ECLI:NL:RBAMS:2011:BU8721
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van uitkeringen op basis van de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) en de bewijsvoering omtrent gezamenlijke huishouding
Op 26 oktober 2011 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaken AWB 11/3902 WWIK en AWB 11/3909 WWIK, waarin eisers, [eiser] en [eiseres], hun uitkeringen op grond van de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) betwistten. De rechtbank oordeelde dat de onderzoeksbevindingen van verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, onvoldoende grondslag boden voor de stelling dat eisers een gezamenlijke huishouding voerden. De rechtbank benadrukte dat de bewijslast bij verweerder lag, aangezien het ging om belastende intrekkingsbesluiten. De rechtbank vernietigde de bestreden besluiten van 28 juli 2011 en herstelde de primaire besluiten van 9 mei 2011 en 10 mei 2011, waardoor het recht op WWIK-uitkering van eisers herleefde vanaf 1 mei 2011.
De rechtbank constateerde dat er discrepanties bestonden tussen de handgeschreven verklaring van eiseres en de getypte versie daarvan, en dat verweerder niet voldoende doorgevraagd had naar de omstandigheden van het verblijf van eiser in de woning van eiseres. De rechtbank oordeelde dat de onderzoeksbevindingen niet voldoende waren om te concluderen dat eiser zijn hoofdverblijf had in de woning van eiseres. De rechtbank veroordeelde verweerder tot vergoeding van de proceskosten van eisers in zowel de bezwaarfase als de beroepsfase, en tot terugbetaling van het griffierecht van € 41,- aan ieder van hen.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. De rechtbank concludeerde dat de primaire besluiten aan hetzelfde motiveringsgebrek leden en dat dit gebrek niet meer hersteld kon worden, waardoor de intrekking van de uitkeringen onterecht was.