ECLI:NL:RBAMS:2011:BT8468

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
501324 - KG ZA 11-1571
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslaglegging en terugkoopverplichtingen in publiek-private samenwerking rondom project De Blauwe Stad

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een publiek-private samenwerking voor het project 'De Blauwe Stad', zijn er geschillen ontstaan tussen de betrokken partijen over de naleving van afspraken en de gevolgen van beslaglegging. De samenwerking, die in 2001 tot stand kwam, had als doel de leefbaarheid in de regio Oldambt-Reiderland te verbeteren door middel van woningbouw. De Provincie Groningen, drie gemeenten en de Blauwe Stad Ontwikkelingsmaatschappij C.V. waren de belangrijkste partijen. De Ontwikkelingsmaatschappij bestond uit vennootschappen van de Ballast Nedam-groep, BAM-groep en Koop-groep.

Het geschil ontstond toen Ballast Nedam en BAM beslag legden op activa van vennootschappen van de Koop-groep, naar aanleiding van een afnameverplichting voor bouwkavels. De rechtbank moest zich buigen over de vraag of deze beslagen gerechtvaardigd waren en of de terugkoopregeling, die in een uittredingsovereenkomst was opgenomen, correct was nageleefd. De Provincie stelde dat zij niet op de hoogte was van de terugkoopregeling, terwijl de andere partijen beweerden dat dit wel het geval was.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de beslagen deels opgeheven moesten worden, maar dat er ook een herbeoordeling van de vorderingen moest plaatsvinden. De rechtbank concludeerde dat de verplichtingen van de partijen niet goed waren nagekomen, wat leidde tot aansprakelijkheid voor de schade die daaruit voortvloeide. Uiteindelijk werd de vordering van de beslagleggers herbeoordeeld en vastgesteld op een bedrag van € 10.116.500,-. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten droeg. Dit vonnis benadrukt de complexiteit van publiek-private samenwerkingen en de noodzaak voor duidelijke afspraken en communicatie tussen de betrokken partijen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 501324 / KG ZA 11-1571
Vonnis in kort geding van 14 oktober 2011
in de zaak van
1. commanditaire vennootschap
B.S. ONTWIKKELINGSMAATSCHAPPIJ C.V.,
gevestigd te Groningen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.S. ONTWIKKELINGSMAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd te Groningen,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GEVEKE ONTWIKKELING B.V.
gevestigd te Eelde,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KOOP ONROEREND GOED 2 B.V.,
gevestigd te Eelde,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KHE GROUP B.V.
gevestigd te Groningen,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KOOP HOLDING EUROPE B.V.
gevestigd te Groningen,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KOOP DEELNEMINGEN B.V.
gevestigd te Groningen,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BREEDENBORG HOLDING B.V.
gevestigd te Groningen,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GEVEKE BOUW B.V.
gevestigd te Eelde,
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GEVEKE BURGERLIJKE EN UTILITEITSBOUW B.V.
gevestigd te Eelde,
11. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NACAP HOLDING B.V.
gevestigd te Eelde,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. K. de Vries te Groningen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BALLAST NEDAM BOUW & ONTWIKKELING HOLDING B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BALLAST NEDAM BOUW & ONTWIKKELING B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RINGWADE DEELNEMING DE BLAUWE STAD B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AM B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OBO XXVII B.V.,
gevestigd te Bunnik,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaten mrs. B. Katan en D.C. Orobio de Castro, beiden te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Koop c.s. en Ballast Nedam c.s. genoemd worden.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 13 oktober 2011 heeft Koop c.s. gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Ballast Nedam c.s. heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening en vervolgens in reconventie gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte akte. Koop c.s. heeft de vordering in reconventie bestreden. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Ter terechtzitting waren onder meer aanwezig:
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. In verband met de spoedeisendheid van de zaak wordt heden uitspraak gedaan.
2. De feiten
Gezien de korte termijn waarop uitspraak wordt gedaan wordt volstaan met de belangrijkste feiten, te weten de volgende.
2.1. Op 10 november 2011 is een publiek-private samenwerking tot stand gekomen inzake het project "De Blauwe Stad". Doel van dit project was de leefbaarheid van de regio Oldambt-Reiderland in Oost-Gronigingen te verbeteren door de aanleg van een meer en grootschalige woningbouw. Partijen bij deze samenwerking waren: de Provincie Groningen (hierna: de Provincie), drie gemeenten als publieke partijen en Blauwe Stad Ontwikkelingsmaatschappij C.V. (Hierna: Ontwikkelingsmaatschappij) als private partij. In de Ontwikkelingsmaatschappij werkten samen: Vennootschappen uit de Ballast Nedam-groep, vennootschappen uit de BAM-groep en vennootschappen uit de Koop-groep.
2.2. In 2007 zijn BAM en Ballast Nedam uit de samenwerking getreden. Hiervoor was de toestemming van de Provincie en de gemeenten vereist. De Provincie heeft aan het verlenen van haar toestemming de eis verbonden dat BAM en Ballast Nedam elk 100 kavels zouden afnemen. Dit is in de op 7 december 2007 gesloten uittredingsovereenkomst opgenomen. Tevens is in een aan deze overeenkomst gehecht Reglement, dat van de overeenkomst deel uitmaakt, bepaald dat een terugkoopregeling zou gelden, inhoudende dat BAM en Ballast Nedam uiterlijk op 30 november 2012 door hen gekochte bouwkavels waarop nog geen daadwerkelijke bouwactiviteiten hadden plaatsgevonden aan de Ontwikkelingsmaatschappij te koop zou kunnen aanbieden, waarbij was bepaald dat de Ontwikkelingsmaatschappij verplicht zou zijn die aanbieding te accepteren (hierna: de terugkoopregeling).
Verder is tussen partijen overeengekomen dat de uittredende partijen (BAM en Ballast Nedam) een bedrag van € 2.330,- zouden ontvangen per voor iedere vanaf de uittredingsdatum tot 31 december 2019 verkochte bouwkavel (hierna: de nabetaling).
2.3. De provincie stelt zich op het standpunt dat zij met de terugkoopregeling niet bekend was. Zowel Koop c.s. als Ballast Nedam c.s. stellen dat de Provincie hiervan wel op de hoogte was en baseren zich hierbij op verklaringen van betrokkenen aan hun kant en interne e-mails, waarin van de onderhandelingen met de Provincie verslag werd gedaan, waar onder een mailbericht van [persoon 1] aan [persoon 2], [persoon 3] en [persoon 4] (met CC aan [persoon 5]), van 2 november 2007. Dit luidt voor zover hier van belang als volgt:
"Beste [persoon 2]/[persoon 4],
Vanmorgen gebeld naar [persoon 6] over de vergadering van Publiek op 31-10. Hij vertelde mij dat hij om 11.00u bij [persoon 7] en [persoon 8] op bespreking moest komen op het Provinciehuis. Vanmiddag weer contact gehad over de uitslag van het gesprek. Het standpunt van publiek was dat verkoop door kan gaan mits het recht op afname van 100 kavels per partij wordt omgezet in een afnameplicht. [persoon 6] heeft aangegeven dat [persoon 11] daar geen voorstander van is en dat ook BAM Vastgoed en Ballast Nedam dat niet willen. Zowel [persoon 7] als [persoon 8] achten het echter een harde eis. Zij willen naar hun achterbannen kunnen zeggen dat zowel BAM Vastgoed als Ballast-Nedam nog participeren, alleen in een andere vorm. [persoon 6] heeft aangegeven dat BAM Vastgoed en Ballast-Nedam dan minimaal een teruglever clausule zullen willen hebben wanneer de kavels niet verkocht zullen zijn. Daar hebben [persoon 7] en [persoon 8] geen bezwaar tegen als dat maar niet in de overeenkomst komt te staan, maar het kan wel in het reglement."
2.4. In de onder 2.2 bedoelde uittredingsovereenkomst is in het Reglement na de reeds vermelde terugkoopregeling het volgende beding (hierna: het kettingbeding) opgenomen:
"Ingeval de Ontwikkelingsmaatschappij de rechten terzake het project de Blauwe Stad overdraagt aan een derde, zal zij daarbij, in de vorm van een kettingbeding, bedingen dat deze derde de in het onderhavige artikellid a t/m f opgenomen verplichting van de Ontwikkelingsmaatschappij zal overnemen. Koop zal daarop toezien."
2.5. Ontwikkelingsmaatschappij is niet in staat gebleken haar betalingsverplichtingen jegens de Provincie te voldoen. In 2009 was een bedrag van ruim EUR 12.000.000,- onbetaald gebleven. Dit heeft ertoe geleid dat de Provincie en de gemeenten op 18 december 2009 een besluit hebben genomen om de overeenkomst met de Ontwikkelingsmaatschappij te ontbinden op grond van niet nakoming daarvan. Op diezelfde datum is een vaststellingsovereenkomst gesloten tussen de Provincie, de Ontwikkelingsmaatschappij en drie vennootschappen van de Koop-groep. Artikel 9 van deze vaststellingsovereenkomst luidt als volgt.
`Artikel 9
9.1 Geveke Ontwikkeling B.V. zal per Overdrachtsdatum haar verkooprechten jegens BAM Vastgoed B.V. en Ballast Nedam Bouw en Ontwikkeling B.V., voortvloeiende uit de artikelen 6 en 7 van de Uittredingsovereenkomst, alsmede uit het Reglement, overdragen aan de Provincie bij akte van cessie conform het concept dat als bijlage genummerd 1 aan deze Vaststellingsovereenkomst is gehecht.
9.2 De Provincie zal Geveke Ontwikkeling B.V. vrijwaren voor de door haar in de Uittredingsovereenkomst en het Reglement jegens BAM Vastgoed B.V. en Ballast Nedam Bouw en Ontwikkeling B.V. aangegane verplichtingen tot terugkoop van bouwkavels. Indien Geveke Ontwikkeling B.V. door BAM Vastgoed B.V. en/of Ballast Nedam Bouw en Ontwikkeling B.V. gehouden zal worden aan de genoemde terugkoopverplichtingen en bouwkavels zal afnemen, zal de Provincie de desbetreffende koopsommen voor en namens Geveke Ontwikkeling B.V. aan BAM Vastgoed B.V. c.q. Ballast Nedam Bouwen Ontwikkeling B.V. voldoen en zal Geveke Ontwikkeling B.V. de desbetreffende bouwkavels gelijktijdig tegen dezelfde koopsommen aan de Provincie doorleveren.
9.3 Zodra Geveke Ontwikkeling B.V. door BAM Vastgoed B.V. en/of Ballast Nedam Bouw en Ontwikkeling B.V. wordt aangesproken uit hoofde van de in het vorige artikellid genoemde verplichtingen, zal Geveke Ontwikkeling B.V. de Provincie daarvan onmiddellijk op de hoogte stellen. Geveke Ontwikkeling B.V. zal ten aanzien van het eventueel tegen de aanspraken van BAM Vastgoed B.V. en/of Ballast Nedam Bouw en Ontwikkeling B.V. te voeren verweer de instructies van de Provincie opvolgen en zij zal zich in en buiten rechte aan de standpunten en opvattingen van de Provincie conformeren. Geveke Ontwikkeling B.V. zal zich juridisch laten bijstaan door de advocaat die de Provincie zal aanwijzen en de kosten van juridische bijstand alsmede de proceskosten zullen voor rekening van de Provincie komen.
9.4 Partijen stellen vast, dat de in artikel 4 van de Uittredingsovereenkomst opgenomen verplichting van de C.V. tot betaling van een bedrag van € 2.330,-- aan zowel BAM vastgoed B.V. als aan Ballast Nedam Bouw en Ontwikkeling B.V. voor iedere bouwkavel die door de C.V. tot 31 december 2019 wordt verkocht niet aan de Provincie wordt overgedragen en derhalve - voor zover van toepassing - voor rekening van de C.V. blijft”.
De provincie en Koop c.s. hebben ter zitting bevestigd dat waar in dit artikel Geveke Ontwikkeling wordt vermeld, daarvoor moet worden gelezen: Ontwikkelingsmaatschappij. Met de CV in lid 4 wordt bedoeld Ontwikkelingsmaatschappij.
2.6. In de onder 2.2 genoemde uittredingsovereenkomst luidt voor zover hier van belang met het oog op de vraag wie daarbij partij zijn als volgt:
"OVEREENKOMST WIJZIGING SAMENWERKING BLAUWE ST AD
ondergetekenden:
1. Geveke Ontwikkeling B. V., vertegenwoordigd door de heer [persoon 9],
verder te noemen: Koop
2. BAM Vastgoed B.V.,
vertegenwoordigd middels aangehechte machtiging door de heer [persoon 3]
verder te noemen: BAM
3. Ballast Nedam Bouw en Ontwikkeling B.V.,
vertegenwoordigd middels aangehechte machtiging door de heer [persoon 10],
verder te noemen: Ballast Nedam
Overwegende:
1. Onder Koop, respectievelijk BAM, respectievelijk Ballast Nedam worden in deze overeenkomst mede begrepen de vennootschappen welke met hen in een groep zijn verbonden, dan wel waarin zij een overheersende zeggenschap hebben. Deze vennootschappen worden in dezen geacht door hen te worden vertegenwoordigd.
2. Koop, BAM en Ballast Nedam zijn de achterliggende private partijen in de publiek/private samenwerking die de ontwikkelingsmaatschappij De Blauwe Stad e.v. (hierna: de Ontwikkelingsmaatschappij) is aangegaan met een aantal publieke partijen in het project De Blauwe Stad (...)
3. Partijen zijn de commanditaire vennoten van de Ontwikkelingsmaatschappij. Tevens zijn zij de aandeelhouders en leveren zij de directie van de beherend vennoot van de Ontwikkelingsmaatschappij, zijnde Ontwikkelingsmaatschappij De Blauwe Stad B.V. (hierna: Beheer)."
3. Het geschil in conventie
3.1. Koop c.s. vordert samengevat - de opheffing door Ballast Nedam c.s. van de op basis van beslagverloven van 29 september 2011 en 5 oktober 2011 onder diverse vennootschappen van de Koop-groep gelegde beslagen.
3.2. Ballast Nedam c.s. voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1. Ballast Nedam c.s. vordert samengevat - dat Koop c.s. op grond van het bepaalde in artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) aan haar verstrekt alle aktes van verkoop en levering waarbij Ontwikkelingsmaatschappij en andere Koop-vennootschappen betrokken zijn geweest.
4.2. Koop c.s. heeft ter zitting verklaard dat het instellen van de vordering onnodig was, nu de stukken waarop de vordering ziet niet eerder aan haar zijn gevraagd; zij heeft zich bereid verklaard de gevraagde stukken te verstrekken, waar nodig met een toelichting.
5. De beoordeling in conventie
5.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) - waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van één of beide partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
5.2. De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
5.3. Verzuim van vormen is niet aangevoerd en ook overigens niet gebleken. De voorzieningenrechter zal eerst de vraag bespreken of summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht. Daarbij is in de eerste plaats van belang dat Koop c.s. betwist heeft dat vorderingen bestaan op andere vennootschappen dan Geveke Ontwikkeling B.V. en daarnaast op Koop Onroerend Goed 2 B.V. , waaronder geen beslag is gelegd.
Vervolgens zal wat de inhoud van de vordering betreft een onderscheid moeten worden gemaakt tussen de vordering voor zover deze betrekking heeft op de terugkoopregeling en de vordering voor zover deze betrekking heeft op de nabetaling.
Vorderingen op andere Koop vennootschappen dan Geveke Ontwikkeling B.V. en Koop Onroerend Goed 2 B.V.
5.4. Volgens Ballast Nedam c.s. zijn de vennootschappen waaronder beslag is gelegd allen hoofdelijk aansprakelijk voor de vorderingen die zij stelt te hebben. Immers, zo stelt Ballast Nedam c.s. met een beroep op de eerste overweging zoals aangehaald onder 2.6, onder Koop wordt mede begrepen de vennootschappen welke met Koop in een groep zijn verbonden, dan wel waarin zij een overheersende zeggenschap hebben.
Koop betwist dat en stelt dat deze bepaling is gebruikt voor het gemak, maar dat hierbij alleen werd gedoeld op de vennootschappen die bij het project daadwerkelijk betrokken waren en niet op alle vennootschappen van de gehele Koop-groep.
Voorshands acht de voorzieningenrechter het standpunt van Koop aannemelijk. Weliswaar kan op basis van de tekst van de bepaling de visie van Ballast Nedam c.s. verdedigd worden, maar gezien tegen de achtergrond van de rest van de overwegingen (waarin onder 3 met partijen blijkt te worden bedoeld de commanditaire vennoten van Ontwikkelingsmaatschappij) en hetgeen in het handelsverkeer gebruikelijk is, is de lezing van Koop c.s. meer aannemelijk.
Het beslag onder Breedenborg Holding B.V. zal niet worden opgeheven
nu uit de uittredingsovereenkomst blijkt dat Breedenborg Holding B.V. een betrokken partij was.
5.5. Dit moet leiden tot opheffing van de beslagen onder KHE Group B.V., Koop Holding Europe B.V., Koop Deelnemingen B.V., Geveke Bouw B.V., Geveke Burgerlijke en Utiliteitsbouw B.V. en Nacap Holding B.V., nu die vennootschappen niet daadwerkelijk betrokken waren bij de totstandkoming van het project Blauwe Stad.
Terugkoopregeling
5.6. Te beantwoorden is de vraag of Koop c.s. door het sluiten van de onder 2.5 bedoelde vaststellingsovereenkomst is tekort gekomen in de nakoming van haar verplichting toe te zien op het opleggen aan rechtsverkrijgers van het onder 2.4 vermelde kettingbeding.
Daarbij is ten eerste van belang vast te stellen of zich de situatie voordoet dat de Ontwikkelingsmaatschappij de rechten ter zake het project de Blauwe Stad overdraagt aan een derde. Dit is blijkens het onder 2.5 aangehaalde artikel 9 het geval. Gezien het standpunt dat Koop c.s. en de Provincie ter zitting hebben ingenomen zal de voorzieningenrechter er vanuit gaan dat partijen hebben beoogd dat art. 9.1, (hoewel daarin ook naar het Reglement wordt verwezen), zo moet worden uitgelegd dat alleen de verkooprechten op de gemeente overgaan en niet ook de daaraan gekoppelde terugkoopverplichting.
5.7. De onder 2.5 bedoelde ontbinding van de publiek-private samenwerking leidde volgens Koop c.s. tot in de vaststellingsovereenkomst nader geregelde ongedaanmakings¬verplichtingen. Er is daarom geen sprake van een door Ontwikkelingsmaatschappij vrijwillig met de Provincie gesloten overeenkomst waarbij het kettingbeding aan de Provincie had kunnen worden opgelegd, aldus Koop.
Ballast Nedam c.s. betwist dit; zij stelt dat er uitvoerig over de vaststellingsovereenkomst is onderhandeld en dat Koop c.s. daarbij kennelijk de keuze heeft gemaakt niet vast te houden aan het kettingbeding.
De voorzieningenrechter stelt vast dat weliswaar een ontbinding tot ongedaanmakings¬verbintenissen leidt, maar dat niet is in te zien waarom niet bij de nadere overeenkomst daarover (de vaststellingsovereenkomst) de terugkoopregeling aan de Provincie had kunnen worden opgelegd. Kennelijk is dat voor de Provincie echter een onacceptabele eis geweest en heeft Koop c.s. genoegen genomen met de in artikel 9.2 geregelde vrijwaring.
5.8. Volgens Koop c.s. is de huidige situatie (de vrijwaring zoals in artikel 9.2 van de vaststellingsovereenkomst neergelegd) niet anders dan wanneer het kettingbeding aan de Provincie zou zijn opgelegd, want ook in het laatste geval zou de Provincie de rechtmatigheid van de terugkoopregeling betwisten. Ballast Nedam c.s. en ook de Provincie hebben dit ter zitting betwist. De voorzieningenrechter volgt Koop c.s. niet in deze redenering. In de huidige situatie staat het de Provincie vrij de rechtmatigheid van de terugkoopregeling aan te vechten. Als zij het kettingbeding zou hebben aanvaard, zou zij de terugkoopregeling als een eigen verplichting voor haar rekening hebben genomen, waardoor zij vrijwel zeker het recht zou hebben verwerkt daartegen nog het verweer te voeren dat die regeling onrechtmatig zou zijn.
5.9. Koop heeft zich op het standpunt gesteld dat een met het 'doorleggen' van de terugkoopverplichting volledig vergelijkbaar resultaat is bereikt door de regeling zoals die op haar aandringen is opgenomen in art. 9.2 van de vaststellingsovereenkomst (aangehaald onder 2.5). Koop stelt op deze wijze aan haar verplichting als bedoeld onder 2.4 te hebben voldaan. Dit standpunt kan niet zonder meer worden gevolgd. Weliswaar zou, als de Provincie zich niet zou verzetten tegen het bestaan van de terugkoopverplichting, de regeling leiden tot een (ook voor Ballast Nedam c.s.) vergelijkbaar resultaat. Uit het verhandelde ter zitting kan echter worden afgeleid dat de regeling juist in het leven is geroepen om de Provincie in de gelegenheid te stellen in rechte de vraag aan de orde te kunnen stellen of de terugkoopverplichting bestaat. De Provincie betwist het bestaan van die verplichting. Pas als in rechte is gebleken dat de terugkoopverplichting toch bestaat, zal artikel 9.2 tot een vergelijkbaar resultaat leiden als het doorgeven van het kettingbeding.
5.10. Koop c.s. heeft gesteld dat haar verplichting toe te zien op het doorgeven van het kettingbeding het karakter van een inspanningsverplichting heeft en niet van een resultaatsverbintenis, en dat zij zich naar behoren heeft ingespannen. Ballast Nedam c.s. stelt dat het hier om een resultaatsverbintenis gaat.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de verplichting om er op toe te zien dat het kettingbeding aan rechtsverkrijgenden wordt doorgegeven, nu deze zonder voorbehoud en stellig is geformuleerd en elders in de overeenkomst met een garantie is versterkt, niet als inspanningsverbintenis kan worden uitgelegd. Dat wil zeggen dat Koop c.s. er voor diende te zorgen dat het kettingbeding aan rechtsverkrijgenden zou worden opgelegd.
5.11. Koops c.s. heeft aangevoerd dat de dreigende schade een toekomstige niet opeisbare vordering is en dat de gestelde schade thans nog te onzeker is om beslag toe te staan. Dit verweer treft gedeeltelijk doel. Op korte termijn ontstaat de verplichting voor Ballast Nedam c.s. om elk 100 percelen af te nemen, welke verplichting, indien daartegenover niet langer een terugkoopverplichting zou staan zou leiden tot een aanzienlijke schade. Immers is niet betwist dat de aankoopprijs van de percelen de huidige marktwaarde aanzienlijk overtreft. Anderzijds is niet zonder meer aannemelijk dat Ballast Nedam c.s. daadwerkelijk tot afname van die percelen zullen (moeten) overgaan zonder dat duidelijk is of er een terugkoopverplichting bestaat. En ook als zij de percelen zouden afnemen wordt de schade pas geleden indien en op het moment dat in rechte komt vast te staan dat geen terugkoopverplichting bestaat.
Dit moet - mede in het kader van een afweging van de wederzijdse belangen - leiden tot een herbegroting van de vordering. Daarbij zal de voorzieningenrechter een inschatting maken van de waarschijnlijkheid van de schade, de omvang van de schade als deze zich voordoet en de kans dat Koop c.s. bij vervallen van de beslagen nadat de schade is komen vast te staan geen verhaal zal bieden.
Wat de waarschijnlijkheid van de schade betreft kan weliswaar worden gezegd dat de betrokkenen van de kant van Ontwikkelingsmaatschappij eenduidig verklaren dat de Provincie op de hoogte was van de terugkoopverplichting en daarmee heeft ingestemd. Nu de Provincie dat echter ontkent en nog een getuigenverhoor zal moeten plaatsvinden, kan op dit moment niet meer worden gezegd dan dat het op basis van de kennis van nu waarschijnlijker is dat de terugkoopverplichting wel bestaat dan dat deze niet bestaat. De voorzieningenrechter komt op basis van het voorafgaande met inachtneming van de goede en kwade kansen tot een herbegroting van de vordering uit hoofde van de terugkoopverplichting op een bedrag van € 5.000.000,- voor zowel Ballast Nedam als BAM.
Vooralsnog is niet te bepalen of de beslagen voor zover zij niet worden opgeheven en doel hebben getroffen voldoende zekerheid bieden voor dit bedrag. Indien Koop c.s. meent dat een deel van de beslagen bij deze herbegroting kan vervallen, zal zij een onderbouwd opheffingsverzoek kunnen doen.
Nabetaling
5.12. Vast staat dat het kettingbeding niet is doorgegeven. Uit het bepaalde in artikel 9.4 van de vaststellingsovereenkomst (zie 2.5), blijkt dat dit uitdrukkelijk door de Provincie is geweigerd. Koop c.s. heeft zich kennelijk hierbij neergelegd. Daarmee staat vast dat is tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen. Koop c.s. is op grond van hetgeen hiervoor reeds is overwogen met betrekking tot de terugkoopregeling, aansprakelijk voor de daaruit voor Ballast Nedam c.s. voortvloeiende schade.
5.13. Koop c.s. voert aan dat deze schade op een veel te hoog bedrag is begroot omdat Ballast Nedam c.s. uit gaan van het maximaal tot 31 december 2019 verschuldigd te worden bedrag. Gelet op de teruggelopen vraag naar koopwoningen kan er echter niet van worden uitgegaan dat alle kavels daadwerkelijk zullen worden verkocht, aldus Koop c.s.
5.14. Niet weersproken is dat in 2008 negen kavels zijn verkocht en in 2009 vier. De voorzieningenrechter zal de schade daarom herbegroten op de schade bij verkoop van 50 kavels. Uitgaande van een bedrag van EUR 2.330,- per kavel zal de schade derhalve worden herbegroot op EUR 116.500,-.
Conclusie
5.15. Het voorafgaande leidt ertoe dat zal worden geoordeeld dat de beslagen, voor zover gelegd op andere rechtspersonen dan Geveke Ontwikkeling B.V. zullen worden opgeheven en dat het beslag onder Geveke Ontwikkeling B.V. zal worden herbegroot tot in totaal EUR 10.116.500,-.
5.16. Gezien de hiervoor vermelde uitkomst ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
6. De beoordeling in reconventie
6.1. Nu de stelling van Koop c.s. dat de gevraagde stukken niet eerder bij haar waren opgevraagd door Ballast Nedam c.s. niet is betwist en Koop c.s. zich bereid heeft verklaard die stukken te verstrekken, is de voorzieningenrechter van oordeel dat Ballast Nedam c.s. geen belang heeft bij het gevorderde, zodat dit zal moeten worden afgewezen. Ballast Nedam c.s. wordt veroordeeld in de kosten van het geding in reconventie, welke worden begroot op nihil.
7. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
7.1. veroordeelt Ballast Nedam Bouw & Ontwikkeling Holding B.V., Ballast Nedam Bouw & Ontwikkeling B.V., Ringwade Deelneming De Blauwe Stad B.V., AM B.V. en OBO XXVII B.V., hoofdelijk om binnen één werkdag na betekening over te gaan tot opheffing van de door haar op grond van de verloven tot beslaglegging d.d. 26 september 2011 en 6 oktober 2011 ten laste van KHE Group B.V., Koop Holding Europe B.V., Koop Deelnemingen B.V., Geveke Bouw B.V., Geveke Burgerlijke en Utiliteitsbouw B.V. en Nacap Holding B.V gelegde beslagen;
7.2. bepaalt dat Ballast Nedam Bouw & Ontwikkeling Holding B.V., Ballast Nedam Bouw & Ontwikkeling B.V., Ringwade Deelneming De Blauwe Stad B.V., AM B.V. en OBO XXVII B.V., een dwangsom verbeuren van EUR 10.000,- voor iedere dag dat zij na betekening van dit vonnis in gebreke blijven aan het onder 7.1 bepaalde te voldoen, met een maximum van EUR 500.000,-;
7.3. herbegroot de vordering waarvoor beslagverlof is verleend op 26 september 2011 en 6 november 2011 op een bedrag van EUR 10.116.500,-.,
7.4. compenseert de proceskosten in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
7.5. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
7.6. wijst af het meer of anders gevorderde.
in reconventie
7.7. weigert de gevraagde voorziening;
7.8. compenseert de proceskosten in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. J.W. Rouwendal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2011.