ECLI:NL:RBAMS:2011:BU8699

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11-3553 WET
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verwijdering van justitiële gegevens uit het Justitiële Documentatiesysteem

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], een verzoek ingediend tot verwijdering van justitiële gegevens uit het Justitiële Documentatiesysteem (JDS). Dit verzoek volgde op een eerdere niet-ontvankelijkverklaring door de politierechter, die oordeelde dat de politie eiser ten onrechte buiten heterdaad had aangehouden. De rechtbank Amsterdam heeft op 2 november 2011 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiser ongegrond werd verklaard. Eiser had eerder een bezwaarschrift ingediend bij het College van Procureurs-generaal, dat op 15 juli 2009 het verzoek om verwijdering van gegevens had afgewezen. Het bestreden besluit van 27 juni 2011 verklaarde het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond, maar het beroep tegen dit besluit werd door de rechtbank afgewezen.

De rechtbank overwoog dat de justitiële gegevens van eiser, die betrekking hadden op een strafzaak met parketnummer 13/431161-08, niet onterecht waren geregistreerd. Eiser stelde dat de tenlastelegging onjuist was en dat de hoorplicht was geschonden, maar de rechtbank oordeelde dat eiser voldoende op de hoogte was van de procedure en dat er geen grond was om de justitiële gegevens te verwijderen. De rechtbank benadrukte dat de beslissing van de politierechter niet steunde op het oordeel dat eiser ten onrechte als verdachte was aangemerkt, maar op de onterecht buiten heterdaad aanhouding door de politie. De rechtbank concludeerde dat de gegevens relevant konden zijn voor toekomstige incidenten en dat het verzoek van eiser niet kon worden ingewilligd.

De uitspraak werd gedaan door mr. J.A.A.G. de Vries, in aanwezigheid van griffier mr. R.M. Wiersma. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 113553 WET
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
en
de Minister van Veiligheid en Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr S. Fermont
Procesverloop
Eiser heeft op 25 april 2009 een bezwaarschrift ingediend bij het College van Procureurs-generaal. Het College van Procureurs-generaal heeft dit bezwaarschrift op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doorgestuurd naar verweerder, omdat er een verzoek tot het verwijderen van de justitiële gegevens van eiser uit de Justitiële Documentatie in vervat zat.
Bij besluit van 15 juli 2009 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om de gegevens met betrekking tot de strafzaak met parketnummer 13/431161-08 te verwijderen afgewezen.
Bij besluit van 27 juni 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard voor wat betreft de wijziging van de datum beslissing en status, en voor het overige ongegrond.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is op 10 oktober 2011 ter zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Ter zitting heeft eiser de rechtbank toestemming gegeven als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Overwegingen
1.1. Ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) kan degene aan wie overeenkomstig artikel 18 kennis is gegeven van hem betreffende justitiële gegevens Onze Minister schriftelijk verzoeken deze te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen of af te schermen, indien deze feitelijk onjuist, voor het doel van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn dan wel in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
1.2 Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a van de Wjsg, zijn justitiële gegevens, gegevens over natuurlijke personen en rechtspersonen inzake de toepassing van het strafrecht en de strafvordering.
1.3. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van het Besluit justitiële gegevens (verder: het Besluit) worden, voor zover van toepassing, als justitiële gegevens … aangemerkt:
a. alle beslissingen die door het openbaar ministerie of de rechter zijn genomen, met uitzondering van:
1° de beslissing tot het niet vervolgen omdat de betrokken persoon ten onrechte als verdachte is aangemerkt;
(…)
2.1. Aan het verzoek van eiser ligt ten grondslag dat de politierechter in een bezwaarschriftprocedure tegen de dagvaarding de officier van justitie op 13 februari 2009 niet-ontvankelijk heeft verklaard in de vervolging van eiser. De tenlastelegging was bovendien onjuist. Het openbaar ministerie (OM) heeft eiser ten onrechte aangemerkt als verdachte van diefstal subsidiair vernieling. De gegevens dienen dan ook uit het JDS te worden verwijderd.
1.3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat verweerder bij een verzoek als bedoeld in artikel 22 van de Wjsg alleen mag beoordelen of de gegevens in het JDS overeenkomen met de gegevens afkomstig van het OM. In dit geval is geregistreerd dat eiser verdachte is geweest van diefstal subsidiair vernieling/beschadiging van goederen alsmede dat het OM door de rechter niet-ontvankelijk is verklaard. Dit is in lijn met het bepaald in artikel 7, eerste lid, van het Besluit. Hierbij bestaat geen ruimte voor een toetsing van de beslissing van het OM. In de zaak met parketnummer 13-431161 is de datum van de beslissing van de politierechter onjuist geregistreerd als 29 december 2009, dit is gecorrigeerd naar 13 februari 2009. In de zaak met parketnummer 13-051401-04 is niet alleen als sepotgrond “medeschuld van benadeelde”maar ook de sepotgrond “door feit/gevolgen getroffen” opgenomen.
1.4. Eiser stelt in beroep dat de feitelijk onzinnige tenlastelegging ten onrechte niet is verwijderd. De hoorplicht is geschonden. De telefonische hoorzitting van 9 juni 2011 was slechts een kort gesprek met een medewerker van verweerder en de weergave van dit gesprek door verweerder is onjuist. Daarnaast voert eiser aan dat verweerder de bestreden beslissing al had genomen op het moment dat eiser nog stukken aan het dossier toe wilde voegen.
1.5. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat de hoorplicht is geschonden. Eiser is bij brief van 14 september 2010 uitgenodigd voor een telefonische hoorzitting en naderhand bij brief van 30 mei 2011 voor een gesprek op dinsdag 7 juni 2011, dat eiser blijkens de brief ook mocht vervangen door een telefonische hoorzitting. Gelet op de emailwisseling en in het bijzonder de email zijdens verweerder van 9 juni 2011 gaat de rechtbank er van uit dat eiser op de hoogte was van de status van het telefoongesprek van 9 juni 2011. Gelet op de datum van het bezwaarschrift van eiser van 16 augustus 2009 en de datum van het bestreden besluit van 27 juni 2011, mitsdien bijna twee jaar, volgt de rechtbank eiser ook niet in de stelling dat hij geen tijd meer had om nog stukken in te dienen. Deze beroepsgrond slaagt mitsdien niet.
1.6. Ter zitting hebben eiser en verweerder bevestigd dat het verzoek alleen betrekking heeft op de zaak met parketnummer 13-431161. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder de in geding zijnde justitiële gegevens van eiser had moeten verwijderen omdat deze feitelijk onjuist, voor het doel van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn dan wel in strijd met een wettelijk voorschrift zijn verwerkt. De rechtbank verstaat het betoog van eiser vooral als de stelling dat deze gegevens (voor het doel van de verwerking) niet ter zake dienend zijn als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Wjsg. De omstandigheid dat eiser het onzin vindt dat politie en justitie een zaak maken van het verwijderen van enkele gevaarlijke struiken op een speelplaats en dat dit geen diefstal kan zijn, betekent echter niet dat de justitiële gegevens niet ter zake dienend zijn. Op voorhand kan niet geheel worden uitgesloten dat deze gegevens bij een mogelijk volgend incident van belang kunnen zijn voor politie en justitie. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de beschikking van de politierechter niet steunt op het oordeel dat eiser ten onrechte als verdachte is aangemerkt maar op het feit dat de politie eiser ten onrechte buiten heterdaad thuis heeft aangehouden, hetgeen volgens de politierechter buitenproportioneel was. Het beroep slaagt mitsdien niet.
1.7. Nu het beroep van eiser ongegrond is, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een vergoeding van het griffierecht of een veroordeling van verweerder in de proceskosten.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.A.G. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr.
R.M. Wiersma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 november 2011.
de griffier de rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB