ECLI:NL:RBAMS:2011:BR7050

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11-2587 AWBZ
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.P. Smit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering toekenning persoonsgebonden budget (pgb) wegens schuldsanering en de gebonden bevoegdheid van het zorgkantoor

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 augustus 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. B.G. Meijer, en het Zorgkantoor Amsterdam, vertegenwoordigd door D. Lake. Eiser, die meervoudig gehandicapt is, had een aanvraag ingediend voor een persoonsgebonden budget (pgb) op grond van de Algemene wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen omdat eiser onder de schuldsaneringsregeling viel. Na bezwaar werd het besluit gedeeltelijk gegrond verklaard, maar het zorgkantoor weigerde alsnog een pgb voor de periode na 30 juni 2011, met de argumentatie dat de regelgeving sinds 1 januari 2011 een gebonden bevoegdheid voor hen inhoudt, waardoor er geen ruimte is voor belangenafweging.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de regelgeving met ingang van 1 januari 2011 is veranderd, waardoor het zorgkantoor verplicht is om een pgb te weigeren indien de schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard. Eiser heeft aangevoerd dat hij een pgb nodig heeft om de benodigde zorg te kunnen bekostigen en dat hij erop mocht vertrouwen dat hij opnieuw een pgb zou ontvangen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het zorgkantoor op goede gronden heeft besloten dat eiser na 1 juli 2011 niet langer in aanmerking komt voor een pgb, omdat hij onder de schuldsaneringsregeling valt. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiser niet in een situatie verkeert waarin hij verstoken is van zorg, aangezien hij wordt verzorgd door familieleden.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarmee de beslissing van het zorgkantoor om de aanvraag voor een pgb te weigeren, werd bevestigd. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/2587 AWBZ
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. B.G. Meijer,
en
het Zorgkantoor Amsterdam,
gevestigd te Amersfoort,
verweerder,
gemachtigde D. Lake.
Procesverloop
Bij besluit van 6 december 2010 heeft verweerder de aanvraag van eiser om een persoonsgebonden budget (pgb) op grond van de Algemene wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) afgewezen (het primaire besluit).
Bij besluit van 29 april 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gedeeltelijk gegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 augustus 2011.
Eiser is vertegenwoordigd door mr. B.G. Meijer. Verweerder is vertegenwoordigd door
D. Lake.
Overwegingen
1 Feiten en omstandigheden
1.1 Eiser is meervoudig gehandicapt en heeft recht op zorg op grond van de AWBZ. Verweerder heeft op basis van een eerdere indicatiestelling een pgb aan eiser verleend tot en met 1 juni 2010. Op 4 oktober 2010 heeft het CIZ een nieuwe indicatie verstrekt voor de periode vanaf 2 juni 2010.
1.2 Bij het primaire besluit heeft verweerder bepaald dat eiser niet in aanmerking komt voor verstrekking van AWBZ-zorg in de vorm van een pgb, omdat op eiser de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard.
1.3 Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard en bepaald dat eiser in aanmerking komt voor een pgb vanaf 2 juni 2010 tot en met 30 juni 2011. Met betrekking tot de periode na 30 juni 2011 stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser niet in aanmerking komt voor een pgb omdat hij in de schuldsanering zit.
1.4 In beroep heeft eiser aangevoerd dat hij een pgb nodig heeft om de door hem benodigde zorg te kunnen bekostigen. Eiser mocht erop vertrouwen dat hij opnieuw een pgb zou ontvangen.
2 Inhoudelijke beoordeling
2.1 De rechtbank stelt vast dat op eiser, bij uitspraak van 19 januari 2009 van de rechtbank Amsterdam, de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard.
2.2 Tot 1 januari 2011 was verweerder, op grond van artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd om subsidieverlening te weigeren indien op de aanvrager de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard. In het Uitvoeringsprotocol Regeling persoonsgebonden Budget AWBZ 2010 was deze bevoegdheid nader uitgewerkt.
2.3 Met ingang van 1 januari 2011 is in artikel 2.6.4, tweede lid, aanhef en onder f, van de Regeling Subsidies AWBZ (ook aangeduid als Regeling persoonsgebonden budget AWBZ) opgenomen dat, indien de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, het zorgkantoor de verlening van een persoonsgebonden budget weigert.
2.4 Bovenstaande betekent dat verweerder, waar het gaat om een persoon op wie de schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard, in 2010 bevoegd was om een pgb te weigeren, maar vanaf 1 januari 2011 daartoe gehouden was.
2.5 Verweerder heeft bij het bestreden besluit alsnog besloten een pgb over 2010 te verstrekken en dus van haar bevoegdheid om een pgb te weigeren geen gebruik te maken.
Ook over de periode van 1 januari 2011 tot 1 juli 2011 heeft verweerder besloten om een pgb te verlenen, om eiser aldus in de gelegenheid te stellen de zorg in natura te regelen.
2.6 Eiser heeft verwezen naar een uitspraak van 19 mei 2011 van de rechtbank Zwolle (LJN: BR1585) waarbij aan de betrokkene een pgb is toegekend terwijl op hem de schuldsaneringsregeling van toepassing was verklaard. In die zaak is geoordeeld dat het betreffende zorgkantoor het belang van de betrokkene bij voortzetting van het pgb zwaarder had dienen te laten wegen.
Anders dan in deze uitspraak is beslist, is de rechtbank van oordeel dat artikel 2.6.4, tweede lid, aanhef en onder f, van de Rsa een gebonden bevoegdheid voor verweerder bevat. Dat wil zeggen dat verweerder hiervan niet kan afwijken en de regelgeving geen ruimte biedt voor een belangenafweging.
2.7 De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft besloten dat eiser op en na 1 juli 2011 niet langer in aanmerking komt voor een pgb omdat op hem de schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard.
Niet is gebleken dat eiser in een situatie verkeert waarin hij verstoken is van zorg.
Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij wordt verzorgd door zijn familieleden. In dit kader heeft verweerder ter zitting opgemerkt dat zij eiser heeft aangeboden om te bemiddelen met een zorgverleningsinstelling om de mogelijkheid van een voortzetting van deze zorg – als zorg in natura - door middel van een onderaannemerschap te realiseren. Het is aan eiser om daar al dan niet gebruik van te maken.
2.8 Op grond van het voorgaande zal de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaren.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P. Smit, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. van Beek, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2011.
de griffier de rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB