ECLI:NL:RBAMS:2011:BP9775

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/661234-10
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Rechtbank Amsterdam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundigen en observatie in zedenzaak Rechtbank Amsterdam

In de zedenzaak tegen de verdachte, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, zijn op 31 maart 2011 beslissingen genomen naar aanleiding van de zitting van 17 maart 2011. De rechtbank heeft de rechter-commissaris opgedragen om deskundigen te benoemen, waaronder een kinderarts, kinderpsychiater en kinderpsycholoog, om de fysieke en psychische gevolgen van seksueel misbruik van jonge kinderen te onderzoeken. Zowel het Openbaar Ministerie als de verdediging kunnen suggesties doen voor de benoeming van deze deskundigen. De rechtbank zal later specifieke vragen formuleren die de deskundigen als uitgangspunt voor hun rapportages moeten nemen.

Daarnaast heeft de rechtbank besloten dat de verdachte ter observatie in het Pieter Baan Centrum moet worden opgenomen, gezien de ernst van de verdenking en de rol van de verdachte. De verdediging heeft betoogd dat de noodzaak voor deze observatie niet is aangetoond, maar de rechtbank achtte het noodzakelijk om een volledig onderzoek naar de geestvermogens van de verdachte te laten uitvoeren. De zaak is verwezen naar de rechter-commissaris voor verdere behandeling.

Verder is er een geschil ontstaan over de processtukken. De verdediging heeft verzocht om toegang tot alle processtukken, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat er relevante stukken worden onthouden. De rechtbank heeft wel bepaald dat de verdediging in de toekomst toegang zal krijgen tot processtukken die voortkomen uit het nog lopende onderzoek.

Tot slot is het onderzoek geschorst tot de volgende zitting op 17 juni 2011, omdat er nog onderzoekshandelingen moeten plaatsvinden. De voorlopige hechtenis van de verdachte is verlengd met maximaal 90 dagen, en de stukken zijn in handen gesteld van de rechter-commissaris voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK
AMSTERDAM
Beslissingen van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen [verdachte] (13/661234-10) ambtshalve genomen en/of naar aanleiding van vorderingen van de officier van justitie en/of verzoeken door de verdediging en de benadeelde partij, gedaan ter terechtzitting van 17 maart 2011 en uitgesproken op de terechtzitting van 31 maart 2011.
1. Opname Pieter Baan Centrum
De officieren van justitie hebben ter zitting de opname en observatie - als bedoeld in artikel 317 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) - van verdachte in het Pieter Baan Centrum gevorderd. Daarbij is aansluiting gezocht bij het advies zoals verwoord in het rapport van 16 maart 2011, opgemaakt door [persoon 1], psychiater bij het NIFP.
De verdediging heeft gesteld dat de noodzaak tot klinische observatie niet is komen vast te staan. Verdachte heeft ter zitting verklaard niet aan een observatie in het Pieter Baan Centrum te willen meewerken.
De rechtbank acht het, gezien de ernst en aard van de verdenking en de rol die verdachte mogelijk bij het tenlastegelegde heeft gespeeld - mede gezien in het licht van zijn bij de politie afgelegde verklaringen van 9 en 10 maart 2011 - noodzakelijk dat een zo volledig mogelijk onderzoek wordt gedaan naar de geestvermogens van verdachte. Dit onderzoek kan naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende op een andere wijze plaatsvinden dan in een inrichting tot klinische observatie bestemd. De rechtbank beveelt derhalve, gehoord de officier van justitie en de verdachte en gezien het rapport van de psychiater [persoon 1], dat verdachte ter klinische observatie zal worden overgebracht naar het Pieter Baan Centrum te Utrecht. Teneinde deze opname te kunnen realiseren verwijst de rechtbank de zaak naar de rechter-commissaris, belast met de behandeling van deze strafzaak.
2. Processtukken
De raadslieden hebben ter zitting betoogd dat aan de verdediging niet alle tot nu toe voorhanden zijnde processtukken zijn verstrekt. De officieren van justitie hebben immers meegedeeld dat er ook in de zaak van verdachte rechtshulpverzoeken zijn uitgegaan, die zij echter niet aan de verdediging wensen te verstrekken. De verdediging is van mening dat daarom sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 30 Sv en heeft de rechtbank verzocht te gelasten dat de processtukken die hen worden onthouden alsnog worden verstrekt.
De officieren van justitie zijn van mening dat geen processtukken aan de verdediging worden onthouden. Met betrekking tot feit 2 wordt thans nog onderzoek gedaan en dat betekent dat het dossier nog zal worden aangevuld, mogelijk met stukken uit het dossier van de medeverdachte [medeverdachte]. De rechtshulpverzoeken, die eveneens samenhangen met het onderzoek naar feit 2, worden in verband met het collusiegevaar en conform de bestaande praktijk in dit stadium nog niet aan het dossier toegevoegd.
De rechtbank wijst het verzoek van de verdediging af, nu zij onvoldoende aannemelijk acht dat op dit moment door het Openbaar Ministerie relevante stukken aan de verdediging worden onthouden. Het Openbaar Ministerie heeft bovendien toegezegd dat de verdediging in het bezit zal worden gesteld van processtukken voortkomende uit het onderzoek dat thans nog gaande is. Bovendien zal de verdediging alle gelegenheid worden geboden om in de loop van het onderzoek alsnog onderzoeksvragen aan de rechter-commissaris voor te leggen.
3. Benoeming deskundigen
De rechtbank draagt, gehoord het Openbaar Ministerie en de verdediging, de rechter-commissaris op om over te gaan tot de benoeming van een kinderarts, een kinderpsychiater en een kinderpsycholoog. De door deze deskundigen op te stellen rapportages dienen zich te richten op de eventuele fysieke en psychische gevolgen van seksueel misbruik van jonge en zeer jonge kinderen, waarbij de gevolgen voor de betrokken gezinnen dienen te worden betrokken.
Zowel het Openbaar Ministerie als de verdediging kan desgewenst suggesties aan de rechter-commissaris doen over de te benoemen personen. Het is echter de rechter-commissaris die uiteindelijk vaststelt welke deskundigen zullen worden benoemd.
De rechtbank zal in een later stadium specifieke vragen formuleren die de deskundigen bij het opstellen van de rapportages als uitgangspunt dienen te nemen. Deze door de rechtbank geformuleerde vragen zullen aan het Openbaar Ministerie en de verdediging worden gegeven, waarna beiden in de gelegenheid worden gesteld om aanvullende vragen voor de deskundigen aan de rechter-commissaris kenbaar te maken. Die bevoegdheid komt ook toe aan de rechter-commissaris zelf.
Het ter terechtzitting van 17 maart 2011 gedane verzoek van mr. Korver om eveneens vragen aan de deskundigen te stellen wordt afgewezen, nu hem deze bevoegdheid in de positie als vertegenwoordiger van slachtoffers / benadeelde partijen niet toekomt. De rechtbank merkt in dit verband op dat het hem vrij staat zelfstandig onderzoek te laten verrichten en het resultaat daarvan aan het dossier toe te laten voegen.
4. Verzoeken met betrekking tot de positie van de slachtoffers / benadeelde partijen
Mr. Korver, die zich als raadsman heeft gesteld voor het slachtoffer van feit 1, zal - zoals te doen gebruikelijk - afschriften ontvangen van de processen-verbaal van de te houden terechtzittingen, inclusief de daarbij behorende bijlagen.
Met betrekking tot het verzoek van mr. Korver om in het bezit te worden gesteld van een kopiedossier beveelt de rechtbank dat het Openbaar Ministerie alle processtukken die betrekking hebben op feit 1, inclusief de door verdachte afgelegde verklaringen, dan wel de betreffende passages daaruit die betrekking hebben op dit feit, aan de raadsman af te geven.
Op zijn verzoek om tevens in het bezit te worden gesteld van de nog op te maken deskundigenrapporten zal de rechtbank een beslissing nemen nadat deze rapporten gereed zijn.
De vraag in hoeverre de ouders van het slachtoffer van feit 1 het in artikel 51e Sr omschreven spreekrecht kunnen uitoefenen, leent zich thans nog niet voor beantwoording. Op een volgende zitting zullen Openbaar Ministerie, verdediging en de raadslieden van de benadeelde partij / slachtoffer de gelegenheid krijgen zich nader uit te laten over dit vraagpunt.
5. Aanhouding voor bepaalde tijd en verwijzing naar de rechter-commissaris
Het onderzoek wordt geschorst tot de terechtzitting van vrijdag 17 juni 2011 te 09.30 uur, wegens de klemmende reden dat het onderzoek nog niet is voltooid en er bovendien nog onderzoekshandelingen dienen plaats te vinden door de rechter-commissaris, zodat het stellen van de termijn van de schorsing op niet meer dan één maand niet mogelijk is. De voorlopige hechtenis wordt derhalve verlengd met een periode van maximaal 90 dagen. De stukken worden in handen gesteld van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde de opname van verdachte in het Pieter Baan Centrum te realiseren, bovengenoemde deskundigen te benoemen en voorts al datgene te verrichten wat zij in het belang van het onderzoek noodzakelijk acht.