ECLI:NL:RBAMS:2011:BP6638

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-661179-10
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar de moord op een 24-jarige vrouw in 1994 met betrekking tot de geestesgesteldheid van de verdachte

Op 3 maart 2011 heeft de Rechtbank Amsterdam een interlocutoir vonnis uitgesproken in de strafzaak tegen de verdachte, die wordt verdacht van de moord op een 24-jarige vrouw in 1994. Het onderzoek ter terechtzitting werd heropend om de deskundige psychiater te vragen of de verdachte ten tijde van het delict mogelijk in een 'acute dissociatieve toestand' verkeerde. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek onvolledig was en dat er meer informatie nodig was over de geestesgesteldheid van de verdachte tijdens het plegen van het feit. De verdachte had zich in 2010 gemeld bij de politie en verklaard dat hij mogelijk de vrouw had vermoord, maar kon zich niet herinneren wat er precies was gebeurd. De verdediging stelde dat de verdachte geen opzet had op de dood van het slachtoffer, terwijl de officier van justitie meende dat er voldoende bewijs was voor opzet. De rechtbank besloot dat de deskundige opnieuw moest worden geraadpleegd en dat het onderzoek voor maximaal negentig dagen moest worden geschorst om de nodige informatie te verzamelen. De zaak zal worden hervat op een later tijdstip, waarbij de deskundige en andere betrokkenen zullen worden opgeroepen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/661179-10
Datum uitspraak: 3 maart 2011
op tegenspraak
INTERLOCUTOIR VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen verdachte, gedagvaard als:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
[adres],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring "Demersluis" te Amsterdam,
blijkens zijn Duitse identiteitsbewijs genaamd:
[naam verdachte Duitse indentiteitsbewijs],
geboren te [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 februari 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.J. Cnossen en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. A.T. Eisenmann en
door de verdachte naar voren is gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 15 mei 1994 tot en met 17 mei 1994 te Amsterdam opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, (met kracht) (gedurende lange, althans enige tijd) (met beide handen) de hals van die [slachtoffer] dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
2. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3. Het feitencomplex
3.1. De feiten1
Op dinsdag 17 mei 1994, omstreeks 21:12 uur, krijgt de politie de opdracht te gaan naar de [adres]. De melding bij deze opdracht was dat in de woning van dit perceel een persoon onwel zou zijn. Ter plaatse wordt de politie voor de woning aangesproken door een vrouw genaamd [naam 1], die samen met haar zoon [naam 2], de woning van haar dochter was binnengegaan en daar in de woonkamer haar dochter op grond had aangetroffen met op steekwonden gelijkende wonden in haar hals.
De politie gaat de woning in en ziet in de woonkamer het lichaam van een vrouw op de grond liggen. De vrouw ligt op haar rug, met haar hoofd naar links gedraaid. Op de hals van de vrouw worden rode plekken waargenomen. Door de schouwarts wordt geconstateerd dat de vrouw op een niet-natuurlijke wijze is overleden.2
Het stoffelijk overschot blijkt van de dan 24-jarige [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) te zijn.3
Op 18 mei 1994 wordt een uit- en inwendige schouwing verricht op het stoffelijk overschot van [slachtoffer]. Uit dit onderzoek blijkt dat de dood van [slachtoffer] kan worden verklaard door verstikking, opgeleverd door de inwerking van uitwendig mechanisch, samendrukkend geweld op de hals. Een andere doodsoorzaak is niet aanwijsbaar.4
De politie begint met een opsporingsonderzoek. Diverse getuigen verklaren dat [slachtoffer] een relatie had met een zekere [alias verdachte].5 Uit een aantal getuigenverklaringen blijkt dat [slachtoffer] op zondagavond 15 mei 1994 is bezocht in haar woning.6 Getuige [naam 3], de benedenbuurman van [slachtoffer], verklaart dat hij die nacht de fiets van [alias verdachte] voor de toegangsdeur van de woning heeft zien staan en dat hij even later zag dat [alias verdachte] gehaast het pand verliet en zijn fiets pakte.7
Naspeuringen naar de verblijfplaats van [alias verdachte] hebben toentertijd niets opgeleverd. [alias verdachte] werd niet gevonden.
Op 18 november 2010 omstreeks 21:50 uur meldt zich een man, genaamd [naam verdachte Duitse identiteitsbewijs] verdachte, op het politiebureau Raampoort te Amsterdam. [naam verdachte Duitse identiteitsbewijs] verklaart dat hij zeventien jaren geleden misschien een vrouw heeft vermoord. Deze [naam verdachte Duitse identiteitsbewijs] blijkt de persoon te zijn die tot dat moment bekend stond als [alias verdachte] (hierna: verdachte).8 [naam 2] voornoemd, de tweelingbroer van [slachtoffer], heeft verdachte ter terechtzitting herkend als de "[alias verdachte]", die hij in de periode voorafgaande aan de dood van [slachtoffer] kende als haar vriend.9
Verdachte verklaart, na zeventien jaren, dat op de bewuste avond (naar moet worden aangenomen: in de nacht van zondag 15 op maandag 16 mei 1994) in de woning van [slachtoffer] een worsteling tussen [slachtoffer] en hem heeft plaatsgevonden om een vals paspoort, waarbij beiden op de grond terecht zijn gekomen. Voorts verklaart verdachte dat hij in paniek was geraakt en dat hij zich verder niets kan herinneren (dat hij een zogenaamde 'black-out' heeft gehad) tot het moment dat hij ziet dat [slachtoffer] niet meer beweegt en haar gezicht er anders uit ziet. Hij had toen hij de woning verliet het gevoel dat [slachtoffer] dood was.10
3.2. Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat er bij verdachte geen sprake is geweest van het (voorwaardelijk) opzet op de levensberoving van [slachtoffer]. Verdachte was gek op [slachtoffer]. Hij wilde slechts zijn paspoort terug. Uit het ontbreken van een motief en de verklaringen van verdachte moet geconcludeerd worden dat verdachte er geen rekening mee hoefde te houden dat de worsteling tussen hem en [slachtoffer] zou leiden tot haar dood.
Subsidiair voert de verdediging aan dat verdachte zou hebben gehandeld in een staat waarbij hem de dood van [slachtoffer] niet kan worden aangerekend. Er moet sprake zijn geweest van een blinde verstandsverbijstering, van een volslagen black-out. Hiertoe wordt aangevoerd dat in een vergelijkbare zaak (Rechtbank Assen 12 juni 2002, LJN AE3911), waarin de verdachte zijn vrouw van het leven beroofde op het moment dat hij buiten zichzelf raakte en het hem zwart voor de ogen werd, een dergelijke toestand door de deskundigen in die zaak werd omschreven als een acute dissociatieve stoornis, waardoor de verdachte geen enkele herinnering aan het gebeuren had. Ondanks dat er volgens het psychiatrisch rapport geen aanwijzingen zijn dat er sprake is geweest van een psychiatrische stoornis bij en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte, kan ook in de onderhavige zaak niet worden uitgesloten dat verdachte dusdanig in paniek verkeerde en onder invloed van die paniek heeft gehandeld en inderdaad een black-out kreeg (en in een dissociatieve toestand verkeerde), zodat er geen opzet aanwezig was op de dood van [slachtoffer]. Die paniek bij verdachte,
op dat moment illegaal in Nederland verblijvende, zou zijn veroorzaakt doordat [slachtoffer] zijn valse paspoort had afgepakt. Omdat hij kort daarvoor in vreemdelingendetentie had doorgebracht en daar doodsangsten heeft doorstaan, zag hij misschien in een waanbeeld voor zich dat [slachtoffer] hem in een situatie zou brengen dat hij terug moest naar de gevangenis.
Gelet op het hiervoor genoemde kan niet geconcludeerd worden dat er sprake is van wettig, laat staan overtuigend bewijs voor de opzet die verdachte zou moeten hebben gehad op de dood van [slachtoffer].
3.3. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht, anders dan de raadsman, bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk van het leven beroven van [slachtoffer]. Zij acht niet bewezen dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld.
De officier van justitie grondt haar overtuiging onder meer op de verklaringen van verdachte. Ondanks dat verdachte zich geen details kan herinneren, heeft hij verklaard dat hij in paniek was en dat hij zag dat [slachtoffer] op een gegeven moment niet meer bewoog en haar gezicht er anders uit zag. Volgens de officier van justitie kan de opzet van verdachte worden bewezen op basis van het sectierapport, waaruit blijkt dat [slachtoffer] is gewurgd. Weliswaar had verdachte misschien niet het volle opzet op de dood van [slachtoffer], maar verdachte had wel degelijk een motief om [slachtoffer] te doden, te weten het terugkrijgen van zijn paspoort. Voorts kan de opzet bewezen worden uit het feit dat het enkele minuten duurt voordat iemand door verwurging overlijdt. In verband met het verweer van de raadsman heeft de psychiater niet vastgesteld dat verdachte ten tijde van het plegen van het delict lijdende was aan een acute dissociatieve stoornis, aldus de officier van justitie.
3.4. Het oordeel van de rechtbank
Het onderzoek is onvolledig geweest en dient te worden heropend om de volgende redenen.
Verdachte heeft, zowel blijkens de weergave in het dossier van zijn audio-visueel opgenomen verhoren bij de politie als ter terechtzitting van 17 februari 2011, verklaard - verkort en zakelijk weergegeven - dat het slachtoffer boos op hem was geworden omdat hij in het bezit was gekomen van een vals paspoort. Nadat verdachte haar het paspoort had laten zien, wilde zij het niet aan hem teruggeven. Verdachte werd "bezeten van angst" dat [slachtoffer] hem zou aangeven bij de politie. Daarop heeft hij getracht haar het paspoort uit handen te nemen. Hij heeft op de terechtzitting voorgedaan hoe hij met zijn (linker)arm haar hoofd omklemde terwijl hij met zijn rechterhand het paspoort probeerde te bemachtigen. Zijn lezing is dat zij vervolgens zijn gevallen en op de grond terecht zijn gekomen. Verdachte zegt daardoor in paniek te zijn geraakt omdat hij meende dat die val de buren kon hebben gealarmeerd met als gevolg dat de politie zou komen. Verdachte heeft in die panieksituatie een, zoals de tolk het ter terechtzitting verwoordde, "black out" gehad en is weer bij zijn positieven gekomen - verdachte spreekt in dit verband meermalen van "wakker worden" - toen hij op het slachtoffer lag. Hij nam toen waar dat [slachtoffer] er anders uitzag dan normaal en trok daaruit de conclusie dat zij moest zijn overleden. Hij kan zich niet herinneren wat er is gebeurd tussen het moment dat [slachtoffer] en hij zijn gevallen en het moment waarop hij zich realiseerde dat er met [slachtoffer] iets ernstigs aan de hand was.11 Aldus in grote lijnen het relaas van verdachte.
NIFP-psychiater [naam 4] heeft op 28 januari 2011 over verdachte gerapporteerd. In zijn anamnese ten tijde van het tenlastegelegde op pagina zes van de rapportage geeft de deskundige het relaas van verdachte in grote lijnen overeenkomstig het voorgaande weer (zij het dat de deskundige beschrijft dat verdachte zich niet meer kon herinneren wat er is gebeurd nadat hij [slachtoffer] had vastgepakt en het eerstvolgende dat hij zich kon herinneren was dat hij en
[slachtoffer] met een klap op de grond terechtkwamen). In de forensisch psychiatrische beschouwing op pagina tien rapporteert de deskundige als volgt. "Hij (bedoeld wordt: verdachte,
toevoeging rechtbank) zegt dat hij zich niet volledig kan herinneren wat er op het moment van het tenlastegelegde is gebeurd. Hierdoor is het niet goed mogelijk om met betrokkene te spreken over alle feiten (en daarbij horende gebeurtenissen, gevoelens en gedachten) genoemd onder het tenlastegelegde. Op grond van huidige onderzoek is het niet mogelijk om met enige zekerheid iets te zeggen over zijn toestand en keuzemomenten ten tijde van het tenlastegelegde zelf. Evenmin zijn er aanwijzingen en/of feiten die het mogelijk maken om met enige zekerheid iets te zeggen over de oorzaak van het ontbreken van een volledige herinnering van betrokkene." De deskundige herhaalt dit oordeel bij de beantwoording van de vraag of verdachte ten tijde van het tenlastegelegde lijdende was aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en zo ja, hoe dat in diagnostische zin is te beschrijven (pagina negen).
De rechtbank vraagt zich met de raadsman af of de deskundige de mogelijkheid heeft miskend dat verdachte heeft gehandeld in een geestesgesteldheid die kan worden aangeduid als een "acute dissociatieve toestand". Kenmerkend voor die geestestoestand is dat een verstoring plaatsvindt van de gewoonlijk geïntegreerde functies van bewustzijn, geheugen, identiteit en waarneming van de omgeving, zo weet de rechtbank uit gepubliceerde jurisprudentie, waarop de raadsman een beroep heeft gedaan.12 Gegeven de angst en paniek in combinatie met de lacune in het geheugen van verdachte waarover deze consistent spreekt, lag het voor de hand dat de deskundige deze mogelijkheid ten minste had genoemd en daar een beschouwing aan had gewijd. De rechtbank heeft bovendien aanwijzingen gevonden dat het tijdens de vreemdelingendetentie niet goed ging met verdachte. Zo heeft de moeder van [slachtoffer] tijdens haar verhoor verklaard dat zij van [slachtoffer] had gehoord dat verdachte tijdens zijn detentie een aantal keren is doorgedraaid13 en is verdachte op een gegeven moment overgeplaatst naar het Huis van Bewaring te Leeuwarden omdat hij niet meer te handhaven was in Nieuwersluis.14
Aan de deskundige dient dan ook alsnog de vraag te worden gesteld waarom hij aan de mogelijkheid van een "acute dissociatieve toestand" bij verdachte is voorbijgegaan. Een en ander is van belang in verband met de beoordeling van de mate waarin verdachte in staat was zijn wil om te handelen te bepalen (opzet), dan wel in verband met de beoordeling of verdachte diens handelen kan worden aangerekend.
Derhalve zal het onderzoek worden heropend en zal de zaak worden verwezen naar de rechter-commissaris teneinde de nadere vraagstelling aan de deskundige voor te leggen, waarbij de deskundige wordt uitgenodigd die opmerkingen te maken die hem dienstig voorkomen. Daarbij kan aan de orde komen de vraag of de lacune in de herinnering van verdachte op andere wijze is te verklaren en zo ja, of er sprake kan zijn geweest van simulatie door verdachte. Aan de deskundige dient alsnog inzage in het volledige dossier te worden verstrekt, zo mogelijk inclusief door de rechter-commissaris alsnog te achterhalen gegevens betreffende de vreemdelingendetentie(s) van verdachte, welke in het voorkomende geval aan het dossier dienen te worden toegevoegd. De deskundige dient kennis te kunnen nemen van de integrale registratie van de beide audiovisuele verhoren van verdachte. In het bijzonder wordt hier gewezen op hetgeen wordt vermeld in regel 25 van de geschreven tekst op pagina 190 van het dossier, te weten "Verdachte en tolk beelden eea uit op de grond". De deskundige dient voorts te worden opgeroepen voor de nadere terechtzitting.
Voorts dient de rechter-commissaris al datgene te doen wat verder nog in het belang van het onderzoek nodig is.
Er dient naar te worden gestreefd dat de deskundige op een zodanig tijdstip nader rapporteert dat de zaak binnen een termijn van negentig dagen na heden weer op de terechtzitting kan worden aangebracht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
3. Beslissing
Heropent en schorst het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd, doch maximaal voor een termijn van negentig dagen, wegens de klemmende reden dat het zittingsrooster van de rechtbank thans zodanig is bezet, dat het stellen van de termijn van de schorsing van het onderzoek ter terechtzitting op niet meer dan één maand niet mogelijk is en teneinde de deskundige [naam 4], psychiater, in staat te stellen de vraag te beantwoorden waarom hij kennelijk is voorbijgegaan aan de mogelijkheid dat verdachte heeft gehandeld in een geestesgesteldheid die kan worden aangeduid als een "acute dissociatieve toestand", waarbij de deskundige wordt uitgenodigd die opmerkingen te maken die hem dienstig voorkomen.
Stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde:
- een nader onderzoek als hiervoor bedoeld te doen verrichten, waarbij de deskundige alsnog inzage in het volledige dossier dient te worden verstrekt. Voorts dient de deskundige kennis te kunnen nemen van de integrale registratie van de beide audiovisuele verhoren van verdachte;
- zoveel mogelijk gegevens betreffende de vreemdelingendetentie(s) van verdachte te (laten) achterhalen en deze aan het dossier toe te voegen alvorens dat aan de deskundige te verstrekken;
- en voorts al datgene te doen wat deze in het belang van het onderzoek acht.
Beveelt dat de officier van justitie beide audiovisueel geregistreerde verhoren van verdachte op DVD aan het dossier toevoegt.
Beveelt dat het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat op een nog nader te bepalen tijdstip.
Beveelt de oproeping van de verdachte tegen een nader te bepalen tijdstip met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman van verdachte.
lDe voorzitter beveelt de oproeping van een tolk voor de Arabische taal tegen die nader te bepalen dag en tijdstip.
Beveelt de oproeping van de deskundige [naam 4], psychiater, tegen die nader die te bepalen dag en tijdstip.
Beveelt de oproeping van de nabestaanden [naam 5], [naam 6] en [naam 2] tegen die nader te bepalen dag en tijdstip.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M. van den Bergh, voorzitter,
mrs. B.C. Langendoen en W.C.J. Robert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Zuithoff, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 maart 2011.
1 De in de voetnoten aangeduide processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en voldoen aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
2 Een proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina's 8 en 9.
3 Een proces-verbaal van inspreken plaats delict, doorgenummerde pagina 11.
4 Pro justitia rapport van 3 oktober 1994 betreffende de sectie gedaan op het stoffelijk overschot van [slachtoffer], in het laboratorium voor Gerechtelijke Pathologie te Rijswijk, door [naam 7], arts en patholoog, doorgenummerde pagina's 201 en 206.
5 Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1], doorgenummerde pagina 82; een proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2], doorgenummerde pagina 89; een proces-verbaal van verhoor getuige [naam 6], doorgenummerde pagina 94; een proces-verbaal van verhoor getuige [naam 5], doorgenummerde pagina 100.
6 Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam 8], doorgenummerde pagina 150; een proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3], doorgenummerde pagina 142.
7 Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3], doorgenummerde pagina 142.
8 Een proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 177.
9 De getuigenverklaring van [naam 2] afgelegd ter terechtzitting van 17 februari 2011.
10 Een proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde pagina 187 - 190; een proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde pagina 237; de verklaring afgelegd door verdachte ter terechtzitting van 17 februari 2010.
11 Een proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde pagina 184 - 190; een proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde pagina's 227 - 242; alsmede de verklaring afgelegd door verdachte ter terechtzitting van 17 februari 2010.
12 Rb. Assen, LJN AE3911, 12-06-2002; overigens bijv.: rechtbank Breda, BF0778, 15-09-2008 (stoornis aangenomen), rechtbank Middelburg, BI4600, 20-05-2009 (stoornis niet aangenomen).
13 Een proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 1], doorgenummerde pagina 82.
14 Een proces-verbaal van de Dienst Vreemdelingenpolitie d.d. 19 mei 1994, doorgenummerde pagina 165.
??
??
??
??
Parketnummer: 13/661179-10
Verdachte: [verdachte]
Interlocutoir vonnis d.d. 3 maart 2011
1
8