ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ7170
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Overlevering aan Denemarken toegestaan met voorrang voor België
Op 1 april 2011 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Denemarken. De opgeëiste persoon, geboren in Oekraïne in 1972 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was op dat moment gedetineerd in het Huis van Bewaring te Haarlem. De rechtbank behandelde een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie, die betrekking had op een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 4 februari 2011 was uitgevaardigd door het Deense Ministerie van Justitie. Dit EAB was gebaseerd op een vermoeden van strafbare feiten gepleegd door de opgeëiste persoon in Denemarken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor overlevering wordt gevraagd zowel naar het recht van Denemarken als naar Nederlands recht strafbaar zijn. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat zijn personalia correct zijn en dat hij de Oekraïense nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat er sprake is van samenloop met een EAB uit België, dat op 2 februari 2011 was uitgevaardigd. De officier van justitie heeft aangevoerd dat aan het Belgische EAB voorrang dient te worden gegeven, omdat de opgeëiste persoon op basis van dit EAB was aangehouden voordat het Deense EAB werd ontvangen.
De rechtbank heeft de redenering van de officier van justitie gevolgd en bevestigd dat de overlevering aan België voorrang dient te krijgen. De rechtbank heeft geoordeeld dat aan alle eisen van de Overleveringswet is voldaan en heeft derhalve de overlevering aan Denemarken toegestaan, maar met de nadruk op de prioriteit van het Belgische verzoek. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 1 april 2011.