ECLI:NL:RBAMS:2011:BP9687
Rechtbank Amsterdam
- Kort geding
- M. van Walraven
- J.W. Rouwendal
- Rechtspraak.nl
Verzoek om machtiging uithuisplaatsing van minderjarige in kort geding
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 25 maart 2011 uitspraak gedaan in een kort geding betreffende de uithuisplaatsing van een minderjarige. De moeder van de minderjarige had een verzoek ingediend bij de rechtbank, waarbij zij verzocht om een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van haar zoon. De voorzieningenrechter oordeelde dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen waren bij de minderjarige, die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmerden. De rechter concludeerde dat opname in een gesloten setting noodzakelijk was om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg zou onttrekken.
De voorzieningenrechter gelastte de gezinsvoogdijinstelling om binnen veertien dagen een verzoek ex artikel 29b of 29c van de Wet op de Jeugdzorg in te dienen bij de rechtbank Amsterdam. De rechter benadrukte dat het aan de gezinsvoogdijinstelling was om te bepalen of een machtiging als bedoeld in artikel 29b of een voorlopige machtiging als bedoeld in artikel 29c moest worden aangevraagd. De voorzieningenrechter wees erop dat de belangen van de minderjarige voorop moesten staan in deze beslissing.
Daarnaast werd de gezinsvoogdijinstelling veroordeeld in de proceskosten van de moeder, die op dat moment waren begroot op EUR 1.474,81. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gezinsvoogdijinstelling onmiddellijk moest voldoen aan de uitspraak, ongeacht eventuele hoger beroep procedures. Dit vonnis is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de verantwoordelijkheden van gezinsvoogdij instellingen in situaties van uithuisplaatsing verduidelijkt.