ECLI:NL:RBAMS:2011:BU8462
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Geen stilzwijgende voortzetting van arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, waardoor geen arbeidsovereenkomst onbepaalde tijd is ontstaan
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 5 december 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], een schoonmaker, en [gedaagde], zijn werkgever. [eiser] was in dienst bij [gedaagde] op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die in eerste instantie voor zes maanden was aangegaan. De arbeidsovereenkomst kon tweemaal voor maximaal zes maanden worden verlengd. [eiser] stelde dat zijn tweede arbeidsovereenkomst stilzwijgend was verlengd, waardoor er volgens de toepasselijke CAO een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou zijn ontstaan. Hij voerde aan dat er geen gesprek had plaatsgevonden over de verlenging van zijn contract vóór de einddatum, en dat hij zijn werkzaamheden na de afloop van het contract ongewijzigd had voortgezet.
[gedaagde] betwistte dit en stelde dat er wel degelijk een gesprek had plaatsgevonden over de verlenging van het contract. De kantonrechter oordeelde dat de stelling van [eiser] niet voldoende was onderbouwd. De rechter concludeerde dat er geen bewijs was dat de arbeidsovereenkomst stilzwijgend was verlengd, en dat [eiser] niet mocht aannemen dat zijn contract na de einddatum automatisch was voortgezet. De rechter wees de vordering van [eiser] af en veroordeelde hem in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en schriftelijke bevestiging bij de verlenging van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. De rechter stelde vast dat de werkgever zich aan de voorwaarden van de arbeidsovereenkomst had gehouden en dat de werknemer niet had aangetoond dat er een stilzwijgende verlenging had plaatsgevonden. Dit vonnis heeft implicaties voor de rechtspositie van werknemers met tijdelijke contracten en de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met contractverlengingen.