ECLI:NL:RBAMS:2011:BP5170

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
480980 / KG ZA 11-105 WT/MV
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W. Tonkens - Gerkema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergelijkende reclame en misleidende informatie door Lynx B.V. ten opzichte van Binckbank N.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 februari 2011 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Binckbank N.V. en Lynx B.V. over misleidende vergelijkende reclame. Binckbank, eiseres, stelde dat Lynx op haar website een tabel had gepubliceerd waarin de tarieven van verschillende banken werden vergeleken, maar dat deze tabel onjuist en onvolledig was. Binckbank vorderde dat Lynx zou stoppen met het openbaar maken van deze misleidende informatie en een rectificatie zou plaatsen. Lynx voerde verweer en stelde dat de tabel duidelijk was en dat de informatie niet misleidend was.

De rechtbank oordeelde dat Lynx inderdaad niet voldeed aan de eisen van artikel 6:194a BW, dat regels stelt aan vergelijkende reclame. De voorzieningenrechter oordeelde dat de tabel van Lynx misleidend was omdat deze geen rekening hield met de kortingen die Binckbank en Alex hanteren. De rechtbank stelde vast dat de gemiddelde consument niet goed geïnformeerd zou zijn over de werkelijke kosten en dat de vergelijking daardoor niet objectief was. Lynx werd veroordeeld om een rectificatie te plaatsen op haar website en de onjuiste tabel te verwijderen, op straffe van een dwangsom.

De rechtbank benadrukte dat het belangrijk is dat vergelijkende reclame niet alleen juist, maar ook volledig moet zijn, zodat consumenten een weloverwogen keuze kunnen maken. De uitspraak onderstreept de verantwoordelijkheden van bedrijven bij het maken van vergelijkingen in hun reclame-uitingen, vooral in een complexe sector zoals online beleggen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 480980 / KG ZA 11-105 WT/MV
Vonnis in kort geding van 18 februari 2011
in de zaak van
de naamloze vennootschap
BINCKBANK N.V., gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 26 januari 2011,
advocaat mr. A. Knigge te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LYNX B.V., gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaten mrs. O.M.B.J. Volgenant en J.R. Spauwen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Binckbank en Lynx worden genoemd.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 8 februari 2011 heeft Binckbank gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, met dien verstande dat zij haar eis heeft gewijzigd overeenkomstig de eveneens in fotokopie aan dit vonnis gehechte akte. Ter zitting is gebleken dat onder 1 van het petitum van de dagvaarding een kennelijke verschrijving voorkomt; “productie 4” dient te worden gelezen als “productie 5”.
Lynx heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening.
Beide partijen hebben producties en pleitnota’s overgelegd.
Ter zitting waren aanwezig namens Binckbank [naam 1], [naam 2] en [naam 3] met mrs. J.A. Schaap en J.A.K. van den Berg, beiden advocaat te Amsterdam.
Namens Lynx waren aanwezig [naam 4] en [naam 5] met mrs. Volgenant en Spauwen.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
2. De feiten
2.1. Binckbank is een bank die zich hoofdzakelijk richt op consumenten die online beleggen. Binckbank verricht haar diensten onder het merk Binck. Het adres van haar website is www.binck.nl. Onder de onderneming van Binckbank valt ook Alex Vermogensbank (hierna Alex). Alex richt zich eveneens op consumenten die online beleggen. Het adres van haar website is www.alex.nl.
2.2. Lynx is een concurrent van Binckbank; ook zij richt zich op consumenten die online beleggen. Het adres van haar website is www.lynx.nl.
2.3. Lynx heeft op haar website een tabel opgenomen waarin zij de tarieven vergelijkt van Lynx, Binckbank, Alex, ABN-AMRO, Rabobank en Saxo. Boven de tabel is onder meer het volgende vermeld:
Hieronder ziet u de tarieven die Lynx en andere partijen rekenen als een belegger binnen een kwartaal de getoonde transacties in de linkerrij uitvoert.
Binckbank heeft de tabel zoals deze tot 4 februari 2011 op de website van Lynx te vinden was als productie 5 in het geding gebracht. Lynx heeft als productie 1 dezelfde tabel in het geding gebracht zoals die vanaf 4 februari 2011 op haar website is te vinden. Het verschil tussen beide tabellen is – voor zover hier van belang – dat in de eerste tabel bij “Bewaarloon € 40.000” bij Binckbank en Alex het bedrag van
€ 80,- staat vermeld, in de tweede tabel het bedrag van € 20,-. Lynx heeft dit bedrag aangepast na kritiek hierover van de zijde van Binckbank.
In beide tabellen is bij “EUR/USD 100.000” bij Lynx opgenomen $ 4,- en bij Binckbank en Alex “Niet”.
2.4. Bij brief van 22 december 2010 heeft Binckbank Lynx medegedeeld dat de vergelijkingstabel niet voldoet aan de voorwaarden die in artikel 6:194a BW worden gesteld aan vergelijkende reclame. Lynx is onder meer gesommeerd de tabel van haar website te verwijderen. Deze sommatie is herhaald bij brief van 11 januari 2011 van de raadslieden van Binckbank.
2.5. De tabel zoals die thans (vanaf 4 februari 2011) op de website van Lynx is te vinden ziet er als volgt uit:
Tarieven
Lynx is door de Consumentenbond (Geldgids 2009) en de Vereniging van Effectenbezitters (Kostenonderzoek 2010) uitgeroepen tot goedkoopste broker van Nederland. Hieronder ziet u de tarieven die Lynx en andere partijen rekenen als een belegger binnen een kwartaal de getoonde transacties uit de linkerrij uitvoert:
Tariefvergelijking
3. Het geschil
3.1. Binckbank vordert – kort gezegd en na vermeerdering van eis – het volgende:
(1) Lynx te bevelen het openbaar maken van onjuiste en onvolledige prijsvergelijkingen te staken en gestaakt te houden en de vergelijkingstabel zoals overgelegd als productie 5 van haar website te verwijderen;
(2) Lynx te bevelen het openbaar maken van iedere andere uiting die gebaseerd is op de in de dagvaarding nader aangeduide onjuiste en onvolledige prijsvergelijkingen te staken en gestaakt te houden;
(3) Lynx te gebieden om een rectificatie te plaatsen op haar website waarvan de tekst (zie de akte wijziging van eis) als volgt luidt:
RECTIFICATIE
Op onze website heeft de afgelopen tijd een tarievenvergelijker gestaan die volgens de Voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam onjuist, onvolledig en daardoor misleidend was. Ten onrechte hebben wij bij het bepalen van de tarieven geen rekening gehouden met de verschillende kortingstaffels die Binck en Alex hanteren. De tarieven van Alex en Binck zijn onder omstandigheden veel lager dan de tarieven die in onze tabel stonden. Daarnaast vermeldt de tarievenvergelijker ten onrechte te hoge kosten bij Binckbank en Alex met betrekking tot het bewaarloon, wordt ten onrechte in de tarievenvergelijker aangegeven dat bij Binckbank en Alex geen mogelijkheden bestaan met betrekking tot valutahandel en is ten onrechte niet vermeld dat Lynx een bedrag van € 5,- per maand berekent voor realtime streaming koersen en een minimum storting van € 3500,- vereist. De Voorzieningenrechter heeft ons dan ook bij vonnis van DATUM bevolen de tarievenvergelijker met onmiddellijke ingang van onze website te halen. Wij mogen de vergelijking ook elders niet meer in dezelfde vorm publiceren.
De directie van Lynx ;
(4) een en ander op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per overtreding en van
€ 25.000,- per dag
(5) en met veroordeling van Lynx in de kosten van dit geding.
3.2. Binckbank stelt hiertoe – samengevat weergegeven – het volgende. Aan de eisen die artikel 6:194a BW stelt aan vergelijkende reclame heeft Lynx in dit geval niet voldaan. Bovendien zijn de uitingen in strijd met artikel 4:19 van de Wet op het Financieel Toezicht. De vergelijkingstabel van Lynx is – om de hiernavolgende redenen – onvolledig, onjuist en misleidend.
(1) Onduidelijk is hoe de producten die Lynx met elkaar vergelijkt zijn geselecteerd. De portefeuille die Lynx voor haar vergelijking heeft uitgekozen is eenzijdig en niet representatief.
(2) De tabel gaat uit van een onrealistische situatie omdat de tarieven worden vergeleken als een belegger binnen één kwartaal de genoemde transacties uitvoert en slechts één kwartaal als belegger actief is.
(3) De volumekortingen die Binckbank en Alex hanteren – en die bij Binckbank juist relevant zijn als de belegger meer dan één kwartaal actief is – zijn niet in de tabel verwerkt.
(4) Het bewaarloon is bij Binckbank en Alex geen € 80,- maar € 20,- per kwartaal en Lynx heeft dit pas aangepast na het uitbrengen van de dagvaarding in dit kort geding.
(5) De vermelding dat bij Binckbank en Alex geen mogelijkheden zijn voor valutahandel is onjuist. Bij Binckbank zijn de kosten 0,1% van het bedrag; bij Alex zijn dergelijke transacties gratis.
(6) Lynx vermeldt ten onrechte niet dat zij zelf kosten berekent (€ 5,- per maand) voor realtime streaming koersen.
(7) Lynx vermeldt ten onrechte niet dat zij een minimum eerste storting van
€ 3.500,- vereist.
Tot slot voert Binckbank aan dat Lynx reeds in 2008 op vordering van Binckbank door de voorzieningenrechter is veroordeeld het openbaar maken van een tarievenvergelijking te staken. Er is sprake van een patroon dat Lynx herhaaldelijk in de fout gaat. Dit rechtvaardigt toewijzing van de (ruim geformuleerde) vorderingen, waaronder een verbod van algemene strekking en van de vordering tot rectificatie, waarvan de tekst eveneens ruim is geformuleerd.
3.3. Lynx heeft tegen de vorderingen – samengevat weergegeven – het volgende verweer gevoerd.
(1) Binckbank heeft geen spoedeisend belang bij haar vorderingen omdat de tabel al sinds het vierde kwartaal van 2009 op de website van Lynx is te vinden.
(2) Lynx is er pas in de aanloop naar dit kort geding van op de hoogte gesteld dat zij het bewaarloon verkeerd heeft vermeld (€ 80,- in plaats van € 20,-) en zij heeft dit onmiddellijk aangepast.
(3) Wat Binckbank onder het begrip “valutahandel” verstaat is onjuist. Binckbank en Alex kennen deze mogelijkheid niet en daarom is in de tabel terecht “Niet” opgenomen.
(4) In de tabel is duidelijk vermeld om welke producten het gaat. De selectie is duidelijk, representatief en niet eenzijdig.
(5) Informatie over realtime streaming koersen is zeer gecompliceerd en leent zich niet voor een vergelijking van tarieven. Bij het opnemen van deze tarieven zou een vergelijkingstabel onleesbaar worden.
(6) De vergelijking betreft één kwartaal. Dit is geoorloofd en het staat vermeld boven de tabel. Het is dus duidelijk voor de consument.
(7) Lynx behoeft de volumekortingen van Binckbank en Alex niet te verwerken in de tabel omdat die kortingen alleen van toepassing zijn bij een groot aantal transacties per kwartaal en dus slechts gelden voor een zeer klein percentage van hun consumenten. Volgens het arrest van het Hof van Justitie van de EU van 18 november 2010 (Lidl/Vierzon) kan een prijsvergelijking alleen onrechtmatig zijn als deze voor een aanzienlijk aantal consumenten misleidend is.
(8) Binckbank vergelijkt zich op haar eigen website met (onder meer) de ABN- AMRO en Binckbank laat daarbij na de kortingen die de ABN-AMRO hanteert te vermelden (de pot verwijt de ketel).
(9) De vorderingen en de tekst van de rectificatie zijn veel te ruim geformuleerd.
4. De beoordeling
4.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 Rv - waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van één of beide partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
4.2. Omdat in de onder 2.5 weergegeven tabel de tarieven zijn vermeld van een zestal aanbieders, bedient Lynx zich van vergelijkende reclame in de zin van artikel 6:194a lid 1 BW. Vergelijkende reclame is geoorloofd indien wordt voldaan aan de in artikel 6:194a lid 2 BW opgenomen voorwaarden. Die voorwaarden houden onder meer in dat de reclame-uiting niet misleidend dient te zijn (artikel 6:194a lid 2 sub a). De reclame-uiting moet verder op een objectieve wijze één of meer wezenlijke, relevante, controleerbare en representatieve kenmerken van de desbetreffende goederen of diensten met elkaar vergelijken (artikel 6:194a lid 2 sub c). Hieruit volgt dat vergelijkende gegevens juist en volledig moeten worden vermeld, zodat de consument kan nagaan of de vergelijking zakelijk in orde is. Bij de beoordeling of een bepaalde reclame-uiting toelaatbaar is, dient te worden uitgegaan van de gemiddelde geïnformeerde omzichtige en oplettende gewone consument, zoals geformuleerd in het arrest van het Hof van Justitie van de EG van 16 juli 1998 (Gut Springe Heide). Ter zitting hebben beide partijen zich eveneens beroepen op het arrest van het Hof van Justitie van de EU van 18 november 2010 (Lidl/Vierzon). Uit dit arrest blijkt – kort gezegd – dat te vergelijken producten in dezelfde behoeften moeten voorzien en voor hetzelfde doel moeten zijn bestemd, met andere woorden zij moeten in voldoende mate onderling verwisselbaar zijn (overweging 39). Een reclame-uiting kan door een weglating misleidend zijn, in het bijzonder wanneer die reclame-uiting een omstandigheid beoogt te verhelen die, indien zij bekend was geweest, een aanzienlijk aantal consumenten van aankoop zou hebben doen afzien (overweging 49). Een reclame-uiting kan bovendien misleidend zijn indien een aanzienlijk aantal consumenten tot aankoop zou kunnen besluiten in de onjuiste overtuiging dat de door de adverteerder samengestelde “productenkorf” representatief is voor diens algemene prijsniveau ten opzichte van zijn concurrent, zodat de consument in de onjuiste overtuiging komt te verkeren dat alle producten van de adverteerder goedkoper zijn dan die van zijn concurrent (overweging 50).
4.3. Ook op grond van artikel 4:19 van de Wet op het Financieel Toezicht dient de door een beleggingsonderneming aan cliënten of potentiële cliënten verstrekte informatie correct, duidelijk en niet misleidend te zijn.
4.4. Op grond van artikel 6:195 BW rust op Lynx de bewijslast ter zake van de juistheid of volledigheid van de feiten die in haar reclame-uitingen zijn vervat of daardoor worden gesuggereerd. Op grond van hetzelfde artikel dient Lynx binnen korte termijn de bewijzen aan te dragen waarop de materiële juistheid en volledigheid van de feitelijke gegevens in haar reclame-uiting rust. Artikel 6:195 BW is ook van betekenis in een kort gedingprocedure, in die zin dat de adverteerder (in dit geval Lynx) de juistheid of volledigheid van zijn reclame-uitingen ter terechtzitting aannemelijk dient te maken.
4.5. Dat het bij vergelijkende reclame niet is toegestaan om belangrijke informatie over de eigen onderneming of die van de concurrent onjuist te vermelden of weg te laten, geldt temeer indien sprake is van een complexe tariefstructuur. De tariefstructuur bij online beleggen is complex. Tarieven bestaan uit verschillende componenten en er gelden, afhankelijk van het beleggingsgedrag van de consument, diverse kortingen. Voor de gemiddelde consument zijn de kosten voor online beleggen derhalve niet eenvoudig te berekenen en is niet eenvoudig vast te stellen welke aanbieder onder welke omstandigheden de goedkoopste is. Aan de juistheid en volledigheid van het vergelijken van tarieven in reclame voor online beleggen, dienen dan ook hoge eisen te worden gesteld. Daar staat tegenover dat het product online beleggen niet meer zo nieuw is als in 2008, toen tussen partijen een soortgelijk geschil aanhangig was bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank. Uit verschillende in het geding gebrachte producties (productie 2 en 9 van Binckbank en producties 3, 4 en 5 van Lynx) blijkt dat consumenten door meerdere (min of meer) onafhankelijke organisaties goed worden voorgelicht over (onder meer) de kostenstructuur van het online beleggen.
4.6. Ter zitting stond met name de vraag centraal of Lynx is gehouden de door Binckbank en Alex gehanteerde kortingen te verwerken in haar tabel. Dat deze twee aanbieders kortingen hanteren heeft Lynx niet bestreden. De kortingen zijn te vinden in de producties 10 en 11 van Binckbank. Uit productie 10 blijkt dat een belegger bij Alex in aanmerking komt voor korting indien hij tenminste 10 transacties per kwartaal verricht. De korting loopt op naarmate meer transacties worden verricht. Indien een belegger bij Alex slechts één kwartaal actief is, kan hij al voor korting in aanmerking komen (mits hij tenminste 10 transacties verricht). Uit productie 11 blijkt dat een belegger bij Binckbank in aanmerking komt voor korting indien hij in het voorgaande kwartaal tenminste 25 transacties heeft verricht. De korting loopt op naarmate meer transacties worden verricht. Een belegger moet derhalve tenminste twee aansluitende kwartalen actief zijn om voor korting in aanmerking te komen. Lynx is van mening dat zij de kortingen niet in de tabel hoeft te verwerken omdat die kortingen slechts op een zeer klein percentage (1%) van de klanten van Binckbank en Alex van toepassing zijn. Binckbank heeft daartegenover gesteld dat uit haar (interne) cijfers blijkt dat 20% van haar klanten 80% van de omzet genereert. Deze groep van 20% komt in ieder geval in aanmerking voor de kortingen, aldus Binckbank. Binckbank heeft in dit verband verder gewezen op productie 4 van Lynx (Brokersonderzoek van BeleggersBelangen van november 2010) waaruit blijkt (zie pagina 12 van dit onderzoek) dat 37% van de online beleggers meer dan 51 transacties per jaar verricht. Ook hieruit kan volgens Binckbank worden afgeleid dat een aanzienlijk deel van haar consumenten voor korting in aanmerking komt.
4.7. Uitgangspunt is – zoals hiervoor onder 4.2 overwogen – dat een weglating in vergelijkende reclame misleidend is indien een aanzienlijk deel van de consumenten hierdoor in zijn keuze voor het aangeboden product wordt beïnvloed. Welk percentage van de online beleggers exact voor de kortingen van Binckbank en Alex in aanmerking komt, kan in een kort geding, dat zich niet leent voor een nader onderzoek naar de feiten, niet worden vastgesteld. Binckbank heeft echter gemotiveerd gesteld dat in dit geval sprake is van een aanzienlijk deel van de consumenten (tenminste 20%) en naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Lynx het tegendeel in dit kort geding onvoldoende aannemelijk gemaakt. Omdat Lynx gebruik maakt van de gewraakte reclame-uiting had het op haar weg gelegen dit verweer aannemelijk te maken. Dit leidt tot het voorlopig oordeel dat het niet verwerken of vermelden van de kortingen van Binckbank en Alex in de tabel van Lynx misleidend en daarmee onrechtmatig is en tevens in strijd kan worden geacht met artikel 4:19 van de Wet op het Financieel Toezicht.
4.8. Aan dit voorlopig oordeel draagt bij dat de tabel van Lynx ziet op een belegger die actief is in slechts één kwartaal. Voorshands is echter voldoende aannemelijk dat de gemiddelde belegger langer dan één kwartaal belegt, zoals Binckbank ook gemotiveerd heeft gesteld (zie de punten 15 tot en met 18 van de pleitnota van haar raadsvrouw). Lynx heeft het tegendeel onvoldoende aannemelijk gemaakt. Ten aanzien van Alex maakt dit niet uit, omdat een belegger die slechts één kwartaal actief is al voor korting in aanmerking kan komen. Ten aanzien van Binckbank is dit echter wel van belang. Ervan uitgaande dat een aanzienlijk deel van haar beleggers langer dan één kwartaal actief is, en (mede) daarom voor korting in aanmerking kan komen, kan de tabel ook om die reden misleidend worden geacht. Dat boven de tabel van Lynx is vermeld “Hieronder ziet u de tarieven (...) als een belegger binnen een kwartaal de getoonde transacties (…) uitvoert” maakt voorshands niet dat de tabel niet misleidend zou zijn omdat de gemiddelde consument zich niet meteen zal realiseren dat ook het in meerdere aansluitende kwartalen beleggen gevolgen kan hebben voor de tarieven.
4.9. Binckbank heeft voorts bezwaar gemaakt tegen de wijze waarop Lynx de in de tabel opgenomen producten (transacties) heeft geselecteerd. De door Lynx samengestelde portefeuille zou eenzijdig en niet representatief zijn, aldus Binckbank, en onder punt 14 van de dagvaarding is opgenomen <i>“Onduidelijk welke producten worden vergeleken”. </i> Aan dit standpunt van Binckbank zal worden voorbijgegaan. De verschillende transacties zijn duidelijk vermeld in de linkerkolom van de tabel, zodat voor iedere consument meteen zichtbaar is welke producten worden vergeleken. De vergelijking is daarmee controleerbaar en transparant. Lynx is in beginsel vrij om een eigen selectie te maken van te vergelijken transacties, mits de vergelijking een representatief beeld geeft van de algemene kostenverschillen. Iedere selectie zal zich kenmerken door een zekere mate van subjectiviteit, maar hieruit volgt niet zonder meer dat zij niet representatief is. Binckbank heeft weliswaar gesteld dat de door Lynx in de tabel opgenomen transacties geen enkele risicospreiding kennen, maar los van de vraag of een vergelijking alleen representatief is bij voldoende risicospreiding, heeft zij die stelling onvoldoende onderbouwd. Dat Binckbank onder punt 24 van de pleitnota van haar raadsvrouw bij wijze van voorbeeld drie transacties kan benoemen die bij haar goedkoper zijn dan bij Lynx, is even representatief (of niet) als de door Lynx gemaakte selectie.
4.10. De gemiddelde consument zal “EUR/USD 100.000”, zoals onderaan in de linkerkolom van de tabel van Lynx vermeld, opvatten als valutahandel. Ter zitting is gebleken dat Binckbank en Alex slechts de mogelijkheid kennen een bedrag in euro’s om te zetten in een bedrag in Amerikaanse dollars (en omgekeerd) en dat dit gebeurt tegen een koers die geldt aan het einde van de dag en niet – zoals bij valutahandel gebruikelijk – tegen een koers op elk moment van de dag. Valutahandel in bijvoorbeeld Zwitserse francs of Japanse yen of in andere munteenheden is niet mogelijk bij Binckbank en Alex. Met Lynx is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat wat bij Binckbank en Alex wel mogelijk is, niet valt onder het begrip valutahandel, althans wat de gemiddelde consument onder dit begrip zal verstaan. Terecht is daar dan ook door Lynx in de tabel het woord “Niet” vermeld. Dat met het omzetten van euro’s in dollars (en omgekeerd) winst of verlies kan worden gemaakt, zoals Binckbank nog heeft aangevoerd, is voorshands onvoldoende om aan te nemen dat de gemiddelde consument dit onder het begrip valutahandel zal scharen.
4.11. Het bewaarloon zoals vermeld in de aanvankelijke tabel, was onjuist en misleidend. Dit is inmiddels door Lynx aangepast. Thans kan de tabel op dit punt dan ook niet langer misleidend worden geacht.
4.12. Dat Lynx in haar tabel haar eigen kosten voor streaming van real time koersinformatie niet heeft opgenomen, wordt voorshands niet misleidend geacht. Deze kosten houden geen direct verband met het verrichten van een transactie. Belangrijker is echter dat Lynx in beginsel vrij is te kiezen welke kosten zij selecteert om te vergelijken (mits is voldaan aan hetgeen onder 4.9 is overwogen) en dat het wel opnemen van deze kosten tot een onleesbare vergelijkingstabel zou leiden. Uit productie 9 van Lynx volgt immers dat het opnemen van de desbetreffende kosten ongeveer 2 ½ A4-formaat zou beslaan. Verder heeft Binckbank Lynx het verwijt gemaakt dat zij niet in de tabel vermeldt dat zij een minimum storting van € 3.500,- vereist, terwijl Binckbank en Alex geen minimum storting vereisen. Ook dit wordt voorshands niet misleidend geacht omdat dit geen directe kostenpost is die verband houdt met het verrichten van een transactie (en daar is de vergelijkingstabel van Lynx voor bedoeld). Aannemelijk is dat alle in de tabel genoemde aanbieders tal van verschillende voorwaarden hanteren. Het opnemen van al die voorwaarden zou de tabel onleesbaar maken.
4.13. Met betrekking tot het verwijt van Lynx dat Binckbank consumenten misleidt door kortingen die de ABN-AMRO hanteert niet te vermelden in een vergelijkende reclame-uiting op de website van Binckbank (de pot verwijt de ketel) geldt dat de desbetreffende reclame-uiting niet ter beoordeling aan de voorzieningenrechter is voorgelegd. Binckbank heeft overigens ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat over deze reclame-uiting contact is geweest met ABN-AMRO en dat deze bank hiertegen geen bezwaren heeft.
4.14. De conclusie tot zover is dat het niet verwerken of vermelden in de tabel van Lynx van de kortingen die Binckbank en Alex hanteren bij een bepaald minimum aantal transacties misleidend en daarmee onrechtmatig is. De overige verwijten van Binckbank kunnen niet leiden tot het (in enige vorm) toewijzen van de vorderingen. Naar aanleiding van het verweer van Lynx dat de tabel minstens vijf keer zo groot zou worden als de kortingen erin opgenomen zouden moeten worden, heeft Binckbank ter zitting gesteld dat wat haar betreft kan worden volstaan met een vermelding onder de tabel dát Binckbank en Alex kortingen hanteren. De vorderingen van Binckbank zullen dan ook in deze zin worden toegewezen. Het – kort gezegd – verwijderen van de tabel, het verbieden van prijsvergelijkingen en het plaatsen van de (ruim geformuleerde) rectificatie, zoals gevorderd, wordt voorshands buitenproportioneel geacht, gezien de ernst van het onrechtmatig handelen, zelfs indien hierbij de “geschiedenis” die Lynx heeft met Binckbank in acht wordt genomen (en die – aldus Binckbank – blijkt uit het thans weer in de fout gaan, ook door het vermelden van het onjuiste bewaarloon). Dat in 2008 niet kon worden volstaan met een toelichting die Lynx onder de tabel vermeld had (toen overigens met “kleine lettertjes” en met verwijzing met een *) en thans wel, houdt verband met de ontwikkeling sinds die tijd zoals hiervoor geschetst onder 4.5. De tekst die thans door Lynx zal moeten worden opgenomen op haar website zal direct onder de tabel moeten worden geplaatst en in hetzelfde lettertype en in dezelfde lettergrootte als de tekst die reeds direct boven de tabel is opgenomen. Met toewijzing van de vorderingen van Binckbank op deze wijze wordt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voorshands voldoende aan haar belangen tegemoet gekomen. De dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden.
4.15. Binckbank heeft een spoedeisend belang bij toewijzing van de vordering in bovengenoemde zin omdat de onrechtmatige reclame-uiting tot op heden voortduurt en zou blijven voortduren indien in dit kort geding geen voorziening zou worden gegeven. Hoe lang de tabel op de website te zien is geweest en wanneer Binckbank de tabel voor het eerst heeft aangetroffen is bij de beoordeling van het spoedeisend belang minder relevant.
4.16. Omdat partijen over en weer gedeeltelijk in het (on)gelijk worden gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd als na te melden.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt Lynx om binnen drie werkdagen na betekening van dit vonnis de navolgende tekst te plaatsen op haar website, direct onder de onder 2.5 van dit vonnis afgebeelde tabel, en deze tekst daar net zo lang te laten staan als zij de desbetreffende tabel (of een vergelijkbare tabel) laat staan, in hetzelfde lettertype en in dezelfde lettergrootte als de tekst direct boven de tabel en op zodanig wijze dat de tekst op het beeldscherm van de internetgebruiker tegelijkertijd zichtbaar is met de tabel en die als volgt luidt:
<i>In deze vergelijkingstabel wordt bij Alex en Binckbank uitgegaan van de tarieven die zij hanteren voor beleggers die niet in aanmerking komen voor kortingen. Beleggers kunnen echter zowel bij Alex als bij Binckbank in aanmerking komen voor kortingen indien zij een bepaald aantal transacties verrichten. De precieze kortingen zijn te vinden op de websites van Alex en Binckbank (www.alex.nl en www.binck.nl),</i>
op straffe van een dwangsom van EUR 5.000,- per dag dat Lynx in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van EUR 100.000,-,
5.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3. compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Tonkens - Gerkema, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2011.?