Parketnummers: 13/651467-11 en 13/442318-08 (TUL) (Promis)
Datum uitspraak: 5 december 2011
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [1993],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en wonende op het adres [adres], [woonplaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 november 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.J.A.M. Rasker en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C.J.B. Rijser, naar voren hebben gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 03 september 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een scooter heeft weggenomen een (linker)spiegel en/of rek en/of een dop (voorzien van het merk Vespa en/of Piaggio C38) en/of een beugel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door (met kracht) met een of meer hand(en) het zadel van voornoemde scooter (open) te rukken en/of te trekken en/of te forceren en/of (aan) die (linker)spiegel en/of het rek en/of de dop (van die scooter) (eraf) te trekken en/of te rukken en/of te forceren, althans door middel van braak en/of verbreking;
hij op of omstreeks 03 september 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een scooter (merk Vespa en/of Piaggio C38 en/of kleur wit en/of kenteken [KENTEKEN 1]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/[slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk een spiegel en/of een windscherm van voornoemde scooter (eraf) te rukken en/of te trekken, en/of te forceren (waardoor er lakschade is ontstaan) en/of een spiegel van die scooter (naar binnen) te (ver)buigen (waardoor er lakschade is ontstaan) en/of een windscherm van die scooter proberen te verwijderen en/of het slot van die scooter te forceren;
hij op of omstreeks 03 september 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een scooter (merk Vespa en/of Piaggio C38 en/of kleur wit en/of kenteken [KENTEKEN 1]), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen scooter onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, zich naar voornoemde scooter heeft begeven en/of (vervolgens) (met kracht) (aan) het stuur van die scooter heeft gerukt en/of heeft getrokken en/of heeft geforceerd.
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.i
Op 3 september 2011 zag een getuige een persoon aan een scooter rommelen op de Vijzelstraat te Amsterdam. De getuige zag dat hij met veel geweld aan het zadel van een witte Vespa trok en hoorde ook breekgeluiden. De getuige besloot de politie te bellen en die arresteerde de jongen.ii De persoon die op aanwijzen van de getuige is aangehouden is verdachte. Bij de insluitingsfouillering is bij verdachte een dop aangetroffen met het merk Vespa er op.iii Ter terechtzitting heeft verdachte erkend dat hij op 3 september 2011 te Amsterdam de linkerspiegel en een beugel van de scooter heeft weggenomen.iv Eigenaar van de scooter is [slachtoffer 2]. Tijdens het wegnemen van de spiegel is lakschade ontstaan rondom het deel waarop deze bevestigd was. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.v
4.2 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht zowel het onder 1 primair als het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Met betrekking tot feit 2 heeft de officier van justitie daartoe aangevoerd dat de aangever heeft verklaard dat het stuurslot kapot is en de in voetnoot 2 genoemde getuige heeft verklaard dat verdachte wild aan het stuur heeft staan trekken. Er valt geen andere reden te bedenken om een stuurslot te forceren dan het trachten weg te nemen van de scooter, aldus de officier van justitie.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot feit 1, uitgezonderd het ten laste gelegde rek, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat het bewijs dun is. De aangever heeft niet gezegd welk slot stuk is, dat kan ook het slot van de buddyseat zijn, aldus de raadsman, die voorts heeft opgemerkt dat op het voegingsformulier van de benadeelde partij herstel van een stuurslot niet vermeld staat. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende wettig bewijs voorhanden is voor feit 2. Bovendien, zo heeft de raadsman gesteld, kan uit de wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging worden bekomen dat verdachte de scooter heeft willen ontvreemden, aangezien het niet logisch voorkomt dat iemand onderdelen sloopt van een object dat hij in zijn geheel wil ontvreemden.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat onder 2 is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. In het dossier ontbreekt bewijs dat verdachte de scooter heeft willen stelen. De aangever heeft verklaard dat het slot is geforceerd. De stelling van de officier van justitie dat hiermee het stuurslot wordt bedoeld vindt geen steun in het dossier. Hiermee kan namelijk ook, zoals ook door de raadsman geopperd, het slot van de buddyseat bedoeld zijn.
De rechtbank acht op grond van de onder 4.1 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde:
op 3 september 2011 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van een scooter heeft weggenomen een linkerspiegel en een dop, voorzien van het merk Vespa, en een beugel, toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door met kracht het zadel van voornoemde scooter open te trekken en die linkerspiegel en de dop van die scooter te trekken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 primair en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 40 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 dagen. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gewezen op de verschillende rapporten die in het verleden over verdachte zijn uitgebracht en waaruit blijkt dat hij lijdt aan diabetes en autisme. Vooral in dat laatste moet volgens de raadsman de oorzaak van verdachtes handelen worden gezocht. De raadsman heeft verzocht aan verdachte ter zake van feit 1 primair een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest en daarnaast eventueel een voorwaardelijke werkstraf.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het feit dat zij minder bewezen acht dan de officier van justitie, aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
De rechtbank zal ook niet kiezen voor de strafmodaliteit die door de raadsman van verdachte is voorgesteld, nu zij dit een te zware sanctie vindt. Zij zal aan verdachte een werkstraf opleggen van zodanige duur dat na aftrek van voorarrest geen te verrichten uren meer resteren.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [slachtoffer 2] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 15,50 (vijftien euro en vijftig eurocent). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 2] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 12 september 2011 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/442318-08, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 16 oktober 2008 van de kinderrechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, op 6 november 2008 aan verdachte is toegezonden.
8.4. Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijk opgelegde straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
8.5. Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat de vordering tenuitvoerlegging een oude zaak betreft en heeft voorgesteld om eventueel de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf te bevelen voor een gedeelte van 30 uren en voor het restant de proeftijd - opnieuw - te verlengen voor een symbolische duur van 6 maanden.
8.6. Het oordeel van de rechtbank.
De op 16 oktober 2008 bepaalde proeftijd is bij vonnis van de kinderrechter Amsterdam op 2 juni 2010 verlengd met één jaar. Bij vonnis van de kinderrechter Amsterdam van 18 februari 2011 is de proeftijd wederom verlengd met één jaar. Deze laatste beslissing is in strijd met het recht, aangezien ingevolge artikel 14f, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht de proeftijd slechts eenmaal kan worden verlengd. Van opnieuw verlengen van de proeftijd, zoals door de raadsman verzocht, kan dan ook geen sprake zijn.
De rechtbank zal aan voornoemde onjuistheid overigens geen gevolgen verbinden, nu gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd, ook als deze slechts eenmaal met één jaar zou zijn verlengd, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde:
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 60 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Wijst de vordering van [slachtoffer 2], wonende op het adres [adres], [plaats], toe tot € 15,50 (vijftien euro en vijftig eurocent).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 15,50 (vijftien euro en vijftig eurocent) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 1 dag. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 16 oktober 2008 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. van der Nat, voorzitter,
mrs. B. van Berge Henegouwen en H.M. van Niftrik, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 december 2011.
i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
ii Een proces-verbaal met nummer 2011225125-6 van 3 september 2011, opgemaakt door [verbalisant 1], doorgenummerde bladzijden 9 tot en met 10, inhoudende de verklaring van [getuige].
iii Een proces-verbaal met nummer 2011225125-2 van 3 september 2011, opgemaakt door [verbalisant 2], doorgenummerde bladzijden 12 tot en met 14, inhoudende de verklaring van voornoemde verbalisant.
iv Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 21 november 2011.
v Een proces-verbaal met nummer 2011225125-1 van 3 september 2011, opgemaakt door [verbalisant 3], doorgenummerde bladzijden 5 tot en met 8, inhoudende de verklaring van [verbalisant 4].