ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5287
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van de inkomensvoorziening op grond van de Wet investeren in jongeren (WIJ)
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 november 2011 uitspraak gedaan over de intrekking van de inkomensvoorziening van eiseres op grond van de Wet investeren in jongeren (WIJ) met ingang van 17 mei 2010. Eiseres ontving vanaf deze datum een uitkering, maar verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, stelde dat eiseres haar inlichtingenverplichting had geschonden door niet te melden dat de vader van haar kind, [vader], sinds 17 mei 2010 bij haar woonde. Dit leidde tot de conclusie dat verweerder niet kon vaststellen of eiseres recht had op de WIJ-inkomensvoorziening in de periode van 17 mei 2010 tot en met 9 juli 2011.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de intrekking van de inkomensvoorziening niet op een wettelijke grondslag berustte. Artikel 40, derde lid van de WIJ biedt geen basis voor intrekking vanwege schending van de inlichtingenverplichting, zoals bedoeld in artikel 44 van de WIJ. De rechtbank oordeelde dat de toepassing van onderdeel b van artikel 40, derde lid, beperkt is tot gevallen waarin door een fout van het college teveel of ten onrechte inkomensvoorziening is verstrekt, wat in dit geval niet aan de orde was.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 1.784,- zijn begroot, en moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 41,- vergoeden. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder de wettelijke rente over de ten onrechte niet uitbetaalde inkomensvoorziening aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden tijdens de zitting op 7 oktober 2011.