ECLI:NL:RBAMS:2011:BR5716

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
494108 / KG ZA 11-1041 SR/BB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Sj.A. Rullmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot medewerking aan benoeming bestuurder in kort geding tussen Stichting SEKAM Video en VEVAM

In deze zaak, die op 6 juli 2011 door de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, vorderde Stichting SEKAM Video dat gedaagde, VEVAM, zou meewerken aan de benoeming van een door SEKAM Video voorgedragen kandidaat tot bestuurder van de Stichting SBF. De eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. R.S. Le Poole, stelden dat SEKAM Video op grond van de statuten het recht had om een derde bestuurder voor te dragen, terwijl gedaagde, vertegenwoordigd door mr. E.J. Ruitenberg, zich verzet tegen deze benoeming. De voorzieningenrechter oordeelde dat de statuten van SBF inderdaad het recht aan SEKAM Video geven om een bestuurder voor te dragen, en dat de huidige situatie, waarin slechts twee bestuurders zijn aangesteld, niet in overeenstemming is met de statuten. De voorzieningenrechter wees het verweer van gedaagde af, dat stelde dat de benoeming van een derde bestuurder in de gegeven omstandigheden onaanvaardbaar zou zijn. De rechter benadrukte dat de statuten niet vereisen dat de voordracht van een bestuurder afhankelijk is van de financiële bijdrage van de betrokken partijen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de benoeming van de door SEKAM Video voorgedragen kandidaat moest plaatsvinden, en veroordeelde gedaagde om hieraan mee te werken tijdens de eerstvolgende bestuursvergadering van SBF. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die op dat moment waren begroot op EUR 1.466,81. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moest worden nageleefd, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 494108 / KG ZA 11-1041 SR/BB
Vonnis in kort geding van 6 juli 2011
in de zaak van
1. de stichting
STICHTING SEKAM VIDEO,
gevestigd te Amsterdam,
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
eisers in conventie bij dagvaarding van 1 juli 2011,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. R.S. Le Poole te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. E.J. Ruitenberg te Amsterdam.
Eisers zullen hierna ook wel afzonderlijk SEKAM Video en [eiser 2] worden genoemd en gedaagde zal hierna als [gedaagde] worden aangeduid.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 4 juli 2011 hebben eisers gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. [gedaagde] heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Vervolgens heeft hij een eis in reconventie ingediend. Eisers hebben tegen de vordering in reconventie verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 6 juli 2011 uitspraak gedaan. Anders dan ter zitting is medegedeeld is dit gedaan in de vorm van dit verkorte vonnis. De uitwerking daarvan kan op een later tijdstip volgen. Die uitwerking zal onder ‘De beoordeling’ uitsluitend de hierna onder 5, 6 en 7 opgenomen overwegingen bevatten. Partijen wordt daarom verzocht om binnen zeven dagen na de vonnisdatum aan de onder dit vonnis genoemde griffier schriftelijk mee te delen of zij nog prijs stellen op een uitwerking. Mocht een dergelijk bericht niet worden ontvangen, dan zal van uitwerking worden afgezien.
Ter zitting waren aanwezig:
Aan de zijde van eisers: [eiser 2] met mr. Le Poole.
Aan de zijde van [gedaagde]: [gedaagde] met mr. Ruitenberg en mr. J.W.A. Meddens.
Tevens waren ter zitting aanwezig [persoon 1], voormalig interim-directeur van SBF en [persoon 2], directeur van VEVAM.
2. De feiten
In conventie en reconventie
Volgen bij de eventuele uitwerking.
3. Het geschil in conventie
Volgt bij de eventuele uitwerking.
4. Het geschil in reconventie
Volgt bij de eventuele uitwerking.
5. De beoordeling in conventie
5.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 Rv - waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van één of beide partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
5.2. Op grond van artikel 5 lid 2 van de statuten dient het bestuur van SBF uit drie leden te bestaan, van wie er één door SEKAM, één door VEVAM en één door SEKAM Video wordt voorgedragen. Vaststaat dat het bestuur thans bestaat uit twee bestuurders, te weten [gedaagde] op voordracht van VEVAM en [eiser 2] op voordracht van SEKAM. SEKAM Video is thans niet vertegenwoordigd in het bestuur. Eisers willen nu alsnog conform de statuten een door SEKAM Video voorgedragen bestuurder in het bestuur van BSF laten toetreden. [gedaagde] wil de huidige situatie waarbij alleen SEKAM en VEVAM in het bestuur vertegenwoordigd zijn continueren.
5.3. Tussen partijen is niet in geschil dat SEKAM Video ingevolge de statuten het recht heeft om een derde bestuurder voor te dragen. [gedaagde] heeft zich echter op het standpunt gesteld dat dit aan SEKAM Video in de statuten gegeven recht niet van toepassing is omdat dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (artikel 2:8 lid 2 BW).
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter gaat dit verweer niet op.
De omstandigheid dat thans, anders dan in het verleden, tussen de twee bestuurders van SBF een impasse is ontstaan, is reden om nu wel conform de statuten een derde bestuurder te laten toetreden. Het feit dat SEKAM Video minder dan SEKAM en VEVAM bijdraagt aan de kosten van SBF maakt het voorgaande niet anders, nu uit de statuten geenszins blijkt dat de voordracht van een bestuurder gerelateerd is aan de geleverde bijdrage aan de kosten.
Dat er met toetreding van een bestuurder voorgedragen door SEKAM Video in de toekomst mogelijk een besluit genomen wordt waarmee [gedaagde] (VEVAM) het niet eens is, maakt niet dat SEKAM Video van het haar in de statuten gegeven recht thans geen gebruik mag maken.
In het geval de drie bestuurders een besluit nemen dat naar het oordeel van [gedaagde] onder de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, kan hij dit alsdan aan de rechter voorlegen. Thans kan niet worden vooruitgelopen op de vraag of een dergelijk besluit genomen gaat worden. De omstandigheid dat het bestuur van SEKAM en SEKAM Video bestaat uit dezelfde personen maakt nog niet dat SEKAM en SEKAM Video zonder meer met elkaar kunnen worden vereenzelvigd en reeds nu al gezegd kan worden dat alleen al op grond daarvan een naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar besluit van de drie bestuurders tot stand zal komen. Aan de drie bestuurders moet eerst de mogelijkheid gegeven worden om elkaars argumenten ten aanzien van punt 4 van de agenda ‘De benoeming van een directeur van SBF’ te horen en op dit agendapunt een besluit te nemen.
5.4. Gelet op het voorgaande is de gevraagde voorziening toewijsbaar. De dwangsom zal als hierna te melden worden gematigd.
5.5. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op:
- dagvaardingskosten EUR 90,81
- griffierecht 560,00
-advocaatkosten 816,00
Totaal EUR 1.466,81
6. De beoordeling in reconventie
6.1. Gelet op hetgeen in conventie is overwogen is de primaire vordering in reconventie niet toewijsbaar.
6.2. Voor het subsidiair gevorderde geldt dat de voorzieningenrechter thans geen bindende aanwijzingen aan één van de bestuurders, noch aan SEKAM Video, kan geven. Zoals in conventie reeds is overwogen moet aan de drie bestuurders eerst de mogelijkheid worden geboden om elkaars argumenten ten aanzien van punt 4 van de agenda ‘De benoeming van een directeur van SBF’ te horen en op dit agendapunt een besluit te nemen. Eerst nadat dat is gebeurd kan zo nodig alsnog aan de rechter de vraag worden voorgelegd of het bestuur een onder de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar besluit heeft genomen.
6.3. De subsidiair gevorderde voorzieningen zijn dan ook evenmin toewijsbaar.
6.4. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die gelet op de samenhang met de conventie aan de zijde van eisers op nihil worden begroot.
7. Voorts in conventie en in reconventie
7.1. Ten overvloede wordt overwogen dat de in conventie gevraagde voorziening berust op de statuten en de in reconventie gevraagde voorzieningen op beleidsbeslissingen zien, hetgeen maakt dat de vorderingen verschillend worden beoordeeld.
8. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
8.1. veroordeelt [gedaagde] tijdens de eerstvolgende bestuursvergadering van SBF op 7 juli 2011 om 10.00 uur ten kantore van SBF zijn medewerking te verlenen aan de benoeming met onmiddellijke ingang van de door SEKAM Video voorgedragen kandidaat tot bestuurder van SBF,
8.2. veroordeelt [gedaagde] om aan eisers een dwangsom te betalen van EUR 25.000,= indien hij niet aan de onder 8.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet,
8.3. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op EUR 1.466,81,
8.4. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8.5. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
8.6. weigert de gevraagde voorzieningen,
8.7. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sj.A. Rullmann, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. B.P.W. Busch, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2011.