ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/656781-11
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en schuldheling uit verzorgingstehuis met veroordeling tot taakstraf

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 16 november 2011, is de verdachte beschuldigd van diefstal en schuldheling. De tenlastelegging omvatte het verwerven en voorhanden hebben van sieraden die toebehoorden aan verschillende slachtoffers, alsook het verwerven van een Rabo wereldpas en andere identiteitsdocumenten die door misdrijf verkregen waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat zij zich schuldig had gemaakt aan de primair tenlastegelegde feiten, en heeft haar daarvan vrijgesproken. Echter, de rechtbank achtte de subsidiaire tenlastelegging van schuldheling en verduistering wel bewezen. De verdachte had sieraden, waarvan zij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf verkregen waren, verpand. Tevens had zij zich wederrechtelijk toegeëigend goederen die zij in het openbaar vervoer had gevonden. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten en de rapportage van de reclassering. De officier van justitie had een werkstraf van 240 uur geëist, maar de rechtbank besloot tot een taakstraf van 240 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren werd verricht. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de rechters de zaak hebben beraadslaagd na het onderzoek op de terechtzitting van 2 november 2011.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/656781-11
Datum uitspraak: 16 november 2011
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres:
[adres] [woonplaats].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
2 november 2011.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 april
2011 tot en met 27 juni 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen
en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) een of
meerdere siera(a)d(en) (op foto's in het strafdossier betreffende onderhavig
parketnummer vermeld als MA415006 en/of MA412443 en/of MA405390 en/of MA405389
en/of MA405387) toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en.of [slachtoffer 3] heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl zij en/of haar mededader(s) ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van die/dat siera(a)d(en) (telkens) wist(en), althans
redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf
verkregen goed(eren) betrof;
2.
zij op of omstreeks 26 juli 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een
Rabo wereldpas en/of een ID-kaart en/of een rijbewijs en/of een
OV-jaarabonnement op naam van [slachtoffer 4] heeft verworven, en/of
voorhanden heeft gehad, terwijl zij ten tijde van de verwerving en/of het
voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het
(een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren)
betrof;
Subsidiair:
zij op of omstreeks 26 juli 2011 te Amsterdam opzettelijk een Rabo wereldpas
en/of een ID-kaart en/of een rijbewijs en/of een OV-jaarabonnement (op naam
van [slachtoffer 4]), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door
misdrijf, te weten door vondst, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend;
3. Waardering van het bewijs
3.1. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 2 primair is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.2. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 8 april 2011 tot en met 27 juni 2011 te Amsterdam, meerdere sieraden, op foto's in het strafdossier betreffende onderhavig
parketnummer vermeld als MA415006 en MA405390 en MA405389 en MA405387 toebehorende aan [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] of [slachtoffer 3] voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl zij ten tijde van het voorhanden krijgen van die sieraden telkens redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
2. Subsidiair:
op 26 juli 2011 te Amsterdam opzettelijk een Rabo wereldpas en een ID-kaart en een rijbewijs en een OV-jaarabonnement, op naam van [slachtoffer 4], geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, welke goederen verdachte anders dan door misdrijf, te weten door vondst, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straf
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1, 2 primair bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis, met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], met oplegging van de schademaatregel en afwijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6].
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft sieraden, die gestolen waren, verpand. Verdachte heeft aangegeven dat zij de sieraden thuis vond en
heeft deze vervolgens, zonder navraag te doen bij haar moeder, weggebracht naar de bank van lening om zo aan geld te komen. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte, nu noch de vermogenspositie van haar en haar moeder noch die van anderen in haar huis de rechtmatige verkrijging van dergelijke sieraden kon verklaren, een onderzoeksplicht om de herkomst van de sieraden te achterhalen alvorens zich die toe te eigenen en te belenen. Door dat niet te doen heeft zij zich schuldig gemaakt aan schuldheling.
Verdachte heeft verder een Rabo-pas, ID-kaart, een rijbewijs en een OV-jaarabonnement, die zij in het openbaar vervoer gevonden zou hebben, zich toegeëigend door deze spullen onder zich te houden.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 juli 2011 blijkt dat verdachte al eerder werd veroordeeld voor vermogensdelicten.
Bij de hoogte van de straf heeft de rechtbank verder rekening gehouden met de over verdachte opgemaakte rapportage van de reclassering en met hetgeen overigens met betrekking tot de persoon van verdachte aan de orde is gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Ten aanzien van de benadeelde partijen:
-[slachtoffer 1], wonende [adres] te [plaats];
-[slachtoffer 5], ingediend door de gemachtigde: [gemachtigde], wonende: [adres] [plaats]; en de vordering van:
-[slachtoffer 6], ingediend door de gemachtigde: [gemachtigde], wonende: [adres] [plaats]; heeft de rechtbank het volgende overwogen:
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden gesproken van een aan deze benadeelde partijen rechtstreeks geleden schade als gevolg van de tegen deze verdachte bewezenver-klaarde feiten. Daarom worden de benadeelde partijen telkens niet ontvankelijk verklaard in hun vordering.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57, 416 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart het onder 2 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Schuldheling, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
Verduistering.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 uren. Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
Beveelt dat van deze straf het gedeelte van 60 uur niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten als de verdachte zich voor het einde van de op 2 jaar gestelde proeftijd opnieuw aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen.
Verklaart de benadeelde partijen: [slachtoffer 1], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] telkens niet-ontvankelijk in haar vordering.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. Radder, voorzitter,
mrs. P. Sloot en M.J.A. Duker, rechters,
in tegenwoordigheid van J.H. Zandbergen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 november 2011.
Mr. M.J.A. Duker is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.