ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5823

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-666565-10 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen na massale vechtpartij in tram

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 18 november 2011 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. De zaak kwam voort uit een massale vechtpartij die plaatsvond op 2 augustus 2010 in tram lijn 3 in Amsterdam. Tijdens de zitting op 4 november 2011 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. S. van der Heijden, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. B. Swier, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De verdachte bevond zich samen met een medeverdachte in de tram, waar een woordenwisseling ontstond met de aangever. Dit leidde tot een vechtpartij waarbij de aangever ernstig gewond raakte. De officier van justitie achtte de verdachte niet schuldig aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele geweldshandelingen. De verdediging stelde dat de verdachte niet betrokken was bij het geweld en dat zijn aanwezigheid in de tram niet voldoende was voor een veroordeling.

Na beoordeling van de getuigenverklaringen en het bewijs, concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan de openlijke geweldpleging. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen significante bijdrage had geleverd aan het geweld en dat er geen aanknopingspunten waren voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/666565-10 (Promis)
Datum uitspraak: 18 november 2011
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1985],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres] [woonplaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 november 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. van der Heijden en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B. Swier, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 02 augustus 2010 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever] van het leven te beroven, met dat opzet (meermalen) met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals/keel en/of in de borst en/of in het (achter)hoofd van die [aangever] heeft gestoken/gesneden;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 02 augustus 2010 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte hij op of omstreeks 02 au-gustus 2010 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- (meermalen) met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals / keel en/of in de borst en/of in het (achter)hoofd van die [aangever] heeft gestoken/gesneden en/of
- (meermalen) met kracht tegen het lichaam en/of het hoofd van die [aangever] heeft geschopt en/of getrapt (terwijl die [aangever] op de grond lag) en/of
- die [aangever] (meermalen) met kracht heeft gestompt en/of geslagen;
2.
hij op of omstreeks 02 augustus 2010 te Amsterdam met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Eerste Constantijn Huygensstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten in een tram (lijn 3) van het Gemeentevervoer Bedrijf Amsterdam, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever], welk geweld bestond uit
- het in de tram van zijn bank/stoel trekken van die [aangever] en/of
- het omsingelen/insluiten van die [aangever] en/of
- het (meermalen) schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [aange-ver] (terwijl die [aangever] op de grond lag) en/of
- het (meermalen) stompen en/of slaan van die [aangever], althans het maken van een of meerdere stompende/slaande bewegingen in de richting van die [aangever]
en/of
- het uit de tram duwen van die [aangever] en/of
- het maken van een zogenoemde karatetrap in de richting van die [aangever] en/of
- het (meermalen) steken/snijden met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voor-werp, in de hals/keel en/of in de borst en/of in het (achter)hoofd van die [aangever];
3.
hij op of omstreeks 25 augustus 2010 te Amsterdam [persoon 1] heeft bedreigd met enig mis-drijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzette-lijk dreigend (tegenover [persoon 2]) met zijn hand een gebaar gemaakt alsof hij een vuurwa-pen vasthield en/of (daarbij) opzettelijk dreigend gezegd: "Als je [persoon 1] ziet, twee kogels in zijn voorhoofd", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste geleg-de feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1. Ten aanzien van de feiten 1 en 2
4.1.1. De feiten
De rechtbank gaat van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 2 augustus 2010 kort na middernacht bevond verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) in een tram (lijn 3) die in de richting van Amsterdam-West reed. Bij de Van Woustraat stapte [aangever] (hierna: aangever) in. Deze ging ter hoogte van verdachte en [medeverdachte] aan de andere kant van het gangpad zitten. Op enig moment ontstond tussen [medeverdachte] en verdachte enerzijds en aangever anderzijds een woordenwisseling. Daarop volgde een vechtpartij tussen aangever en diverse in de tram aanwezige personen. Aangever kwam samen met deze groep personen bij tramhalte ‘Overtoom’ ter hoogte van de kruising van de Overtoom met de Eerste Constantijn Huygensstraat buiten de tram terecht. De vechtpartij werd voortgezet op c.q. bij de tramhalte. Niet veel later kreeg aangever voor café Zouk, ter hoogte van de Tweede Helmersstraat, een zogenaamde karatetrap en werd hij meermalen met een mes gestoken. Hij liep daarbij diverse steekwonden en licht schedel- en hersenletsel op.
4.1.2. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen. Het onder 2 ten laste gelegde acht zij daarentegen wel bewezen, met uitzondering van de laatste twee ten laste ge-legde geweldshandelingen: de karatetrap en het steken met een mes.
De officier van justitie heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit de aangifte en getuigen-verklaringen van personen die in de tram aanwezig waren, blijkt dat aangever verdachte erop aansprak dat hij in de tram aan het spugen was. Daarop reageerde medeverdachte [medever-dachte] door andere in de tram aanwezige personen erbij te roepen of hun met een fluitje een signaal te geven. De aldus gevormde groep viel aangever vervolgens massaal aan. Verdachte maakte van die groep deel uit.
Uit de verklaringen van de getuigen [getuige 1] (hierna: [getuige 1]), [getuige 2] (hierna: [ge-tuige 2]), [getuige 3] (hierna: [getuige 3]) en [getuige 4] (hierna: [getuige 4]) blijkt dat de vechtpartij eindigde bij de tramhalte. De groep uit de tram splitste zich vervolgens in twee kleinere groepen op. Een van die groepen maakte zich daarna opnieuw aan geweld tegen aan-gever schuldig. Daarbij werd een karatetrap uitgedeeld en werd aangever met een mes gesto-ken. Verdachte kan niet met zekerheid in het ‘gewelddadige’ groepje geplaatst worden. De verklaringen van diverse getuigen lopen hiervoor te zeer uiteen. Ook uit de opgegeven signa-lementen kan niet worden afgeleid dat verdachte deel uitmaakte van die groep. Om die reden kunnen de ten laste gelegde karatetrap en messteken niet bewezen worden.
4.1.3. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijge-sproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe – kort en zakelijk weergege-ven – het volgende aangevoerd.
Terecht stelt de officier van justitie dat het spugen van verdachte in de tram aanleiding is ge-weest voor de vechtpartij. Verdachte erkent dit spugen, hij werd daartoe door ziekte gedwon-gen. Deze handeling staat echter niet in de tenlastelegging en kan ook voor het overige niet gezien worden als een ‘significante bijdrage’ aan de openlijke geweldpleging.
Verdachte maakte geen deel uit van de groep die het geweld pleegde. Dit zou ook niet vol-doende zijn om tot een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging te komen, daar het aanwezig zijn in en getalsmatig versterken van een groep niet kan worden aangemerkt als het leveren van de vereiste significante bijdrage. Bovendien heeft verdachte zich van het jegens aangever gerichte geweld gedistantieerd. Noch de aangifte, noch enige andere getuigenverkla-ring in het dossier geeft blijk van zijn betrokkenheid. Ook uit de camerabeelden kan niet wor-den afgeleid dat verdachte deelneemt aan het geweld tegen aangever.
4.1.4. Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat verdachte in de tram aanwezig was. De processtukken geven echter voor het overige geen blijk van enige directe betrokkenheid van verdachte bij het gepleegde geweld. Evenmin kan van een significante en wezenlijke bijdrage van verdachte daaraan worden gesproken, nu aan die eis – zoals de raadsman heeft betoogd – niet wordt voldaan door het louter aanwezig zijn in of het getalsmatig versterken van de groep.
De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde om die reden niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.2. Ten aanzien van feit 3
De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsman - van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde feit. De processtukken bevatten geen aanknopingspunten voor een bewezenverklaring.
5. Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij, [aangever], heeft zich gevoegd in deze procedure met een vordering tot schadevergoeding. Aangezien verdachte van de ten laste gelegde feiten wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij in deze vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
6. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Verklaart de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter,
mrs. W.M. van den Bergh en J.L. De Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.L.E. McGivern en mr. N.C. van Geel, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 november 2011.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.