ECLI:NL:RBAMS:2011:BR4153

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/674033-10 (PROMIS)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een minderjarige verdachte wegens ontuchtige handelingen met een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 juli 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De tenlastelegging betrof het seksueel binnendringen van het lichaam van de benadeelde partij, die op het moment van de feiten twaalf jaar oud was. De verdachte, die op dat moment vijftien of zestien jaar oud was, heeft de ontuchtige handelingen ontkend. Tijdens de zittingen op 17 juni 2010, 14 februari 2011 en 5 juli 2011 heeft de rechtbank de argumenten van zowel de officier van justitie als de verdediging gehoord. De officier van justitie eiste een werkstraf, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak.

De rechtbank heeft in haar overwegingen gekeken naar de omstandigheden van de zaak, waaronder het geringe leeftijdsverschil tussen de verdachte en het slachtoffer, de affectieve relatie tussen hen, en de vrijwilligheid van de handelingen. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte ontuchtige handelingen had gepleegd, omdat het seksuele contact als vrijwillig kon worden beschouwd. De rechtbank baseerde haar oordeel op verklaringen van de verdachte, het proces-verbaal van digitaal onderzoek en de aard van de communicatie tussen de verdachte en de benadeelde partij.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter en kinderrechter M.I. Heyning, en de rechters G.S. Crince Le Roy en H. Beestman, in aanwezigheid van griffier mr. H. de Haan - Bogaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/674033-10 (PROMIS)
Datum uitspraak: 19 juli 2011
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1993],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres] [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 17 juni 2010, 14 februari 2011 en 5 juli 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.M. Hoogerheide en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. J.J. Bakker en door de verdachte naar voren is gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd, welke tenlastelegging ter terechtzitting van 14 februari 2011 is gewijzigd, dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 mei 2009 tot en met 31 oktober 2009 te Amsterdam, zeven maal, in elk geval eenmaal of meermalen, met [benadeelde partij], geboren op [1997], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het eenmaal of meermalen seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij], hebbende verdachte (telkens) zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [benadeelde partij] geduwd/gebracht;
2. Voorvragen
De raadsman stelt dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is. Hij voert hiertoe aan dat het openbaar ministerie willekeurig tot vervolging is overgegaan. De rechtbank is van oordeel dat de raadsman de willekeur onvoldoende gemotiveerd onderbouwd heeft. Daarnaast kunnen de gronden die de raadsman heeft aangevoerd, gelet op de omstandigheden, op zichzelf ook niet leiden tot de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. Ook overigens is niet gebleken van omstandigheden die leiden tot het oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is.
Nu de dagvaarding geldig is, deze rechtbank bevoegd is tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie ontvankelijk is, zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3. Vrijspraak
3.1 Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen, waarvan een gedeelte, groot 60 uren, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren. De officier van justitie heeft voorts aan haar eis verbonden de voorwaarde dat verdachte geen contact heeft met de familie van het slachtoffer.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting een pleitnota overgelegd, welke aan het vonnis is gehecht en hier als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. De raadsman concludeert, subsidiair dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
3.3 Het oordeel van de rechtbanki
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen is tenlastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank komt tot dat oordeel op basis van de volgende overwegingen.
Aan verdachte is tenlastgelegd dat hij ontuchtige handelingen zou hebben verricht met een minderjarige onder de zestien jaar. De officier van justitie acht dit wettig en overtuigend bewezen.
Uit de geldende jurisprudentie blijkt echter dat het ontuchtige karakter kan ontbreken bij seksueel contact met een minderjarige als het gaat om een vrijwillig contact tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen en eventueel een affectieve relatie hebben (HR 24 juni 1997, NJ 1997, 76). Het hof Arnhem heeft deze criteria nog eens herhaald in zijn uitspraak van 28 april 2005, NbSr 2005, 278, waarbij het hof vindt dat er - anders dan de HR - altijd sprake moet zijn (geweest) van een affectieve relatie tussen de verdachte en aangever. Om vrijwilligheid van het seksuele contact aan te nemen volgens het hof moet er geen aanleiding zijn aan te nemen dat de aangeefster de handelingen tegen haar zin heeft verricht, dan wel een ondergeschikte positie ten aanzien van verdachte heeft gehad.
De rechtbank is van oordeel dat er in onderhavige zaak gesproken kan worden van een vrijwillig contact tussen de verdachte en het vermeende slachtoffer [benadeelde partij]. De rechtbank baseert zich hierbij op de verklaring van verdachte zoals bij de politieii en ter terechtzitting afgelegd, het proces-verbaal van digitaal onderzoek, inhoudende een samenvatting van het MSN-verkeer, van januari 2009 tot juni 2009, tussen verdachte en [benadeelde partij]iii. Daarnaast blijkt uit de stukken in het dossier dat [benadeelde partij] in iedere geval meerdere malen op de slaapkamer van verdachte is geweest, ook toen zij eenmaal seksueel verkeer hadden gehadiv.
Nu verdachte ten tijde van het gebeuren de leeftijd van vijftien en zestien jaar had en [benadeelde partij] twaalf jaar, kan er gesproken worden van een gering leeftijdsverschil.
Uit het eerder genoemde MSN-verkeer leidt de rechtbank af, mede door de gebruikte teksten zoals hvj (de rechtbank begrijpt dat als: hou van jou) en sgatje (de rechtbank begrijpt dat als: schatje), dat verdachte en [benadeelde partij] een affectieve relatie hadden. Dit mede gelet op de omstandigheid dat uit het dossier blijkt van langere tijd affecteieve relatiev.
Uit het dossier komen er geen feiten en omstandigheden naar voren die haar verklaring ondersteunen dat zij de handelingen tegen haar zin heeft verricht dan wel dat zij een ondergeschikte positie ten aanzien van de verdachte heeft gehad.
De conclusie is dan ook dat verdachte geen ontuchtige handelingen met [benadeelde partij] heeft gepleegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij
De vordering van benadeelde partij, [benadeelde partij], komt niet voor toewijzing in aanmerking en is niet-ontvankelijk, nu verdachte wordt vrijgesproken en aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
Verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde partij], niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.I. Heyning, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. G.S. Crince Le Roy en H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H. de Haan - Bogaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juli 2011.
i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar de paginanummering in het dossier.
ii P. 69 Verklaring [verdachte]
P. 72 Verklaring [verdachte]
iii P. 93 Uitdraai MSN-verkeer
P. 96 Uitdraai MSN-verkeer
P. 98 Uitdraai MSN-verkeer
P. 102 uitdraai MSN-verkeer
iv P. 71 Verklaring [verdachte]
P. 72 Verklaring [verdachte]
v P. 70 Verklaring [verdachte]