ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ1745
Rechtbank Amsterdam
- Kort geding
- W. Tonkens - Gerkema
- Rechtspraak.nl
Schorsing van executiegeschil in kort geding met betrekking tot beslaglegging en zekerheidstelling
In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Amsterdam, betreft het een kort geding waarin eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], een verzoek hebben ingediend tot schorsing van een eerdere beslissing van de voorzieningenrechter. Deze beslissing, genomen op 31 maart 2011, verplichtte eisers om een door hen gelegd beslag op te heffen, tenzij zij zekerheid stelden voor de schade die door het beslag zou kunnen ontstaan. De hoogte van de te stellen zekerheid was vastgesteld op de rente over een jaar, berekend volgens de handelsrente over het beslagen bedrag. Eisers voerden aan dat zij niet in staat waren om deze zekerheid te stellen, wat hen in een moeilijke financiële positie bracht.
De voorzieningenrechter oordeelde dat eisers door de eerdere beslissing waren overvallen, aangezien de mogelijkheid van zekerheidstelling door hen niet ter sprake was gekomen tijdens de eerdere zitting. Dit leidde tot de conclusie dat de voorzieningenrechter in strijd had gehandeld met de beginselen van een goede procesorde, met name het beginsel van hoor- en wederhoor. De voorzieningenrechter besloot daarom de executie van het vonnis van 31 maart 2011 te schorsen totdat er in hoger beroep of in een nieuwe procedure over de handhaving van het beslag was beslist.
De beslissing van de voorzieningenrechter houdt in dat de opheffing van het beslag moet plaatsvinden binnen acht dagen na betekening van het vonnis, tenzij er voldoende zekerheid is gesteld. Tevens werd het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 8 april 2011.