ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ5717

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-420390-09
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging tegen politieagenten na uitgaansavond in Amsterdam

In de nacht van 12 april 2009 vond er in Amsterdam een gewelddadig voorval plaats waarbij verdachte en zijn mededaders openlijk geweld pleegden tegen drie motoragenten. De verdachte, samen met zijn medeverdachten, was na een avondje uit in club Panama betrokken bij een vechtpartij met de politie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, onder invloed van alcohol, een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld tegen de agenten. De agenten waren belast met motorsurveillance en werden tijdens hun werk aangevallen door de groep. De rechtbank heeft de verklaringen van de betrokken agenten en getuigen gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte niet alleen aanwezig was, maar actief deelnam aan het geweld. De verdediging stelde dat de verdachte niet direct betrokken was bij de geweldpleging, maar de rechtbank verwierp dit argument. De verdachte werd veroordeeld voor openlijke geweldpleging in vereniging, wat resulteerde in een werkstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. Daarnaast werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde agenten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/420390-09 (PROMIS)
Datum uitspraak: 21 januari 2011
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres] te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 januari 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.A. van de Vliet en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. A.J. van der Velden en door de verdachte naar voren is gebracht.
1. Tenlastelegging
Verdachte wordt, kort samengevat, verweten dat hij samen met anderen zich op 12 april 2009 schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, waarbij het geweld was gericht tegen drie motoragenten. Subsidiair is de mishandeling van deze agenten ten laste gelegd.
De volledige tenlastelegging is, na wijziging daarvan ter zitting van 7 januari 2011, als bijlage aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
3.1. Vaststaande feiten
De rechtbank gaat van de volgende feiten en omstandigheden uit . Deze staan niet ter discussie tussen de officier van justitie en de verdachte.
In de nacht van 12 april 2009 is verdachte - onder andere - met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (medeverdachten), [medeverdachte 3] (medeverdachte), zijn vrouw, zijn dochter [dochter] en de vrouw van [medeverdachte 3], uitgegaan in club Panama op de Piet Heinkade te Amsterdam. Van tevoren hadden zij de verjaardag gevierd van zijn dochter [dochter]. Verdachte heeft op het feestje van [dochter] ongeveer vier cola-vieux gedronken. Ook in club Panama werd er alcohol gedronken, waaronder een cola-vieux en toen is ‘het licht bij hem uitgegaan’ en weet hij verder niet veel meer van het vervolg van de avond. Tegen sluitingstijd, omstreeks vier uur ‘s ochtends, wilden zij naar huis gaan. Het regende. [medeverdachte 1] heeft een verkeersbord dat op de grond lag opgepakt en dit boven zijn hoofd gehouden. Vervolgens werd [medeverdachte 1] aangesproken door brigadier [motoragent 1] die motorsurveillancedienst had in de omgeving van club Panama. Er heeft daarna een vechtpartij plaatsgevonden tussen verdachte en de medeverdachten en de motoragenten [motoragent 1], [motoragent 2] en [motoragent 3] .
Verdachte en de officier van justitie verschillen van mening over het ontstaan en verloop van de vechtpartij en dan met name over de vraag van wie het eerste geweld afkomstig was en welk geweld door wie en tegen wie is toegepast.
3.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich - zakelijk weergegeven - op het standpunt dat op grond van de verklaringen in het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte (enige van) de ten laste gelegde gedragingen zelf heeft verricht. Verdachte komt slechts voor in het proces-verbaal van bevindingen van agent [motoragent 3]. In de overige verklaringen komt verdachte niet voor. [motoragent 3] verklaart dat [motoragent 2] werd belaagd door drie mannen, te weten [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 3]. [motoragent 2] verklaart echter zelf dat hij slechts door twee mannen is geslagen, te weten door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3]. [motoragent 2] verklaart hierover heel specifiek. De verdediging verzoekt de rechtbank om uit te gaan van de verklaring van [motoragent 2]. Ook is verdachte niet betrokken geweest, en dit kan ook niet uit de verklaringen worden afgeleid, bij het geweld tegen [motoragent 1]. Uit de verklaring van [motoragent 3] kan ook niet de betrokkenheid van verdachte worden vastgesteld. Verdachte heeft voorts geen voldoende significante of wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld. Alhoewel hij zich weinig kan herinneren van het gebeuren, weet hij wel dat er tumult is ontstaan en dat hij heeft geprobeerd mensen van elkaar te scheiden. Hij heeft alleen de groep getalsmatig versterkt. Dat hij zich niet van het geheel heeft gedistantieerd komt omdat er familie en vrienden betrokken waren en hij juist heeft geprobeerd het geweld te stoppen. De verdediging verzoekt dan ook om vrijspraak van het ten laste gelegde.
3.3. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het geweld is ten aanzien van alle drie de agenten toegepast.
3.4. Het oordeel van de rechtbank
De beoordeling van de bewijsmiddelen.
Wie gaf de eerste slag?
De rechtbank overweegt als volgt. Verbalisant [motoragent 1] heeft over de aanleiding het volgende verklaard: Op zondag 12 april 2009 was hij belast met een gerichte alcoholcontrole en met motorsurveillance belast in de omgeving van club Panama te Amsterdam. Omstreeks 3.55 uur zag hij dat verdachte [medeverdachte 1] een verkeersbord boven zijn hoofd hield. Hij zag onder andere aan de ogen van [medeverdachte 1] dat hij kennelijk onder invloed verkeerde van alcohol of verdovende middelen. Hij is op [medeverdachte 1] toegereden, die zich op dat moment in een groep van ongeveer acht personen bevond. Hij sprak [medeverdachte 1] aan en sommeerde hem om het verkeersbord neer te leggen. Hij moest hem nogmaals sommeren, waarop omstanders [medeverdachte 1] dwongen het bord neer te leggen. Vervolgens zag hij, dat op het moment dat [medeverdachte 1] het bord losliet, [medeverdachte 1] direct in zijn richting kwam toelopen. Gezien de blik die verbalisant in de ogen van [medeverdachte 1] zag en diens krachtige en grote postuur, heeft [motoragent 1] direct zijn hand uitgestrekt om hem op afstand te houden. [medeverdachte 1] heeft toen zijn hand opzij geslagen en wilde op agressieve wijze op hem inlopen. [motoragent 1] heeft toen geweld gebruikt om [medeverdachte 1] op afstand te houden .
De rechtbank is van oordeel dat de gang van zaken, zoals geschetst door de verbalisant [motoragent 1], aannemelijker is dan de verklaring van verdachte, medeverdachten en getuigen, te weten dat [medeverdachte 1] uit het niets en zonder reden een vuistslag van motoragent [motoragent 1] heeft gekregen. De rechtbank neemt hierbij allereerst in aanmerking dat de verbalisant ten tijde van zijn dienst helder en ongestoord heeft kunnen waarnemen. Uit het dossier blijkt dat verdachte en de anderen, waaronder [medeverdachte 3] en zijn zoons [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich in een kennelijke staat van dronkenschap bevonden. Zo heeft [medeverdachte 2] verklaard dat er genoeg alcohol door iedereen werd gedronken en dat hij wel “lam” was . [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij op de verjaardag acht borreltjes-cola had gedronken en dat iedereen net als hij aangeschoten dan wel dronken was en dat er in Panama van alles door elkaar heen werd gedronken. Voorts heeft [medeverdachte 3] verklaard dat het mogelijk is dat de agent zich bedreigd voelde door [medeverdachte 1] omdat [medeverdachte 1] wel wat had gebruikt en dronken was en dat hij er daardoor wel niet florissant uitgezien zal hebben . De getuige [getuige 1], die geen alcohol had gedronken, heeft verklaard dat [medeverdachte 1] uit baldadigheid op de motoragent afliep en dat hij zich daarbij wat vooroverboog om op het niveau van de agent op de motor te komen .
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verbalisant [motoragent 1] op zijn motor scherp kunnen waarnemen wat er voorviel en heeft hij pas geweld gebruikt nadat medeverdachte [medeverdachte 1] de gestrekte arm van [motoragent 1] had weggeslagen.
Welk geweld en ten aanzien van en door wie?
Verbalisant [motoragent 1] vervolgt zijn relaas door te verklaren dat, na het door hem toegepaste geweld op [medeverdachte 1], [medeverdachte 1] meteen weer op hem afkwam en dat hij daarbij werd geholpen door de omstanders die met hem waren. [motoragent 1] werd vastgepakt door meerdere personen waardoor hij met zijn motor ten val kwam. Vervolgens werd er vele malen met kracht tegen zijn hoofd en rug geschopt. Op het bureau Balistraat aangekomen, herkende [motoragent 1] verdachte [medeverdachte 1] aan zijn ogen als de man die met het verkeersbord had gestaan en die hem had aangevallen .
Verbalisant [motoragent 2] was eveneens met motorsurveillance belast op de Piet Heinkade te Amsterdam. Hij zag dat collega [motoragent 1] naar een groep mensen toereed op de kruising met de Oostelijke Handelskade en dat een van de mensen een groot verkeersbord in zijn handen had. Hij vroeg nog aan [motoragent 1] via de portofoon of alles goed was en hierop werd bevestigend geantwoord. Hij zag dat de man die het verkeersbord in handen had, dit wegzette. Vervolgens zag hij dat de groep zich op motorrijder [motoragent 1] stortte en dat [motoragent 1] van zijn motor werd geduwd. [motoragent 1] werd door de groep mensen op de grond gewerkt en hij zag dat [motoragent 1] op de grond lag. Door verschillende mensen van de groep werd er op [motoragent 1] ingeschopt. [motoragent 2] spoedde zich ter plaatse en riep om collega-assistentie. Hij probeerde toen [motoragent 1] te ontzetten. Hij zag dat er ongeveer vijf of zes personen om motorrijder [motoragent 1] heen stonden en dat [motoragent 1] in elkaar gekrompen op de grond lag. Hij heeft direct een aantal mannen en vrouwen van [motoragent 1] afgeduwd. Vervolgens richtten twee mannen zich op [motoragent 2] en werd hij aangevallen door medeverdachte [medeverdachte 1]. Deze kwam met gebalde vuisten op hem afgestormd en sloeg hem met gebalde vuisten en met veel kracht richting zijn gezicht. Hij werd vijf tot zes keer met gebalde vuist op zijn motorhelm geraakt ter hoogte van zijn gezicht. Hij heeft gezien dat [medeverdachte 1] samen met medeverdachte [medeverdachte 3] op hem afstormden. Ook [medeverdachte 3] sloeg meerdere malen met zijn vuisten tegen zijn helm. Op het moment dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op hem insloegen, is hij ten val gekomen en hij werd op de grond nog steeds door deze verdachten belaagd.
Verbalisant en motoragent [motoragent 3] verklaart dat ook hij zich in de buurt van club Panama bevond en dat hij een collega [motoragent 2] op de grond zag liggen. [motoragent 2] werd geschopt en geslagen door verdachte [verdachte] en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. [motoragent 2] lag weerloos op zijn rug op de grond en hij zag dat voornoemde verdachten hem meerdere malen schopten en sloegen. Ongeveer tien meter verderop zag hij dat collega [motoragent 1] op de grond lag en dat deze werd geschopt door [medeverdachte 1]. [motoragent 1] was weerloos en trachtte zichzelf te beschermen tegen de schoppen door zich op te rollen. Hij is van zijn motor gestapt en zette deze op de standaard. Terwijl hij dat deed, zag hij dat het [motoragent 2] lukte om op te staan en dat [motoragent 2] achteruit bewoog om de aanvallen te ontwijken. [motoragent 3] liep op [motoragent 2] af om hem te ontzetten. Hij hoorde [motoragent 2] over de portofoon om assistentie van collega’s roepen. Toen hij bij [motoragent 2] aankwam, riep hij luid “Hey”om de aandacht van [motoragent 2] af te leiden. [medeverdachte 2] kwam toen op hem aflopen en deze gaf hem gelijk twee elkaar snel opvolgende harde klappen met gebalde rechtervuist op zijn hoofd. Hij voelde direct een stekende pijn in zijn linkeroog. Bij de tweede klap braken het onderstuk en vizier van zijn helm af. Door deze twee vuistslagen verloor hij zijn evenwicht en viel hij op straat. [medeverdachte 2] liep vervolgens weer op [motoragent 2] af en viel hem aan. Toen hij op de grond lag, liep [medeverdachte 3] weg bij [motoragent 2] en kwam op hem afgelopen. [medeverdachte 3] ging naast zijn hoofd staan en bewoog zijn rechterbeen naar achteren. Hij was bang dat [medeverdachte 3] hem tegen zijn hoofd wilde trappen en hij legde daarom zijn hand op zijn holster waar zijn dienstwapen in is opgeborgen.
Nadat hij naar [medeverdachte 3] had geroepen dat die naar achteren moest gaan, deinsde [medeverdachte 3] achteruit en liep weer in de richting van [motoragent 2]. Collega [motoragent 2] werd op dat moment nog steeds geschopt en geslagen door medeverdachte [medeverdachte 2], verdachte [verdachte] en ook weer door medeverdachte [medeverdachte 3]. Vervolgens is [motoragent 3] opgestaan en is op [motoragent 2] afgesneld. Hij heeft vervolgens pepperspray tegen [medeverdachte 2] ingezet omdat [medeverdachte 2] weer [motoragent 2] probeerde te slaan. [medeverdachte 2] liep weer in de richting van collega [motoragent 1], die op dat moment weer stond maar nog steeds door [medeverdachte 1] werd aangevallen. Hierop heeft hij pepperspray tegen [medeverdachte 1] ingezet. De getuige [getuige 1] verklaart verder dat [medeverdachte 1] niet het type is dat een duw geeft als hij een klap krijgt. Hij heeft in totaal twee of drie motoragenten op de grond zien liggen. Hij heeft ook een motoragent op de grond zien liggen terwijl deze een schop kreeg.
De rechtbank overweegt dat van ‘in vereniging’ plegen van geweld sprake is indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is dus niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ geweld pleegt (vgl. Hoge Raad 12 oktober 2010, LJN BM2474 en HR 7 juli 2009, LJN BH9029).
De rechtbank is gelet op voornoemde bewijsoverwegingen van oordeel dat ook verdachte tegen alle drie de agenten een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld en niet slechts de groep getalsmatig heeft versterkt en/of heeft getracht het geweld te stoppen. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen. De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. Bewezenverklaring
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 12 april 2009 te Amsterdam, met anderen, aan de openbare weg, de Oostelijkehandelskade, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
- [motoragent 1] (brigadier van politie bij de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland), belast met motorsurveillance) en
- [motoragent 2] (brigadier van politie bij de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland), belast met motorsurveillance en
- [motoragent 3] (brigadier van politie bij de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, belast met motorsurveillance) en welk geweld bestond uit het
- vastpakken van die [motoragent 1] en van zijn dienstmotor trekken/duwen en met kracht tegen het (gehelmde) hoofd en/of de rug van die [motoragent 1], schoppen/trappen/slaan (terwijl die [motoragent 1] op de grond lag) en
- met kracht tegen het (gehelmde) hoofd van die [motoragent 2] slaan/stompen en tegen het lichaam schoppen/trappen en
- met kracht tegen het (gehelmde) hoofd van die [motoragent 3] slaan/stompen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
7.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uur en een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat gelet op de geringe rol van verdachte in het geheel, zijn persoonlijke omstandigheden en het tijdsverloop volstaan dient te worden met een geheel voorwaardelijke straf.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van openlijk geweld gericht tegen politieambtenaren. Wat volgens verdachte een gezellige avond was, liep uit op een complete chaos mede vanwege de omstandigheid dat sprake was van alcohol- en drugsgebruik. Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten onder zware invloed van bedoelde stoffen gedacht het recht in eigen hand te kunnen nemen, omdat zij zich onheus bejegend voelden door de agenten. De vreselijke escalatie waarbij twee motoragenten van hun motor zijn gevallen en drie agenten zijn geschopt en geslagen terwijl zij weerloos op de grond lagen, had niet hoeven plaatsvinden ingeval [medeverdachte 1] direct de sommatie van motoragent [motoragent 1] had opgevolgd en verdachte zich niet ook met de gewelddadigheden had bemoeid.
Het aandeel van verdachte aan de openlijke geweldpleging heeft hierin bestaan dat hij samen met zijn medeverdachten motoragenten [motoragent 1], [motoragent 2] en [motoragent 3] heeft geschopt en geslagen. Verdachte heeft zich ook niet van de geweldpleging door de anderen gedistantieerd. Hij heeft juist een wezenlijke bijdrage aan dit geweld geleverd, gepleegd door de groep en gericht tegen de agenten die daar aanwezig waren om hun werk te doen. Verdachte heeft daardoor bijgedragen aan de openlijke geweldpleging, zoals hierboven bewezen is verklaard.
De verdachte en zijn mededaders hebben door hun gewelddadige gedrag voorts een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de politiefunctionarissen. Daarnaast is dergelijk gezamenlijk gewelddadig optreden in het algemeen zeer bedreigend en versterkt het de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het geweld heeft plaatsgevonden rond sluitingstijd van club Panama in aanwezigheid van veel omstanders dat op dat moment de club Panama verliet. Het hele gebeuren heeft verder een grote impact gehad op de betrokken politieagenten. Zij hebben verklaard dat zij tijdens hun jarenlange loopbaan niet eerder met zoveel agressie en geweld van doen hebben gehad. Ook hebben de politieagenten verklaard dat hun letsel vele malen groter had kunnen zijn als zij niet de beschermende motorkleding hadden gedragen welke kleding overigens wel een belemmering vormde om zichzelf goed te verdedigen.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank de eis van de officier van justitie, waarbij hij tevens rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden en het tijdsverloop in deze zaak, dan ook passend en geboden.
7.4. Ten aanzien van de benadeelde partijen.
De vordering van [motoragent 1]
De benadeelde partij [motoragent 1] heeft een vordering tot vergoeding van geleden immateriële schade ingediend voor een totaalbedrag van € 1.000,00.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gehele vordering wordt toegewezen. De raadsman heeft verzocht de vordering primair af te wijzen en subsidiair heeft hij zich gerefereerd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is dat dit deel zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is vast te komen staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feiten rechtstreekse schade heeft geleden.
De rechtbank schat de door de benadeelde partij geleden immateriële schade voorshands op
€ 500,00 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering zal daarom tot dat bedrag worden toegewezen. Als daarnaast een ander of anderen worden veroordeeld om dezelfde schade te vergoeden, hoeft verdachte alleen het bedrag te betalen dat niet al door of namens die ander of anderen is betaald.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van deze uitspraak nog zal maken. Het resterende deel van de vordering van de benadeelde partij is niet van zo eenvoudige aard dat dit zich voor behandeling in dit strafgeding leent. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. In het belang van [motoragent 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd, eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
De vordering van [motoragent 2]
De benadeelde partij [motoragent 2] heeft een vordering tot vergoeding van geleden immateriële schade voor een totaalbedrag van € 500,00 ingediend.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gehele vordering wordt toegewezen. De raadsman heeft verzocht de vordering primair af te wijzen en subsidiair heeft hij zich gerefereerd.
De rechtbank schat de door de benadeelde partij geleden immateriële schade voorshands op
€ 250,00 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering zal daarom tot dat bedrag worden toegewezen. Als daarnaast een ander of anderen worden veroordeeld om dezelfde schade te vergoeden, hoeft verdachte alleen het bedrag te betalen dat niet al door of namens die ander of anderen is betaald.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van deze uitspraak nog zal maken. Het resterende deel van de vordering van de benadeelde partij is niet van zo eenvoudige aard dat dit zich voor behandeling in dit strafgeding leent. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. In het belang van [motoragent 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd, eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
De vordering van [motoragent 3]
De benadeelde partij [motoragent 3] heeft een vordering tot vergoeding van geleden immateriële schade voor een totaalbedrag van € 350,00 ingediend.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gehele vordering wordt toegewezen. De raadsman heeft verzocht de vordering primair af te wijzen en subsidiair heeft hij zich gerefereerd.
De rechtbank schat de door de benadeelde partij geleden immateriële schade voorshands op
€ 250,00 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering zal daarom tot dat bedrag worden toegewezen. Als daarnaast een ander of anderen worden veroordeeld om dezelfde schade te vergoeden, hoeft verdachte alleen het bedrag te betalen dat niet al door of namens die ander of anderen is betaald.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van deze uitspraak nog zal maken. Het resterende deel van de vordering van de benadeelde partij is niet van zo eenvoudige aard dat dit zich voor behandeling in dit strafgeding leent. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. In het belang van [motoragent 3] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd, eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 of 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een werkstraf voor de duur van 180 uur, met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag. Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen.
Beveelt dat verdachte de aanwijzingen en opdrachten opvolgt die hem in het kader van de tenuitvoerlegging van de taakstraf door of namens de reclassering worden gegeven.
Gevangenisstraf voor de duur van één (1) maand.
Beveelt dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten als de verdachte zich voor het einde van de op twee (2) jaar gestelde proeftijd opnieuw aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [motoragent 1], domicilie kiezende te Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, DPA/Preventie en Zorg/IPS, Postbus 2287, 1000 CG Amsterdam toe tot een bedrag van € 500,000 (vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening. Veroordeelt verdachte aan [motoragent 1] het toegewezen bedrag te betalen. Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Bepaalt voorts dat, als daarnaast een ander of anderen worden veroordeeld om dezelfde schade te vergoeden, verdachte alleen het bedrag hoeft te betalen dat niet al door of namens die ander of anderen is betaald.
Verklaart de benadeelde partij [motoragent 1] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Legt verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [motoragent 1] € 500,00 (vijfhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van voornoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [motoragent 2], domicilie kiezende te Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, DPA/Preventie en Zorg/IPS, Postbus 2287, 1000 CG Amsterdam toe tot een bedrag van € 250,000 (tweehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening. Veroordeelt verdachte aan [motoragent 2] het toegewezen bedrag te betalen. Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Bepaalt voorts dat, als daarnaast een ander of anderen worden veroordeeld om dezelfde schade te vergoeden, verdachte alleen het bedrag hoeft te betalen dat niet al door of namens die ander of anderen is betaald.
Verklaart de benadeelde partij [motoragent 2] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Legt verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [motoragent 2] € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 5 (vijf) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van voornoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [motoragent 3], domicilie kiezende te Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, DPA/Preventie en Zorg/IPS, Postbus 2287, 1000 CG Amsterdam toe tot een bedrag van € 250,000 (tweehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening. Veroordeelt verdachte aan [motoragent 3] het toegewezen bedrag te betalen. Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Bepaalt voorts dat, als daarnaast een ander of anderen worden veroordeeld om dezelfde schade te vergoeden, verdachte alleen het bedrag hoeft te betalen dat niet al door of namens die ander of anderen is betaald.
Verklaart de benadeelde partij [motoragent 3] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Legt verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [motoragent 3] € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 5 (vijf) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van voornoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. S. Krenning en M.C.J. Rozijn, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 januari 2011.
Bijlage: Volledige tekst van de tenlastelegging
Bijlage: Volledige tekst van de tenlastelegging.
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 april 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Oostelijkehandelskade, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
- [motoragent 1] (brigadier van politie bij de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland), belast met motorsurveillance) en/of
- [motoragent 2] (brigadier van politie bij de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland), belast met motorsurveillance en/of
- [motoragent 3] (brigadier van politie bij de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, belast met motorsurveillance)
en/of,
welk geweld bestond uit het
- vastpakken van die [motoragent 1] en/of (vervolgens) van zijn dienstmotor trekken/duwen en/of (vervolgens) (met kracht) een of meer malen op/tegen het (gehelmde) hoofd en/of de rug, althans het lichaam van die [motoragent 1], slaan en/of schoppen/trappen (terwijldie [motoragent 1] op de grond lag) en/of (vervolgens)
- (met kracht) een of meer malen op/tegen het (gehelmde) hoofd van die [motoragent 2] slaan/stompen en/of op/tegen het lichaam schoppen/trappen en/of (vervolgens)
- (met kracht) een of meer malen op/tegen het (gehelmde) hoofd van die [motoragent 3] slaan/stompen
(Artikel 141 Wetboek van Strafrecht);
Subsidiair:
hij op of omstreeks 12 april 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een of meer ambtena(a)r(en), te weten [motoragent 1] en/of [motoragent 2] en/of [motoragent 3] (allen brigadier van politie bij de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening,
- die [motoragent 1] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) van zijn dienstmotor getrokken/geduwd en/of (vervolgens) (met kracht) een of meer malen op/tegen het (gehelmde) hoofd en/of de rug, althans het lichaam van die [motoragent 1], heeft
geslagen en/of geschopt/getrapt (terwijl die [motoragent 1] op de grond lag) en/of (vervolgens)
- (met kracht) een of meer malen op/tegen het (gehelmde) hoofd van die [motoragent 2] heeft geslagen/gestompt en/of op/tegen het lichaam heeft geschopt/getrapt en/of (vervolgens)
- (met kracht) een of meer malen op/tegen het (gehelmde) hoofd van die [motoragent 3] heeft geslagen/gestompt,
waardoor voornoemde ambtena(a)r(en) letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden
(Artikel 300/304 Wetboek van Strafrecht);