ECLI:NL:RBAMS:2011:BT2032

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
473695 - HA ZA 10-3444
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding vordering netbeheerder Liander N.V. tegen bewoonster wegens fraude met elektriciteitsmeter en hennepkwekerij

In deze zaak vorderde Liander N.V. schadevergoeding van de bewoonster [A] wegens fraude met de elektriciteitsmeter en het inrichten van een hennepkwekerij in haar woning. De rechtbank Amsterdam oordeelde dat de bewoonster, als contractspartij van Liander, de zorgplicht had om toe te zien op het correct gebruik van de aansluiting en de meetinrichting. De rechtbank stelde vast dat de bewoonster tekortgeschoten was in deze zorgplicht, ondanks haar verweer dat zij lijdt aan een psychiatrische stoornis en dat derden haar woning misbruikten. De rechtbank oordeelde dat dit verweer onvoldoende onderbouwd was en dat de gevolgen van de keuze om haar woning aan derden ter beschikking te stellen voor haar rekening kwamen. Liander had een bedrag van € 10.747,43 gevorderd, dat bestond uit kosten voor niet-geregistreerde elektriciteit, energiebelasting, BTW en overige kosten. De rechtbank wees de vordering grotendeels toe, met inbegrip van de gevorderde BTW. De rechtbank oordeelde dat de bewoonster aansprakelijk was voor de schade die Liander had geleden door de fraude en dat zij de kosten van het onterecht afgenomen elektriciteitsverbruik moest vergoeden. De rechtbank veroordeelde [A] tot betaling van € 9.397,79, vermeerderd met wettelijke rente, en stelde de proceskosten vast op € 1.294,74. Het vonnis werd uitgesproken op 27 juli 2011.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 473695 / HA ZA 10-3444
Vonnis van 27 juli 2011
in de zaak van
naamloze vennootschap
LIANDER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
advocaat mr. J.G. Keizer te Amsterdam,
tegen
[A],
wonende te --,
gedaagde,
advocaat mr. H.J. Borghuis te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Liander en [A] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 22 december 2010 waarin een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 21 maart 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Liander heeft per 5 april 2001 met [A] een overeenkomst gesloten op grond waarvan Liander zorg diende te dragen voor het transporteren van elektriciteit naar de aansluiting op het adres [adres] te [plaats], en voor het onderhoud van deze aansluiting. Op de overeenkomst waren laatstelijk de “Algemene Voorwaarden 2006 voor aansluiting en transport voor kleinverbruikers” (hierna AV) van toepassing.
2.2. De AV luiden voor zover hier van belang:
“4.2
De contractant is gehouden, voor zover zulks redelijkerwijs nodig is, aan de netbeheerder zijn medewerking te verlenen bij de toepassing en uitvoering van het in de aansluit- en transportovereenkomst bepaalde en de controle op de naleving daarvan, en wel in het bijzonder door:
a. De netbeheerder zo spoedig mogelijk op de hoogte te stellen van door hem waargenomen of vermoede schade, gebreken of onregelmatigheden in het in het perceel aanwezige gedeelte van de aansluiting en/of de meetinrichting, verbreking van de verzegeling daaronder begrepen.
[…]
4.3
De contractant is gehouden het redelijkerwijs mogelijke te doen om schade aan het in het perceel aanwezige gedeelte van de aansluiting en/of de meetinrichting te voorkomen.
[…]
4.6
Het is de contractant niet toegestaan:
[…]
b. door of vanwege de netbeheerder of een erkende meetverantwoordelijke aangebrachte verzegelingen te verbreken of te doen verbreken.
c. handelen te verrichten of te doen verrichten waardoor de hoeveelheid getransporteerde elektrische energie niet of niet juist kan worden vastgesteld, dan wel een situatie te scheppen waardoor het normaal functioneren van de meetinrichting of (andere) door de netbeheerder beheerde apparatuur wordt verhinderd of de tarievenregeling van de netbeheerder niet of niet juist kan worden toegepast.
4.7
Indien de contractant toerekenbaar in strijd heeft gehandeld met een in dit artikel bedoelde verplichting, kan de netbeheerder hem indien er (mede) sprake is van niet door de meetinrichting geregistreerde energie een boete opleggen als is bepaald in het tarievenblad en in andere gevallen een boete van ten hoogste Euro 135,- (honderdvijfendertig Euro) per strijdige handeling. In plaats van een boete kan de netbeheerder betaling van de kosten van het transport vorderen en/of de kosten van de geschatte feitelijke levering in rekening brengen en/of schadevergoeding verlangen. Het voorgaande laat het recht van de netbeheerder op het geheel of gedeeltelijk wegnemen van de aansluiting en/of het deactiveren van de aansluiting onverlet.”
2.3. Op 27 januari 2010 is op voornoemd adres een hennepplantage aangetroffen. Liander heeft een onderzoek ingesteld en aangifte bij de politie gedaan. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
“De eerdergenoemde fraudespecialist zag dat het zegels van de huisaansluitkast was verbroken. Alleen een medewerker van Liander mag deze zegels verbreken ivm werkzaamheden. Bij het afsluiten van de huisaansluitkast wordt deze weer verzegeld met rotasealzegels voorzien van een unieknummer. Bij het torderen van deze zegels komt er ook een uniek zegeltangnummer in te staan. Na het verwijderen van het deksel van de huisaansluitkast zag hij dat boven de hoofdzekering een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt. Hij zag namelijk dat alle drie de aansluitpunten drie fasedraden waren aangebracht en dat deze aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze voorzag van elektriciteit. Bij een 1 fase meter hoort maar 1 hoofdzekering te zijn aan gebracht. De eerdergenoemde fraudespecialist zag dat de hoofdbeveiliging ten behoeve van de elektrische installatie verzwaard was. Contractueel hoort er 1 x 25A in te zitten. zag dat er nu 2 hoofdzekeringen met een waarde van 35A en 1 van 25A geplaatst waren. Door voorstaande werd schade en hinder veroorzaakt aan Liander N.V., omdat de juiste tarievenregeling niet kon worden toegepast. Voorts was het gelijktijdige af te nemen vermogen van de getransporteerde elektriciteit niet meer in overeenstemming met de installatie.”
2.4. In het Opnameformulier Energiefraude is onder “inventarisatie verbruik en apparatuur” onder meer vermeld dat 12 lampen van 645 Watt zijn gevonden. Ook zijn afzuiginstallaties, pompen en koolstoffilters aangetroffen.
2.5. In het Opnameformulier Energiefraude is onder “Eerdere oogsten” vermeld:
“in overleg met [B], politieambtenaar, zijn wij tot de slotsom gekomen dat hier vermoedelijk tenminste 3 keer eerder is geoogst. Dit is gebaseerd op: zeer vervuilde koolstoffilters, stof in deursponning, knipschaartjes met hennep aanslag, kalkafzetting op koppelingen.”
2.6. Gebaseerd op de onderzoeksgegevens is Liander er vanuit gegaan dat op voornoemd adres in ieder geval in de periode van april 2009 tot 27 januari 2010 een hennepplantage was ingericht en dat er tenminste driemaal is geoogst. Het totale ongeregistreerde elektriciteitsverbruik voor de kwekerij is aan de hand van de aangetroffen apparatuur door haar geschat op 30.275 kWh.
2.7 Met een brief van 3 februari 2010 heeft Liander [A] gemaand binnen veertien dagen een bedrag van € 9.976,82 te betalen.
2.8. Bij brief van 7 mei 2010 is [A] namens Liander gemaand om uiterlijk op 14 mei 2010 een bedrag van € 10.747,43 (inclusief incassokosten, rente en informatie-kosten) te voldoen.
3. Het geschil
3.1. Liander vordert (samengevat) veroordeling van [A] tot betaling van € 10.747,43, vermeerderd met wettelijke rente over een bedrag van € 9.976,95, alsmede met de proceskosten.
3.2. Liander legt hieraan het volgende ten grondslag (samengevat).
[A] is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de artikelen 4.2, 4.3 en 4.6 sub b en c AV, door met de elektriciteitsmeter te frauderen en illegaal stroom af te nemen. Ingevolge artikel 4.7 AV is [A] daarom gehouden tot betaling van levering van de niet-geregistreerde elektriciteit, de transportkosten en de overige schadeposten. Subsidiair is [A] aansprakelijk voor de door Liander geleden schade omdat zij haar verplichtingen jegens Liander heeft geschonden. Meer subsidiair is [A] aansprakelijk voor de geleden schade op grond van onrechtmatig handelen. Liander maakt, op basis van beschikbare gegevens geschat verbruik, aanspraak op:
a) aan hoofdsom € 9.976,95
b) rente berekend tot en met 7 mei 2010 € 64,78
c) informatiekosten € 5,70
d) buitengerechtelijke incassokosten € 700,00
Totaal € 10.747,43
3.3. [A] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
De overeenkomst en het voorkomen van fraude
4.1. [A] heeft erkend dat tussen haar en (de rechtsvoorganger van) Liander een aansluit- en transportovereen-komst voor elektriciteit tot stand is gekomen met betrekking tot het adres [adres] te [plaats], dat aan dat adres een hennepkwekerij heeft bestaan en ook dat ten behoeve daarvan de meetinrichting van Liander is gemanipuleerd. [A] voert echter aan dat dat zij psychiatrisch patiënt is en dat zij is misbruikt door personen uit een crimineel circuit die een deel van haar woning hebben ingericht en onderhouden als hennepkwekerij. De rechtbank begrijpt dit verweer aldus dat [A] zich beroept op overmacht in de zin van artikel 6:75 Burgerlijk Wetboek (BW). [A] bestrijdt voorts dat uit de bevindingen ter plaatse meerdere oogsten kunnen worden afgeleid. Daarnaast heeft Liander volgens [A] met het gegeven dat de woningbouwvereniging in het trappenhuis ter plaatse geen afsluitbare meterkasten heeft aangebracht, bewust het risico genomen dat haar contractanten de meters niet konden afsluiten en dat deze dus voor een ieder met toegang tot het trappenhuis kon worden gemanipuleerd. Overwogen wordt als volgt.
4.2. Op [A], de contractspartij van Liander, rust de verplichting te zorgen voor en toe te zien op correct gebruik van de aansluiting en de meetinrichting. Dat vloeit niet alleen voort uit de algemene voorwaarden van Liander, maar ook uit de aard van de contractuele verhouding tussen de partijen. De aansluiting en de meetinrichting bevinden zich in beginsel in de macht van [A], de contractspartij van Liander. Om die reden kan [A] Liander ook niet tegenwerpen dat meterkast niet afsluitbaar is gemaakt door de woningbouwvereniging. Aan de zorgplicht van [A] doet niet af dat zij een deel van de woning kennelijk aan derden ter beschikking heeft gesteld. Op de keuze van medegebruikers heeft Liander immers geen invloed. De gevolgen van deze keuze van [A] komen naar de in het verkeer geldende opvattingen voor haar rekening, daargelaten dat de beschikbare documentatie geen concrete aanknopingspunten bevat voor het door haar bedoelde medegebruik. Dat [A] zou lijden aan een psychiatrische stoornis waardoor het gebruik van haar woning door derden als hennepkwekerij niet aan haar kan worden toegerekend, is onvoldoende onderbouwd. Het had op de weg van [A] gelegen om de beweerde stoornis en de gevolgen daarvan feitelijk te onderbouwen, bijvoorbeeld met een verklaring van een (behandelend) arts. Hetgeen de dochter van [A] ter comparitie over de geestesgesteldheid van haar moeder heeft verklaard is daarvoor onvoldoende. Dat sprake zou zijn van overmacht, is daarom niet komen vast te staan.
4.3. Op grond van het voorgaande staat vast dat [A] is tekortgeschoten in de nakoming van haar zorgplicht uit hoofde van de met Liander gesloten overeenkomst. Liander is dus gerechtigd nakoming te vorderen van de eveneens door de overeenkomst c.q. in de algemene voorwaarden geregelde gevolgen van de tekortkoming.
Omvang stroomverbruik
4.4. [A] heeft bij conclusie van antwoord betwist dat de berekening van de fraudespecialist van de hoeveelheid verbruikte energie juist is. Daarbij heeft zij opgemerkt dat het onderzoek niet aantoont dat voorafgaand aan de aangetroffen oogst meerdere oogsten zijn geweest, zodat zij hooguit het energieverbruik ten behoeve van de aangetroffen kweek moet vergoeden, te weten 6.943 kWh. [A] voert verder aan dat de ruimte waarin de hennepkwekerij was ingericht, door de medegebruikers van de woning werd gebruikt om elders gekweekte hennep te drogen en te knippen, welke activiteiten geen extra elektriciteitsverbruik vergen.
4.5. Dat sprake is geweest van eerdere oogsten volgt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam uit het door Liander overgelegde rapport en het beeldmateriaal, waaruit valt af te leiden dat er op grond van stof in deursponning, knipschaartjes met hennepaanslag en kalkafzetting op koppelingen sprake moet zijn geweest van ten minste drie eerdere oogsten. Daarbij wordt nog opgemerkt dat de methode van schatting die Liander heeft gehanteerd, te weten aan de hand van de aangetroffen apparatuur en situatie, een deugdelijke en gebruikelijke wijze van schatting is in zaken zoals deze en dat de onzekerheid die bij een dergelijke schatting bestaat voor rekening en risico van de aangeslotene dient te blijven, nu deze verantwoordelijk is voor de ontstane situatie (de gemanipuleerde meter) waarbij de berekening van de verbruikte energie niet heeft kunnen plaatsvinden op de gebruikelijke wijze. Hetgeen [A] verder heeft aangevoerd - namelijk het gebruik van de ruimte door derden voor het drogen en knippen van elders gekweekte hennep - vindt geen steun in de overgelegde stukken. Zij heeft haar verweer op dit punt dus onvoldoende onderbouwd. De berekening van Liander dient daarom als uitgangspunt. Gelet op het voorgaande bestaat er geen aanleiding om Liander ter zake nader bewijs op te dragen of om een deskundige te benoemen.
4.6. Het voorgaande brengt dat moet worden uitgegaan van een verbruik van 30.275 kWh. Het bedrag dat Liander hiervoor in rekening brengt (€ 5.305,77), is toewijsbaar.
Omzetbelasting
4.7. [A] bestrijdt, onder verwijzing naar eerdere rechtspraak, dat zij BTW is verschuldigd over de buiten de meter om afgenomen elektriciteit. De rechtbank verwerpt dat verweer. Op zichzelf is elektriciteit een goed waarvan de levering aan omzetbelasting onderworpen is. Liander is over de afgetapte elektriciteit als zodanig geen omzetbelasting verschuldigd omdat geen sprake is van levering. Dat ligt echter anders voor de gevorderde schadevergoeding. Kenmerk van de relatie van de afnemer van elektriciteit met de netbeheerder is dat de afnemer de beschikking krijgt over een aansluiting waarmee hij eenzijdig tot afname kan overgaan. Wanneer de elektriciteit ‘via de meter’ is afgenomen is daarover BTW verschuldigd. Wanneer echter, zoals in dit geval, de stroom buiten de meter om is afgenomen en de netbeheerder vergoeding vraagt van de kosten op basis van het geschatte verbruik, is sprake van een zodanig rechtstreeks verband tussen de door Liander verleende dienst (het verzorgen van het transport van elektriciteit naar de aansluiting van [A]) en de gevorderde schadevergoeding, dat sprake is van een vergoeding voor een tegenprestatie. [A] moet dus BTW over de levering vergoeden tot een bedrag van € 1.008,10 (19 procent van € 5.305,77).
4.8. Over de hierna te bespreken ‘overige kosten’ kan geen BTW in rekening gebracht worden, omdat het daarbij niet gaat om vergoeding voor een tegenprestatie, maar (enkel) om schadevergoeding. De vordering van Liander is in zoverre dus niet toewijsbaar.
Energiebelasting
4.9. De rechtbank is voorts van oordeel dat [A] energiebelasting is verschuldigd. Artikel 50 lid 1 van de Wet belasting op milieugrondslag bepaalt weliswaar dat energiebelasting met betrekking tot elektriciteit wordt geheven ter zake van de levering via een aansluiting aan de gebruiker, maar op grond van lid 4 (aanhef en onder a) van dat artikel valt daaronder ook het verbruik van elektriciteit dat op andere wijze is verkregen dan door een levering als bedoeld in het eerste lid. Daaruit volgt dat Liander schade lijdt doordat zij energiebelasting dient te voldoen voor de ongeregistreerde verbruikte elektriciteit. [A] dient deze schade, in dit geval € 2.097,12, te vergoeden.
Overige kosten en informatiekosten
4.10. Liander stelt dat zij overige kosten heeft gemaakt ten behoeve van werkzaamheden aan de aansluiting en de meetinrichting als gevolg van de fraude. Liander heeft deze kosten onderbouwd met een gespecificeerde nota, bij de dagvaarding overgelegd als productie 2. De werkzaamheden betreffen onder meer de afsluitkosten van de oude elektriciteitsmeter en de aansluitkosten van de nieuwe elektriciteitsmeter. Daarnaast heeft Liander kosten gemaakt ter vaststelling van de schade en de aansprakelijkheid. Onder deze kostenpost dienen volgens Liander de volgende kosten te worden begrepen: de voorrijkosten, de onderzoekskosten met betrekking tot de meetinrichting en/of het opstellen van het frauderapport, samengevat als ‘administratiekosten’. [A] heeft met betrekking tot deze kosten slechts naar voren gebracht dat deze kosten onvoldoende gespecificeerd zijn. Gelet op de door Liander onderbouwde toelichting gaat de rechtbank aan die stelling voorbij. De kosten komen de rechtbank voorts niet onredelijk voor, mede gelet op de werkzaamheden die in het algemeen met een dergelijk dossier gepaard gaan. De overige kosten ten bedrage van € 981,10 (exclusief BTW) zullen derhalve worden toegewezen, echter - zoals is overwogen onder 4.8 - zonder BTW.
4.11. De gevorderde informatiekosten ad € 5,70 zijn toewijsbaar, nu [A] hiertegen geen verweer heeft gevoerd.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.12. De door [A] betwiste vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-) kosten zal, mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voorwerk II, worden afgewezen. Uit de door Liander gegeven omschrijving van de verrichte werkzaamheden blijkt niet dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een herhaalde aanmaning en het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan Liander vergoeding vordert (€ 700,--) moeten dan ook worden aangemerkt als kosten voor verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
Resumerend
4.13. Resumerend zal de rechtbank de vordering als volgt toewijzen:
€ 5.305,77 (exclusief BTW) aan verbruikte elektriciteit
€ 1.008,10 aan BTW over de verbruikte elektriciteit
€ 2.097,12 aan energiebelasting
€ 981,10 (exclusief BTW) aan overige kosten
€ 5,70 aan informatie kosten
€ 9.397,79
4.14. De wettelijke rente zal als niet betwist worden toegewezen over het bedrag van € 9.397,79 vanaf 8 mei 2010 tot aan de dag van algehele voldoening.
Proceskosten
4.15. [A] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De vordering van Liander tot vermeerdering daarvan met de wettelijke rente zal ook worden toegewezen. De proceskosten aan de zijde van Liander worden tot dusver begroot op € 1.294,74, waarvan € 314,-- aan griffierecht, € 904,-- aan salaris advocaat (2 punten à € 452,-- volgens tarief II) en € 76,74 aan dagvaardingskosten.
4.16. De gevorderde nakosten zijn eveneens toewijsbaar, op de wijze als vermeld in de beslissing.
Afrondende overweging
4.17. De rechter, ten overstaan van wie de comparitie van partijen heeft plaatsgevonden, heeft dit vonnis om organisatorische redenen niet kunnen wijzen.
5. De beslissing
De rechtbank:
- veroordeelt [A] om aan Liander tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 9.397,79, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 mei 2010 tot de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van Liander tot op heden begroot op een bedrag van € 1.294,74, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt gedaagde in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 68,-- aan salaris advocaat;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door M.L. Harmsen en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2011.?