aangezien hij de reeds gemaakte afspraken (China) dient na te komen en Supertrash op dit moment ‘hot’ is, maar misschien over een jaar niet meer. Bovendien heeft [eiseres] al heel veel werk en kosten in de productie zitten en zal hij reputatieschade lijden als het hele project niet doorgaat.
3.3. Supertrash voert verweer tegen de vorderingen in conventie, waarop hierna nader zal worden ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1. Supertrash c.s. vordert veroordeling van [eiseres] tot betaling aan Supertrash c.s. van een bedrag van € 1,- aan immateriële (reputatie-)schade en van een bedrag van € 6.668,20, de helft van de kosten die Supertrash c.s. heeft gemaakt en betaald voor de totstandkoming van de pilot, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke handelsrente.
4.2. Supertrash c.s. heeft haar vorderingen in reconventie als volgt toegelicht.
Tussen partijen is geen overeenkomst tot het maken van een real life programma tot stand gekomen. Partijen hebben alleen afgesproken dat een pilot zou worden gemaakt, waarvoor ze beiden gelijkelijk (50%-50%) de kosten zouden dragen. Supertrash c.s. heeft de kosten betaald, maar [eiseres] heeft, ondanks sommatie daartoe, zijn aandeel niet aan Supertrash c.s. vergoed. Dat dient alsnog te gebeuren.
Verder is sprake van een onherstelbare vertrouwensbreuk tussen partijen en heeft [eiseres] in strijd met de afspraken de pilot aan derden getoond. Hierdoor is het imago van Supertrash c.s. geschaad, aangezien de pilot ondermaats van kwaliteit was. De (immateriële) schade zal nog worden begroot, maar als symbolisch bedrag wordt daarop vooruitlopend alvast € 1,- gevorderd.
4.3. [eiseres] erkent de vordering van Supertrash c.s. ter zake van de kosten voor de pilot op zichzelf, maar beroept zich op opschorting, nu Supertrash c.s. op haar beurt haar verplichtingen dient na te komen. Van enige reputatieschade aan de kant van Supertrash c.s. is volgens [eiseres] geen sprake, zodat de vordering tot immateriële schadevergoeding eveneens moet worden afgewezen.
5. De beoordeling
In conventie en in reconventie
5.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering - waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van één of beide partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
In conventie voorts
5.2. Kort samengevat vordert [eiseres] nakoming van de overeenkomst die volgens [eiseres] tussen partijen tot stand is gekomen. Een dergelijke vordering kan in kort geding alleen worden toegewezen, indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het standpunt van eiser zal volgen, bijvoorbeeld als gedaagde een kennelijk ongegrond verweer voert, en indien van eiser niet kan worden gevergd dat hij de uitslag van de bodemprocedure afwacht.
5.3. Anders dan Supertrash c.s. heeft betoogd, heeft [eiseres] op zichzelf een voldoende spoedeisend belang bij zijn vordering, aangezien het onderwerp van geschil een real life programma betreft van een persoon en haar kledingbedrijf, die naar [eiseres] onweersproken heeft gesteld, op dit moment in de publieke belangstelling staan en omdat het bedrijf zich beweegt op een trendgevoelige markt, namelijk de modebranche. Daarnaast heeft [eiseres] gesteld dat nakoming van de gestelde overeenkomst door Supertrash c.s. noodzakelijk is voor het nakomen van reeds met derden gemaakte afspraken. Ook in verband hiermee kan niet van [eiseres] worden gevergd om de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten. De omstandigheid dat [eiseres] niet terstond een procedure aanhangig heeft gemaakt, brengt voorts niet zonder meer mee dat hij geen spoedeisend belang meer heeft bij de gevraagde voorziening. De vraag naar het spoedeisend belang dient immers te worden beoordeeld naar de toestand ten tijde van het vonnis.
5.4. Ook het verweer van Supertrash c.s. dat de vorderingen van [eiseres] zich niet lenen voor afdoening in kort geding, omdat een toewijzing een declaratoire beslissing zou inhouden met onomkeerbare gevolgen, wordt niet gehonoreerd.
Weliswaar dient in kort geding terughoudend te worden omgegaan bij het nemen van beslissingen met onomkeerbare gevolgen, maar indien de eisende partij bij een gevorderde voorziening een voldoende, rechtmatig en spoedeisend belang heeft,
vormt die vereiste terughoudendheid op zichzelf onvoldoende grond om een dergelijke voorziening niet te treffen.
5.5. Supertrash c.s. heeft verder aangevoerd dat [eiseres] afstand heeft gedaan van zijn recht op nakoming, aangezien hij op 26 juni 2010 aan [gedaagde sub 2] heeft gemaild dat hij graag ‘respectvol en zonder conflict’ uit elkaar wil en mr. Plasmans op
27 augustus 2010 namens [eiseres] per brief aan Supertrash c.s. heeft meegedeeld het dossier zo spoedig mogelijk te willen sluiten. Ook dit verweer wordt niet gehonoreerd. Voor het doen van afstand van recht is een duidelijke ondubbelzinnige verklaring vereist. De uitlatingen van en namens [eiseres] kunnen niet als zodanig worden aangemerkt, aangezien [eiseres] slechts heeft uitgesproken de zaak onder bepaalde voorwaarden te willen beëindigen en de brief van 27 augustus 2010 is geschreven als schikkingsvoorstel en onder voorbehoud van rechten.
5.6. De vraag die vervolgens voorligt is of voldoende aannemelijk is dat de rechter in een eventuele bodemprocedure op inhoudelijke gronden tot het oordeel zal komen dat sprake is van een overeenkomst tussen partijen, die de toewijzing van de vorderingen van [eiseres] rechtvaardigt.
5.7. Op zichzelf zijn partijen het eens dat er een afspraak tussen hen bestond. Over de invulling daarvan bestaat echter verschil van mening. Volgens Supertrash c.s. was de afspraak vooralsnog beperkt tot het samen maken van de pilot, volgens [eiseres] strekte de afspraak veel verder, tot en met de distributie van Supertrash kleding in China toe.
5.8. Uit de wederzijdse standpunten blijkt dat partijen de overeenkomst op dit punt elk in verschillende zin hebben opgevat. Ter beantwoording van de vraag welke opvatting de juiste is, komt het aan op de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs mochten toekennen aan de afspraak waarvan thans nakoming wordt gevorderd en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
5.9. Voorop staat dat er geen door beide partijen ondertekende overeenkomst is. Teruggevallen zal dan ook moeten worden op hetgeen partijen (per e-mail en sms) hebben uitgewisseld en hoe zij zich ten opzichte van elkaar hebben gedragen.
5.10. [eiseres] heeft zich in de eerste plaats beroepen op de door hem opgestelde tekst van de overeenkomst zoals weergegeven in de brief van 31 januari 2010, waarmee Supertrash c.s. volgens hem volledig heeft ingestemd. Dit zou zijn gebleken uit het sms’je met de tekst “helemaal OK’ van [gedaagde sub 2] van 2 februari 2010. Supertrash c.s. heeft daartegen ingebracht dat [gedaagde sub 2] de conceptovereenkomst pas op 9 februari 2010 in haar inbox heeft aangetroffen. Hoe dan ook staat er in de tekst van het concept van 31 januari 2010 dat pas nadat de pilot naar beider tevredenheid af is, met gezamenlijke inspanning geprobeerd zal worden de serie te verkopen en dat Supertrash over de inhoud de ‘final say’ heeft, zoals Supertrash c.s. terecht heeft aangevoerd.
5.11. Een van de argumenten die [eiseres] verder heeft gehanteerd ter onderbouwing van zijn stelling dat de afspraken al definitief waren, is dat beide partijen de pilot volgens hem hebben goedgekeurd. [gedaagde sub 2] heeft niet betwist dat zij aanvankelijk enthousiast was over de pilot, waarvan zij begin april 2010 de ruwe versie heeft gezien. Dit is dezelfde versie die naderhand is vertoond in Amerika aan een aantal producenten in aanwezigheid van [persoon 4], zij het dat er volgens [eiseres] nog enige scenes aan zijn toegevoegd. Duidelijk is dat Supertrash c.s. na die vertoning vanwege de teleurstellende reacties niet meer verder wilde met [eiseres]. Zij heeft dat in juni 2010 ook uitdrukkelijk aan [eiseres] laten weten.
5.12. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan uit deze gang van zaken, bezien in het licht van de hiervoor onder 2.7. en 2.15. vermelde [persoon 2]s van [persoon 2] respectievelijk [gedaagde sub 2] zelf, voorshands worden afgeleid dat Supertrash c.s. bij [eiseres] het gerechtvaardigde vertrouwen heeft gewekt dat Supertrash c.s. de pilot geschikt vond om aan te bieden aan (zoals [eiseres] op 23 april 2010 in de overeenkomst heeft omschreven) broadcasters, distributeurs en/of producers. De vraag of de pilot naar objectieve maatstaven al dan niet een goede kwaliteit had, is dan ook voor de verdere beoordeling van het geschil niet van belang.
5.13. De vraag die thans voorligt is of Supertrash c.s. zich jegens [eiseres] heeft verbonden om op basis van de pilot mee te werken aan het maken van het beoogde real life programma. Terecht heeft [eiseres] in dit verband gesteld dat het maken van een pilot geen doel op zichzelf is. Het is dan ook aannemelijk dat partijen hebben beoogd om een samenwerking aan te gaan op basis van de pilot, waarbij zij zouden trachten het real life programma te verkopen en na verkoop tot stand te brengen.
5.14. Gelet op de aard van de verplichting die Supertrash c.s. is aangegaan, moet echter voorshands worden geoordeeld dat de nakoming van die verplichting tot samenwerking door [eiseres] niet kan worden gevorderd. Het gaat hier immers om een real life programma, waarbij [gedaagde sub 2] dagelijks met camera’s zou worden gevolgd, ook in haar privéleven. Uit de brief van [persoon 1] d.d. 31 januari 2010 blijkt dat het doel in de eerste plaats was om het programma in Amerika te verkopen. Het is dan ook begrijpelijk dat [gedaagde sub 2] na de teleurstellende reacties die zij daar via [persoon 4] kreeg heeft besloten om af te zien van een real life programma. [gedaagde sub 2] is op dit moment een internationaal succesvolle zakenvrouw en het is in haar omstandigheden niet onredelijk dat zij aan een verdere samenwerking geen uitvoering wil geven indien zij reeds op voorhand niet achter het concept van het real life programma kan staan. [eiseres] moet zich ervan bewust zijn geweest dat niet alleen ten aanzien van de pilot maar ook ten aanzien van de beoogde afzet op de markt de instemming en goedkeuring van [gedaagde sub 2] was vereist. [gedaagde sub 2] is geen artiest of acteur, zodat een vergelijking met [A] of [B], zoals [eiseres] die heeft gemaakt, in dit geval niet opgaat.
5.15. Of Supertrash c.s. gehouden is tot het vergoeden van mogelijk door [eiseres] geleden schade zal in een bodemprocedure aan de orde kunnen komen. Dat geldt ook voor de vraag of [eiseres] mogelijk onrechtmatig of in strijd met de afspraken heeft gehandeld door de pilot aan derden te tonen en met het oog op de Nederlandse markt, terwijl specifiek zou zijn afgesproken dat alleen in een internationaal kader actie zou worden ondernomen, zoals Supertrash c.s. heeft gesteld.
5.16. Uit het voorgaande volgt dat de vordering in conventie tot nakoming van de door [eiseres] gestelde overeenkomst niet voldoet aan het onder 5.2 genoemde criterium en dus zal worden afgewezen.
5.17. Met betrekking tot het gevraagde verbod om mee te werken aan een soortgelijk programma heeft [gedaagde sub 2] uitdrukkelijk verklaard dat een van de redenen om van het project af te zien is dat zij hoe dan ook niet meer wenst mee te werken aan een real life programma. Zij heeft tevens gemotiveerd betwist dat zij nog met Endemol of enige andere producent in gesprek zou zijn daarover. In het licht van de precontractuele verhouding tussen partijen kan het van belang zijn dat deze door [gedaagde sub 2] vermelde reden voor de beëindiging voor de samenwerking tussen partijen geen valse reden is. Daarnaast heeft [eiseres] er een voldoende (spoedeisend) belang bij dat Supertrash c.s. zich aan deze mededeling houdt, gezien de concurrentiepositie die [eiseres] enerzijds en Endemol en andere televisiemakers anderzijds ten opzichte van elkaar vervullen. Het gevraagde verbod zal dan ook worden opgelegd, voor de duur van een jaar na de datum van dit vonnis, aangezien die termijn redelijk wordt geacht. De gevraagde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd, als na te melden.
5.18. Nu partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, als na te melden.
In reconventie voorts
5.19. De gevorderde voorziening strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering is in kort geding slechts plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn en uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is. Bij de afweging van de belangen van partijen wordt mede betrokken het risico dat niet kan worden terugbetaald, in het geval de veroordeling in kort geding geen stand houdt.
5.20. De vordering van Supertrash c.s. bestaat uit twee onderdelen, te weten de symbolische schadevergoeding van € 1,- voor immateriële schade en de helft van de kosten die Supertrash c.s. heeft gedragen voor de totstandkoming van de pilot.
5.21. Vooralsnog is onvoldoende aannemelijk geworden dat Supertrash c.s., met name door de vertoning van de pilot door [eiseres] aan derden, reputatieschade heeft geleden. De vordering van € 1,- aan immateriële schade is daarom niet toewijsbaar.
5.22. Supertrash c.s. heeft voorts niets gesteld omtrent het spoedeisend belang dat zij bij de geldvordering zou hebben. Ook om die reden zullen de vorderingen worden afgewezen. De overige weren van [eiseres] behoeven in dit verband geen bespreking.
5.23. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Supertrash c.s. worden veroordeeld in de kosten van het geding in reconventie gevallen aan de zijde van [eiseres], die, vanwege de samenhang met het geding in conventie, worden begroot op nihil.
6. De beslissing
In conventie
De voorzieningenrechter
6.1. verbiedt Supertrash c.s., gedurende een periode van een jaar na de datum van dit vonnis, om waar ook ter wereld een televisieprogramma te maken en/of mee te werken aan en/of toestemming te geven voor een televisieprogramma dat als concurrerend kan worden aangemerkt met de pilot en het daaraan eventueel te koppelen televisieprogramma;
6.2. bepaalt dat Supertrash c.s. een dwangsom verbeurt van € 10.000,- voor elke dag dat zij zich niet houdt aan het onder 6.1 genoemde verbod met een maximum van € 100.000,-;
6.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4. wijst af het meer of anders gevorderde;
6.5. compenseert de kosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
In reconventie
6.6. weigert de gevraagde voorziening;
6.7. veroordeelt Supertrash c.s. in de kosten van het geding gevallen aan de zijde van [eiseres], die, vanwege de samenhang met het geding in conventie, worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2011.