RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 10/214 WOB
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres],
geboren op [1964], van Portugese nationaliteit,
V-nummer [V-nr]
eiseres,
gemachtigde mr. M.J.M. Peeters,
de Minister van Veiligheid en Justitie (voorheen: de staatssecretaris van Justitie),
verweerder.
Bij besluit van 28 september 2009 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek om inzage in de minuut behorende bij de beschikking van 19 augustus 2009 afgewezen.
Bij besluit van 26 oktober 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 juni 2011. Partijen zijn – met bericht van verhindering – niet verschenen.
1. Feiten en omstandigheden
1.1. Bij besluit van 19 augustus 2009 heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen.
1.2. In het bezwaarschrift van 21 augustus 2009 tegen de afwijzende beslissing heeft eiseres op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om overlegging van het dossier met inbegrip van de (concept)-minuut.
1.3. Bij het primaire besluit is een kopie van het dossier meegezonden. Tevens is meegedeeld dat de persoonsgegevens van eiseres, neergelegd in de minuut bij de beschikking van 19 augustus 2009, niet ter inzage worden gegeven. Verweerder geeft een samenvatting van de inhoud zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder c, van de Wob.
1.4. Bij het bestreden besluit is het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder overweegt hiertoe dat de minuut bij een brief of beschikking als een weergave dient van een voorstel van een ambtenaar aan zijn leidinggevende. Daarin wordt, naast de persoonsgegevens van de betrokken vreemdeling waarvan bekend is dat de IND die bezit, een analyse van de zaak gegeven. Die analyse valt niet onder het inzagerecht van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). In het primaire besluit is reeds aangegeven welke persoonsgegevens in het bedoelde document zijn opgenomen. Daarmee is aan het verzoek tot inzage tegemoet gekomen.
1.5. In beroep heeft eiseres aangevoerd dat voorheen de minuten – zonodig met toepassing van artikel 11, tweede lid, van de Wob – werden verstrekt. Dat overleg slechts via de (concept)-minuut verloopt acht eiseres niet aannemelijk. Eiseres hecht niet de waarde aan de uitleg van verweerder die verweerder daaraan toegekend wil zien. Eiseres wijst op de intrekkingsminuut, deze wordt wel gewoon verstrekt, de noodzaak om in geval van intrekking de hiertoe aanleiding gevende overwegingen te openbaren geldt onverkort voor de minuut die de motivering van een begunstigende/niet-begunstigende beschikking bevat.
2.1. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder f, van de Wob wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder persoonlijke beleidsopvatting: een opvatting, voorstel, aanbeveling of conclusie van een of meer personen over een bestuurlijke aangelegenheid en de daartoe door hen aangevoerde argumenten.
2.2. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge het vijfde lid wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
2.3. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wob wordt, in geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.
Ingevolge het tweede lid kan over persoonlijke beleidsopvattingen met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.
3. Inhoudelijke beoordeling
3.1. De rechtbank stelt vast dat verweerder het verzoek van eiseres om inzage in de minuut ten onrechte niet heeft beoordeeld in het kader van de Wob. Verweerder heeft het verzoek van eiseres om inzage op grond van de Wob aangemerkt als een verzoek om inzage op grond van de Wbp en een beoordeling aan de hand van de artikelen 10 en 11 van de Wob achterwege gelaten. Het bestreden besluit is mitsdien niet deugdelijk gemotiveerd, zodat het beroep gegrond is en het bestreden besluit zal worden vernietigd.
3.2. Zoals de Afdeling in de uitspraak van 10 december 2008, te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer BG6401, heeft overwogen, dient de rechtbank, ingeval een besluit wordt vernietigd, de mogelijkheden van finale beslechting van het geschil te onderzoeken.
3.3. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kennis genomen van de door verweerder overgelegde vertrouwelijke minuut. De rechtbank stelt vast dat verweerder de minuut heeft overgelegd behorende bij de beschikking van 19 augustus 2009 die ziet op [zoon], terwijl uit het dossier genoegzaam blijkt dat onderhavige beroepsprocedure ziet op de minuut behorende bij de beschikking van 19 augustus 2009 die ziet op eiseres. De rechtbank gaat er evenwel van uit dat de minuut van eiseres zal overeenkomen met de minuut van haar zoon [zoon].
3.4. De minuut is een door een ambtenaar opgesteld concept van het te nemen besluit en mitsdien een voorstel van een ambtenaar over het te nemen besluit. Als sprake is van interne documenten die persoonlijke beleidsopvattingen bevatten worden deze in beginsel niet openbaar gemaakt teneinde ambtenaren in staat te stellen vrijelijk van gedachten te wisselen over een te nemen besluit.
3.5. De rechtbank is van oordeel dat een minuut een stuk is dat is opgesteld ten behoeve van intern beraad als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wob. De minuut bevat persoonlijke beleidsopvattingen, te weten het voorstel van de betreffende ambtenaar over de wenselijke afdoening van een te nemen besluit. Verweerder is niet gehouden een dergelijk stuk te verstrekken.
3.6. Ingevolge het tweede lid van artikel 11 van de Wob kan over persoonlijke beleidsopvattingen met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.
3.7. De uitoefening van de bevoegdheid om toch informatie te verstrekken over persoonlijke beleidsopvattingen in niet tot de persoon herleidbare vorm moet door de rechtbank terughoudend worden getoetst.
3.8. Verweerder heeft aangegeven dat hij zijn beleid terzake van het verstrekken van minuten heeft gewijzigd. Waar deze voorheen wel werden verstrekt worden deze nu niet langer openbaar gemaakt. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat dit beleid onredelijk is en evenmin voor het oordeel dat verweerder in redelijkheid gebruik had moeten maken van zijn bevoegdheid om informatie te verstrekken over de in de minuut opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen in niet tot de persoon herleidbare vorm.
3.9. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Ook zal de rechtbank bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit zodat verweerder geen nieuw besluit behoeft te nemen.
3.10. Nu het beroep gegrond wordt verklaard zal de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiseres veroordelen. De kosten van eiseres worden onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair begroot op een bedrag van € 437 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift). Nu eiseres procedeert op basis van een toevoeging dient verweerder deze kosten aan de griffier van deze rechtbank te betalen. Tevens dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 150 te vergoeden.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van € 437 (zegge: vierhonderd zevenendertig euro), te betalen aan de griffier van deze rechtbank;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 150 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.A.G. de Vries, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.R. de Savornin Lohman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2011.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D: C
SB