ECLI:NL:RBAMS:2011:BR5804
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Overlevering van een Poolse verdachte in verband met diefstal van oud ijzer
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 augustus 2011 uitspraak gedaan over de overlevering van een Poolse verdachte, geboren in 1973, die beschuldigd wordt van diefstal van oud ijzer. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met dertig dagen verlengd vanwege een volle agenda. De verdediging voerde aan dat de ernst van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht niet in verhouding staat tot de zwaarte van het middel, namelijk een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De raadsman stelde dat het meenemen van het oud ijzer, dat in stukken in de berm lag, geen gevaar voor het treinverkeer heeft opgeleverd en dat het feit al zes jaar geleden heeft plaatsgevonden. De verdachte heeft in Nederland gewerkt en is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie, wat zijn belangen vergrootte.
De officier van justitie betoogde dat de afweging van de ernst van het feit al was gemaakt bij het uitvaardigen van het EAB en dat er geen ruimte was voor een opportuniteitstoets. De rechtbank oordeelde dat de overlevering toelaatbaar was, omdat de opgeëiste persoon zich schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit dat zowel naar Nederlands als Pools recht strafbaar is. De rechtbank benadrukte dat de overleveringsrechtbank niet de plaats is voor een beoordeling van de ernst van het feit, en dat de Poolse autoriteiten de afweging maken of een EAB moet worden uitgevaardigd.
De rechtbank verwierp het verweer van de raadsman en concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de overlevering zouden kunnen verhinderen. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij werd opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de openbare zitting.