RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/2881 WWB
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. H. Stoppelenburg,
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. H. Saygi.
Bij besluit van 24 maart 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een bijstandsuitkering toegekend met ingang van 18 februari 2011.
Bij besluit van 3 mei 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 september 2011. Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. H. Stoppelenburg. Verweerder is vertegenwoordigd door mr. H. Saygi.
1. Feiten en omstandigheden
1.1. Eiseres ontving een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Bij besluit van 1 september 2010 heeft verweerder de bijstand beëindigd omdat eiseres niet is verschenen op oproepen van verweerder. Eiseres heeft geen rechtsmiddel aangewend tegen dit besluit.
1.2. Nadat eiseres op 18 februari 2011opnieuw bijstand had aangevraagd, heeft verweerder eiseres, bij het primaire besluit, bijstand toegekend vanaf 18 februari 2011.
2.1. Tussen partijen is in geschil of verweerder aan eiseres met terugwerkende kracht bijstand moet verstrekken.
3.1. In artikel 11, eerste lid, WWB is bepaald dat iedere Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, recht heeft op bijstand van overheidswege.
3.2. Op grond van artikel 44, eerste lid, van de WWB wordt, als is vastgesteld dat recht op bijstand bestaat, de bijstand verstrekt vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.
4. Inhoudelijke beoordeling
4.1. Gelet op de standpunten van partijen loopt de periode in geding vanaf de dag van beëindiging van de bijstandsuitkering van eiseres in september 2010 tot 18 februari 2011, de dag van toekenning van de bijstandsuitkering aan eiseres.
4.2. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) inzake de toepassing van artikel 44 van de WWB wordt in beginsel geen bijstand verleend over de periode voorafgaand aan de datum waarop de melding heeft plaatsgevonden. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken wanneer bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen.
4.3. Eiseres heeft aangevoerd dat sprake is van dergelijke bijzondere omstandigheden omdat zij, kort gezegd, wegens haar angsten en fobieën gedurende de periode in geding niet in staat was haar belangen adequaat waar te nemen.
4.4. Uit het dossier blijkt dat verweerder naar aanleiding van de aanvraag van eiseres op 28 februari 2011 een intakegesprek met haar heeft gevoerd. Tijdens dit gesprek is eiseres bijgestaan door een vriendin, mevrouw [vriendin], die volgens het verslag van het intakegesprek in eerste instantie ook het woord heeft gevoerd namens eiseres. Mevrouw [vriendin] heeft tijdens dit gesprek verteld dat eiseres last heeft van angstaanvallen en een aantal maanden “haar kop in het zand heeft gestoken”. Eiseres was hiervoor in behandeling bij Mentrum. Toen de begeleiding bij Mentrum eindigde, zijn de zaken fout gaan lopen, aldus mevrouw [vriendin]. Het gedrag van eiseres heeft geleid tot de beëindiging van haar bijstandsuitkering. Ook heeft ze een huurachterstand en een achterstand in de betaling van de energienota’s van zes maanden en schaamt eiseres zich erg voor haar gedrag. Uit het verslag van het gesprek blijkt voorts dat eiseres onder begeleiding van mevrouw [vriendin] de achterstallige post heeft geordend en dat mevrouw [vriendin] de schulden bij de woningbouwvereniging en de energieleverancier zal gaan aanpakken. Eiseres heeft ter plaatse een machtiging hiervoor aan mevrouw [vriendin] verstrekt. Ten slotte is onder leiding van mevrouw [vriendin] contact opgenomen met Centram in verband met de schulden van eiseres en is eiseres voor haar psychische klachten door de huisarts verwezen naar PuntP.
4.5. Voorts blijkt uit het dossier dat eiseres in bezwaar een verklaring van haar huisarts van 7 maart 2011 heeft overgelegd. De huisarts heeft verklaard dat als gevolg van een auto-ongeluk in 1993 neurologische schade is ontstaan bij eiseres en dat zij hiervan nooit volledig is hersteld. Eiseres wordt nog steeds ernstig belemmerd door klachten van het minder functioneren van het lange- en korte termijngeheugen met daarbij coördinatiestoornissen. Ook verklaart de huisarts dat eiseres fobische klachten heeft ontwikkeld voor de buitenwereld. Eiseres durft de telefoon niet aan te nemen, geen brieven te openen en contact op te nemen met instanties. Door deze fobie is eiseres financieel en administratief in het ongerede geraakt. Met hulp van een vertrouwde vriendin komt eiseres ertoe om achterstallige administratie en afspraken op orde te brengen. Door haar fobie heeft eiseres niet tijdig gereageerd op correspondentie en aanschrijvingen van instanties. Ten slotte heeft de huisarts verklaard dat eiseres door het ongeval en de daaruit voortvloeiende ziekte en belemmeringen haar verplichtingen jegens de Dienst Werk en Inkomen niet heeft kunnen vervullen waardoor zij in de problemen is geraakt en schulden zijn ontstaan. Deze verklaring van de huisarts komt overeen met hetgeen tijdens het intakegesprek naar voren is gebracht van de zijde van eiseres.
4.6. Naast deze verklaring heeft eiseres in bezwaar tevens een verklaring van GZ-psycholoog N. Tuin van PuntP van 7 maart 2011 overgelegd, die eiseres van 15 juni 2009 tot en met 15 januari 2010 heeft behandeld. De behandeling was gericht op het doorbreken van financiële vermijdingsdrang. Diagnostisch gezien was aldus de psycholoog sprake van een aanpassingsstoornis met gemengd angstige stemming. Volgens de psycholoog heeft eiseres op haar 26e jaar een ernstig auto-ongeluk gehad waaraan zij concentratieproblemen heeft overgehouden die de oorzaak lijken te zijn van de ontwikkeling van haar financiële problemen. Daarnaast leken aldus de psycholoog vermijdende trekken in de persoonlijkheid mee te spelen. Eiseres geeft slecht grenzen aan en gaat confrontaties uit de weg.
4.7. Ter zitting heeft eiseres zich laten bijstaan door mevrouw [vriendin]. Mevrouw [vriendin] heeft verklaard dat het is gegaan zoals is weergegeven onder rechtsoverweging 4.5. Mevrouw [vriendin] heeft daaraan toegevoegd dat zij inmiddels als vangnet voor eiseres fungeert. Zij is ondertussen bekend bij alle instanties waar eiseres mee te maken heeft. Afgesproken is met deze instanties dat mevrouw [vriendin] door de instantie wordt gebeld als eiseres niet reageert op brieven van desbetreffende instantie.
4.8. De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat eiseres in zijn algemeenheid lijdt aan fobieën en angsten. Deze beletten haar bij tijd en wijle in meer of mindere mate om adequaat te reageren op post van instanties of hiermee contact te onderhouden. Dit blijkt uit de verklaringen van eiseres en mevrouw [vriendin] en uit de verklaringen van de huisarts en de psycholoog. Weliswaar heeft de verklaring van de psycholoog betrekking op een andere periode dan de periode in geding, maar de psycholoog bevestigt dat eiseres ook in die periode leed aan genoemde angsten en fobieën.
4.9. De rechtbank acht het ook aannemelijk dat eiseres ten tijde hier van belang in zodanige mate last had van angsten en fobieën dat zij gedurende die periode niet in staat was haar belangen naar behoren te behartigen. Meer specifiek is de rechtbank van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de angsten en fobieën van eiseres ertoe hebben geleid dat haar eerdere bijstandsuitkering is ingetrokken, dat de termijn voor het instellen van een rechtsmiddel tegen dit besluit ongebruikt is verstreken en dat zij niet eerder dan 18 februari 2011 (met hulp van een derde) een nieuwe aanvraag heeft kunnen doen. De rechtbank heeft evenmin aanknopingpunten voor het oordeel dat eiseres in deze periode in staat was hulp van een derde in te roepen. Uit de ter zitting door mevrouw [vriendin] afgelegde verklaring leidt de rechtbank af dat het aan het optreden van mevrouw [vriendin] is te danken dat er op uiteindelijk 18 februari 2011 een aanvraag om bijstand is gedaan. Mevrouw [vriendin] heeft namelijk ter zitting verklaard dat eiseres in de aan de aanvraag voorafgaande periode niet heeft gevraagd om haar te helpen. Zij wist niets van de financiële en administratieve problemen van eiseres. Eerst in februari 2011 heeft eiseres haar verteld dat ze problemen had. Eiseres bood op dat moment een kleine opening en ik ben verder gaan spitten, aldus mevrouw [vriendin]. Toen is mevrouw [vriendin] gebleken dat eiseres haar post niet durfde te openen, geen zicht had op haar administratie en daar niets mee deed en ook geen bron van inkomsten meer had. Mevrouw [vriendin] heeft verklaard dat eiseres op dat moment haar woning dreigde te verliezen wegens een huurachterstand en dat afsluiting van gas en elektra dreigde wegens een achterstand in de betaling. Daarnaast bleek dat eiseres tal van schulden had. Mevrouw [vriendin] heeft voorts verklaard dat zij toen contact heeft opgenomen met de woningbouwvereniging en de energieleverancier en met eiseres de administratie heeft uitgezocht.
4.10. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan deze gang van zaken en acht het aannemelijk dat het zo is gegaan. Hetgeen mevrouw [vriendin] ter zitting heeft verklaard komt overeen met hetgeen eiseres en mevrouw [vriendin] tijdens het intakegesprek op 28 februari 2011 aan de medewerker van verweerder hebben verteld. Daar komt bij dat eiseres inmiddels met hulp van mevrouw [vriendin] maatregelen heeft getroffen voor het contact met de verschillende instanties om te voorkomen dat zij als gevolg van een terugval weer in financiële problemen komt.
4.11. Naar het oordeel van de rechtbank maken deze omstandigheden dat sprake is geweest van bijzondere omstandigheden die ertoe hadden moeten leiden dat verweerder met terugwerkende kracht bijstand aan eiseres had moeten verstrekken over de periode in geding. Het beroep van eiseres is dan ook gegrond en het bestreden besluit kan niet in stand blijven.
4.12. De rechtbank ziet aanleiding met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat verweerder aan eiseres een bijstandsuitkering dient te verstrekken vanaf het moment van beëindiging van de bijstandsuitkering in 2010 tot 18 februari 2011. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat eiseres in de hier aan de orde zijnde periode niet de beschikking heeft gehad over inkomsten. De werkzaamheden bij café het Loosje hebben, anders dan in het verslag van het intakegesprek staat vermeld, betrekking op 2009. Eiseres beschikt evenmin over vermogen. Het vrijwilligerswerk waarover tijdens de intake is gesproken heeft niet aan toekenning van de bijstand per 18 februari 2011 in de weg gestaan. De rechtbank leidt hier uit af dat dit vrijwilligerswerk evenmin aan toekenning van bijstand over de hier in geschil zijnde periode in de weg staat.
4.13. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 874,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting). Nu eiseres heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, dient verweerder deze kosten te voldoen aan de griffier. Tenslotte zal de rechtbank bepalen dat verweerder het griffierecht aan eiseres vergoedt.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het besluit van 24 maart 2011 (het primaire besluit) en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- bepaalt dat aan eiseres een bijstandsuitkering wordt toegekend vanaf het moment van beëindiging van de bijstandsuitkering in september 2010 tot 18 februari 2011;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 41,00 vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van
€ 874,00, te betalen aan de griffier.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. van Beek, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
25 oktober 2011.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB