ECLI:NL:RBAMS:2011:BU8441
Rechtbank Amsterdam
- Kort geding
- Sj.A. Rullmann
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot onmiddellijke invrijheidstelling in kort geding
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 15 december 2011 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiseres, die in voorlopige hechtenis was genomen, vorderde om onmiddellijk in vrijheid te worden gesteld. Eiseres was op 25 maart 2011 aangehouden op verdenking van ernstige strafbare feiten en haar voorlopige hechtenis was meerdere keren verlengd. Tijdens de zittingen in de strafzaak had eiseres herhaaldelijk verzocht om opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis, maar deze verzoeken waren telkens afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het niet aannemelijk was dat de strafrechter de huidige vrijheidsbeneming van eiseres onrechtmatig zou achten. De Staat der Nederlanden voerde verweer en stelde dat de vraag of de voorlopige hechtenis moest voortduren door de strafrechter beantwoord diende te worden. De voorzieningenrechter volgde dit standpunt en concludeerde dat er geen spoedeisend belang was voor de gevraagde voorziening, aangezien eiseres op korte termijn in raadkamer zou worden gehoord over haar verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis. De vorderingen van eiseres werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de Staat, die op € 1.376,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken door mr. Sj.A. Rullmann in aanwezigheid van de griffier mr. G.H. Felix.