ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ6289

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/5821 VEROR
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing exploitatievergunning Buurthuis Nedi door burgemeester van Weesp

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 mei 2011 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, Buurthuis Nedi, en verweerder, de burgemeester van de gemeente Weesp, over de afwijzing van een aanvraag voor een exploitatievergunning. De burgemeester had de aanvraag afgewezen op basis van twee gronden: primair omdat de exploitatie in strijd zou zijn met het bestemmingsplan en subsidiair vanwege de overlast die het buurthuis zou veroorzaken in de woonomgeving. De rechtbank oordeelde dat de primaire grond niet standhield, aangezien de planvoorschriften enkel bebouwingsvoorschriften bevatten en geen gebruiksverbod. Echter, de subsidiaire grond werd wel bevestigd door de rechtbank, die oordeelde dat er voldoende objectieve gegevens waren die de conclusie ondersteunden dat de exploitatie van het buurthuis de woon- en leefsituatie in de omgeving op ontoelaatbare wijze nadelig beïnvloedde. De rechtbank nam daarbij in overweging dat er gedurende een periode van vijf jaar een structureel klachtenpatroon was over overlast, waaronder geluidsoverlast, intimidatie en andere vormen van overlast door bezoekers van het buurthuis. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester in redelijkheid had kunnen besluiten de vergunning te weigeren, en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. De rechtbank moedigde partijen aan om in overleg te treden over een mogelijke alternatieve locatie voor het buurthuis, zodat het doel van het bieden van zinvolle tijdsbesteding aan jongeren gerealiseerd kan worden zonder overlast voor de buurt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/5821 VEROR
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] h.o.d.n. Buurthuis Nedi,
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. J.A.F. Stoel,
en
de burgemeester van de gemeente Weesp,
verweerder,
gemachtigde mr. A.C. Kaandorp.
Tevens hebben als partij aan het geding deelgenomen:
de Vereniging van Eigenaren [A], de Vereniging van Eigenaren [B], de Vereniging van Eigenaren [C],
gevestigd te [woonplaats],
[persoon 1], [persoon 2], [persoon 3], [persoon 4], [persoon 5], [persoon 6], [persoon 7], [persoon 8] en [persoon 9],
allen wonende te [woonplaats].
Procesverloop
Bij besluit van 8 juni 2009 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een exploitatievergunning voor Buurthuis Nedi afgewezen.
Bij besluit van 3 november 2009 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 september 2010. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door mr. M.J.P. Kamp en [persoon 10]. Verder zijn verschenen [persoon 2], [persoon 5], [persoon 8], [persoon 3], [persoon 4] en [persoon 9].
Het onderzoek is ter zitting gesloten.
Bij beslissing van 28 oktober 2010 is het onderzoek heropend om verweerder in de gelegenheid te stellen een nadere onderbouwing te geven van het standpunt dat exploitatie van een buurthuis in het pand [adres] in strijd is met het bestemmingsplan.
Verweerder heeft naar aanleiding hiervan op 23 november 2010 een aanvullend besluit op bezwaar genomen (bestreden besluit II). Eiser heeft hierop gereageerd bij brief van 24 januari 2011.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 april 2011. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verder zijn verschenen [persoon 2], [persoon 5], [persoon 8] en [persoon 9].
Het onderzoek is ter zitting gesloten.
Overwegingen
1. Feiten en omstandigheden
1.1. Eiser is eigenaar van het pand [adres]. In het pand exploiteert hij Buurthuis Nedi.
1.2. Op 29 december 2008 heeft eiser een exploitatievergunning aangevraagd voor het buurthuis.
1.3. Naar aanleiding van deze aanvraag hebben diverse omwonenden zienswijzen ingediend.
1.4. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen, omdat de woon- en leefsituatie en/of de openbare orde in de omgeving van het buurthuis op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het buurthuis.
1.5. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
1.6. In het kader van de bezwaarschriftprocedure heeft verweerder advies gevraagd aan de Adviescommissie bezwaarschriften (hierna: de Adviescommissie). De Adviescommissie heeft op 21 oktober 2009 een advies uitgebracht, waarin de Adviescommissie verweerder heeft geadviseerd het primaire besluit te herroepen en alsnog een exploitatievergunning te verlenen voor Buurthuis Nedi.
1.7. Bij het bestreden besluit I heeft verweerder, in afwijking van het advies van de Adviescommissie, het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Bij het aanvullende bestreden besluit II heeft verweerder ditzelfde gedaan, met toevoeging van een aanvullend argument.
1.8. Op 21 juli 2009 heeft verweerder een bestuursdwangbesluit genomen, waarbij eiser is gelast binnen zes weken de exploitatie van het buurthuis te staken. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Het buurthuis is gesloten.
2. Standpunten van partijen
2.1. Ter zitting bij de rechtbank heeft verweerder desgevraagd nader toegelicht dat de bestreden besluiten I en II dienen te worden gelezen in onderlinge samenhang en dat verweerders standpunt als volgt dient te worden verstaan. Verweerder stelt zich, kort samengevat, primair op het standpunt dat exploitatie van een buurthuis in het pand [adres] in strijd is met het bestemmingsplan. Volgens het vigerende bestemmingsplan “Partiële wijziging uitbreidingsplan bebouwing voormalig industrieterreinen”, dat onderdeel uitmaakt van het vigerende “Uitbreidingsplan in onderdelen Weesp”, heeft het perceel de bestemming “Bebouwing Winkelhuizen A1”. Op de gronden met deze bestemming is uitsluitend bebouwing toegestaan met op de begane grond winkels en daarboven woonhuizen. Aangezien buurthuis Nedi een horecaonderneming is, is de vestiging of exploitatie van dit buurthuis in strijd met het bestemmingsplan. De aanvraag is daarom primair afgewezen op grond van artikel 2.3.1.2, tweede lid, van de destijds geldende Algemeen Plaatselijke Verordening van de gemeente Weesp 2005 (hierna: de APV 2005), welke bepaling gelijk is aan artikel 2:29, tweede lid, van de huidige APV 2010, waarin is bepaald dat verweerder een exploitatievergunning weigert indien de vestiging of exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan.
Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat door overlast de woon- en leefsituatie in de omgeving van buurthuis Nedi op een ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed en dat de exploitatievergunning daarom dient te worden geweigerd op grond van het bepaalde in artikel 2.3.1.2 van de APV 2005, thans artikel 2:29, vijfde lid, van de APV 2010.
2.2. In beroep heeft eiser het volgende naar voren gebracht. Buurthuis Nedi is geen horecabedrijf en kon dus ook niet verplicht worden een exploitatievergunning aan te vragen. Verweerders standpunt dat vestiging van een horecabedrijf in het pand [adres] in strijd is met het bestemmingsplan is onbegrijpelijk aangezien ter plaatse meerdere horecabedrijven wel een exploitatievergunning hebben, althans tegen die horecabedrijven niet handhavend wordt opgetreden. Tot slot meent eiser dat verweerders oordeel dat sprake is van onaanvaardbare overlast onvoldoende is onderbouwd. Vanaf het moment dat eiser het buurthuis is gaan exploiteren op 1 januari 2008 heeft eiser maatregelen genomen om de overlast te verminderen. Voor zover er overlast is, vindt deze plaats op de openbare weg, waar hij geen bevoegdheid heeft om er tegen op te treden. De meldingen van overlast kunnen niet worden aangemerkt als objectief geconstateerde feiten. Er is slechts sprake van een weergave van subjectieve meldingen. Daarop is ook het politieadvies gebaseerd. Vermoedelijk is het mutatiedossier van de politie vrijwel volledig opgebouwd uit telefoontjes van één man, de heer [persoon 2].
3. Regelgevend kader
3.1. Ingevolge artikel 2.3.1.2, eerste lid, van de APV 2005, en het gelijkluidende artikel 2:29, eerste lid, van de APV 2010, is het verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
3.2. Ingevolge artikel 2.3.1.2, tweede lid, van de APV 2005, en het gelijkluidende artikel 2:29, tweede lid, van de APV 2010, weigert de burgemeester de vergunning als bedoeld in het eerste lid indien de vestiging of exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan.
3.3. Ingevolge artikel 2.3.1.2, derde lid, van de APV 2005, en het gelijkluidende artikel 2:29, vijfde lid, van de APV 2010, kan de burgemeester de vergunning als bedoeld in het eerste lid geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf.
3.4. Ingevolge artikel 2.3.1.2, vierde lid, van de APV 2005, en het gelijkluidende artikel 2:29, zesde lid, van de APV 2010, houdt de burgemeester bij de toepassing van deze weigeringsgrond rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het bedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het horecabedrijf.
4. Inhoudelijk oordeel rechtbank
4.1. Eisers beroepsgrond dat buurthuis Nedi geen horecabedrijf is slaagt niet. Eiser heeft zich beroepen op artikel 2.3.1.1 van de APV 1998, waarin een buurthuis nog niet expliciet als horecabedrijf was aangemerkt. Ten tijde van het nemen van het primaire besluit gold echter niet de APV 1998, maar de APV 2005. In artikel 2.3.1.1, eerste lid, van de APV 2005 is een buurthuis (of clubhuis) expliciet genoemd als horecabedrijf. In het ten tijde van het aanvullende bestreden besluit II geldende artikel 2:28, eerste lid, van de APV 2010 is een buurthuis (of clubhuis) wederom expliciet genoemd als horecabedrijf. In de statuten van Nedi Buurthuis is in artikel 2 expliciet vermeld dat doel van de (informele) vereniging is het hebben en in stand houden van een buurthuis. Het lijdt dan ook geen twijfel dat buurthuis Nedi dient te worden aangemerkt als horecabedrijf in de zin van de APV en dat Nedi dus vergunningplichtig is.
4.2. Verweerders primaire standpunt dat de exploitatie van buurthuis Nedi strijd oplevert met het vigerende bestemmingsplan kan geen stand houden. Artikel 4 van de bij het bestemmingsplan behorende planvoorschriften bevat alleen bebouwingsvoorschriften en geen gebruiksverbod. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting bij de rechtbank meegedeeld dat er ook geen gebruiksverbod is opgenomen in de andere bepalingen van de planvoorschriften. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat geen sprake is van strijd met het bestemmingsplan als in de planvoorschriften geen gebruiksverbod is opgenomen. (Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 21 maart 2007, LJN: BA1164, r.o. 2.3). Gelet op dit oordeel behoeft het debat tussen partijen over de andere horecabedrijven in de naaste omgeving van buurthuis Nedi en de vraag of sprake is van ongelijke behandeling geen bespreking meer.
4.3. Nu verweerders primaire weigeringsgrond geen stand houdt, komt het aan op de vraag of verweerder zich in redelijkheid op standpunt heeft kunnen stellen dat door overlast de woon- en leefsituatie in de omgeving van buurthuis Nedi op een ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
4.4. Uitgangspunt is dat verweerder beoordelingsvrijheid heeft met betrekking tot de vraag of de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf. Het besluit moet daarom terughoudend worden getoetst.
4.5. Uitgangspunt is ook dat de overlast wel dient te blijken uit objectieve gegevens. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling van 14 december 2005, LJN: AU7939, r.o. 2.6.1, waarin is overwogen dat de bewijsvoering van overlast moet bestaan uit feitelijke, objectieve en controleerbare gegevens.
4.6. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval verweerders oordeel dat sprake is van ontoelaatbare overlast in toereikende mate wordt gedragen door feitelijke, objectieve en controleerbare gegevens. Daarbij heeft de rechtbank onder meer de volgende uit de gedingstukken naar voren gekomen gegevens in aanmerking genomen.
4.6.1. Naar aanleiding van de aanvraag om een exploitatievergunning is een aantal zienswijzen van omwonenden ingediend. De zich onder de gedingstukken bevindende samenvatting van deze zienswijzen vermeldt onder meer het volgende:
“Bezoekers van Nedi veroorzaken al ruim vier jaar overlast voor de buurtbewoners zoals geluidsoverlast, hard rijdende auto’s, parkeeroverlast, intimidatie van de bewoners (…), moedwillig pesten (urineren in de portieken) (…) scheldpartijen, dubbel parkeren, snelheidsovertredingen (…). Sinds de komst van Nedi is er in de buurt een toename van vandalisme. Bezoekers (…) zijn luidruchtig en gedragen zich intimiderend tegenover buurtbewoners. Rotzooi op straat is toegenomen, bezoekers van Nedi doen hun behoefte en roken joints op de trap van de flats van de [straat]. (…) Muziek schalt door de straat. De overlast bestaat vooral uit (…) bezoekers die hun auto op de stoep parkeren of met draaiende motor voor Nedi staan (…) bezoekers die buiten, voor Nedi, en aangrenzende panden rondhangen en luidruchtig praten. (…)
4.6.2. Op 23 september 2007 heeft omwonende [persoon 2] aangifte bij de politie gedaan van bedreiging. Het proces-verbaal van aangifte vermeldt onder meer het volgende:
“Gistermiddag even na 17.00 uur liep ik langs Nedi naar de snackbar, ik werd daar door een jongen uitgemaakt voor “landverrader”, “hondekop”, “kankerjood” en meer van dit soort uitspraken. (…) Dat schelden gebeurt wel vaker als ik langsloop. (…) Zodra er een groep buiten is dan durven ze dit soort dingen wel te zeggen. Een van de jongens uit de groep liep achter mij aan de snackbar in. Die jongen zei op een gegeven moment: (…) “Een granaat gaat sneller” of woorden van gelijke strekking. (…) Vervolgens ben ik naar huis gelopen en moest langs de eerdergenoemde groep. Weer volgde een scheldpartij van hun kant. (…). Ik zat net te eten met mijn vrouw toen mijn buurman belde. Die vertelde dat ze voor mijn deur stonden en dat ik niet moest opendoen. Ik zag [persoon 11], de beheerder van Nedi, en nog een vent, volgens mij is hij een van de eigenaren, voor het raam staan. (…). Ik gebaarde met mijn hand dat ze weg moesten gaan maar ze gingen niet (…). Die eigenaar (…) riep dingen als: “moet ik je neuken” (…) tegen mijn vrouw.”
4.6.3. Op 20 juni 2008 heeft omwonende [persoon 5] aangifte bij de politie gedaan van mishandeling. Het proces-verbaal van aangifte vermeldt onder meer het volgende:
“Ik ondervind al enige jaren overlast van een buurthuis dat gevestigd is op de [adres] (…). Op 20 juni 2008 verliet mijn dochter mijn woning. Ik liep met haar mee naar beneden om haar te begeleiden naar haar fiets (…). Ik zal vervolgens vijf jongens staan (…). Ik herkende de jongens als regelmatige bezoekers van het buurthuis. (…) Toen mijn dochter weg was gefietst liep ik naar de galerij van de eerste etage. Ik zag en voelde toen dat ik werd bekogeld met grote kiezelstenen.
Ik zag dat de eerder genoemde jongens hard stenen in mijn richting gooiden.”
4.6.4. Op 16 juni 2009 heeft omwonende [persoon 2] bij de politie aangifte gedaan van bedreiging. Het proces-verbaal van aangifte vermeldt onder meer het volgende:
“Voor de hoofdingang van Nedi zag ik een groep van ongeveer twaalf personen staan. Vervolgens zag ik dat er uit deze groep een manspersoon onze richting op kwam lopen. De man (…) riep in onze richting de woorden: “kontenlikkers, kontneukers”. (…) Daarop hoorde ik dat dezelfde man dit meerdere malen herhaalde in dezelfde woorden. Vervolgens hoorde ik de man zeggen dat ik en de heer [persoon 5] wel even een bak koffie konden drinken in Nedi om elkaar daar verder te gaan pakken.”
4.6.5. Het verslag van de bijeenkomst van buurtwoners inzake Nedi van 23 juli 2008 op het politiebureau van Weesp vermeldt onder meer het volgende:
“De problemen die de bewoners ervaren zijn als volgt: verstoring van de leefwijze, uitjouwen van voorbijgangers/bewoners, scheuren van auto’s (geluid), hard praten op straat, dealen, parkeeroverlast, zwerfvuil, stankoverlast, blokkeren van de openbare weg, intimidatie van bewoners door bezoekers. (…) Men ervaart dat de overlast omtrent Nedi verergerd is sinds er camera’s hangen op en rondom het station Weesp. (…) Meeste bewoners geven wel aan dat het op straat voor Nedi één grote hangplek is geworden voor de bezoekers van Nedi. Een aantal bewoners geeft aan dat er wordt gedeald in drugs en vuil op straat wordt achtergelaten. (…) Er is sprake van parkeeroverlast.”
4.6.6. De politie heeft naar aanleiding van de aangevraagde exploitatievergunning op 13 januari 2009 een advies uitgebracht. Dit advies vermeldt onder meer het volgende:
“De politie adviseert de burgemeester de vergunning niet te verlenen. De politie baseert zich hierbij op informatie van de wijkagent, informatie uit de geautomatiseerde systemen, een bijeenkomst welke gehouden is op het politiebureau te Weesp waarbij bewoners uit de directe omgeving van het onderhavige pand aanwezig waren en een bijeenkomst met ondernemers, burgemeester en de politie. (…) De wijkagent is oog en oor in zijn wijk. In zijn regelmatige contacten met bewoners blijkt hem dat deze overlast ondervinden van de aanwezigheid van Nedi. Ook heeft hij regelmatig gesprekken gevoerd met de ondernemers van Nedi. In deze gesprekken heeft hij een bemiddelende rol trachten te spelen tussen bewoners en ondernemers. Deze inspanningen hebben niet geleid tot een significant minder aantal klachten. (…) Bij het raadplegen van de informatie/registratiesystemen van de regiopolitie Gooi en Vechtstreek van 1 januari 2008 tot en met heden werden er ruim 58 meldingen gevonden aangaande overlast veroorzaakt door bezoekers van Nedi: geluidsoverlast (…) parkeeroverlast (…) overlast van dronkenschap (…) intimidatie van omwonenden (…) overlast van stilstaande voertuigen (…) overlast van zwerfvuil (…) overlast van bedrijfsafval (…) klachten van omwonenden door het niet naleven van de sluitingstijd van 23.00 uur.”
4.7. De hierboven weergegeven gegevens laten een structureel klachtenpatroon betreffende overlast zien gedurende een periode van ongeveer vijf jaar. Dat eiser diverse maatregelen heeft genomen om de overlast te verminderen, doet aan het voorgaande niet af. Het is mogelijk dat het eiser niet is te verwijten dat de bezoekers van zijn buurthuis voor overlast in de buurt zorgen, maar duidelijk is dat de bezoekers van het buurthuis voor overlast zorgen en dat dit een direct gevolg is van de aanwezigheid van het buurthuis in deze buurt.
De rechtbank neemt hierbij ook in aanmerking dat uit de schriftelijke reacties die de omwonenden in beroep bij de rechtbank hebben ingediend blijkt dat de rust in de buurt is weergekeerd na de sluiting van het buurthuis.
4.8. De rechtbank komt tot de slotsom dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf. Daarbij heeft hij voorts de aanwezige spanningen in de buurt kunnen betrekken. Dat er spanningen zijn is in feite ook erkend door de gemachtigde van eiser, die tijdens de eerste zitting bij de rechtbank onomwonden heeft verklaard dat het duidelijk is dat de sfeer in de buurt verpest is.
4.9. De rechtbank overweegt tot slot nog het volgende. Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat eiser buurthuis Nedi heeft opgericht met de intentie om jongeren die anders op straat zouden rondhangen, een locatie te bieden waar zij zich zouden kunnen bezig houden met zinvolle tijdsbesteding. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan deze op zichzelf genomen lovenswaardige bedoeling te twijfelen. Uit verweerders verklaringen ter zitting bij de rechtbank is voorts duidelijk geworden dat verweerder vooral moeite heeft met de vestiging en exploitatie van een buurthuis zoals Nedi op de onderhavige locatie, in een compacte woonwijk waar de bewoners toch al in sterke mate rekening met elkaar dienen te houden en er dus al snel sprake zal zijn van overlast. Het verslag van de bijeenkomst van buurtbewoners inzake Nedi van 23 juli 2008 vermeldt dat de buurtbewoners het belangrijk vinden dat de bezoekers van Nedi wel een buurthuis krijgen, maar dat dit niet geplaatst moet worden in een woonwijk. Gelet op dit alles ligt het in de rede dat partijen nog eens met elkaar in overleg treden om te bezien of er niet een andere passende locatie te vinden is voor buurthuis Nedi, waarbij het doel van het bieden van zinvolle tijdsbesteding aan jongeren gerealiseerd kan worden.
4.10. Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren. Voor een vergoeding van proceskosten of griffierecht ziet de rechtbank geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J.M. Baldinger, rechter, in aanwezigheid van
mr. T.E. Bouwmeester, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2011.
de griffier, de rechter,
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB