ECLI:NL:RBAMS:2011:BV6086

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
488856 / HA ZA 11-1429
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van domeinnaam en schadevergoeding in arbeidsovereenkomst

In deze zaak, uitgesproken op 2 november 2011 door de Rechtbank Amsterdam, stond de vordering van de Stichting Huurteam Gooi en Vechtstreek centraal. De stichting vorderde onder meer de verwijdering van verschillende websites en de overdracht van dossiers door [A], die als huurteamconsulent voor de stichting had gewerkt. De procedure begon met een dagvaarding op 28 januari 2011, gevolgd door een conclusie van antwoord en een vonnis van de sector kanton van de rechtbank Amsterdam op 20 april 2011, waarin de zaak werd verwezen naar de civiele sector. De rechtbank oordeelde dat [A] zijn werkzaamheden had verricht op basis van een concept-overeenkomst, ondanks dat deze niet was ondertekend. De rechtbank verwierp het verweer van het Huurteam dat er geen opzegtermijn was overeengekomen en oordeelde dat [A] recht had op schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging van de overeenkomst. De rechtbank wees de vorderingen van het Huurteam tot schadevergoeding en verwijdering van de websites af, omdat het Huurteam niet voldoende had onderbouwd dat de websites hun eigendom waren. De rechtbank veroordeelde het Huurteam tot betaling van openstaande facturen aan [A] en stelde de proceskosten vast. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke overeenkomsten en de gevolgen van onregelmatige opzegging in arbeidsrelaties.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 488856 / HA ZA 11-1429
Vonnis van 2 november 2011
in de zaak van
de stichting
STICHTING HUURTEAM GOOI EN VECHTSTREEK,
gevestigd te Hilversum,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer,
tegen
[A],
wonende te --,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. G.S. de Haas.
Partijen zullen hierna het Huurteam en [A] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 januari 2011, met producties,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties, van [A],
- het vonnis van de rechtbank Amsterdam sector kanton, locatie Hilversum, van 20 april 2011, waarbij de zaak is verwezen naar de rechtbank Amsterdam, sector Civiel,
- de antwoordakte / conclusie van repliek tevens houdende akte wijziging / vermeerdering van eis met producties, van het Huurteam,
- het proces-verbaal van comparitie van 16 september 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [A] heeft van 1 april 2008 tot 29 november 2010 werkzaamheden als huurteamconsulent voor het Huurteam verricht.
2.2. Het Huurteam heeft hiertoe een concept-overeenkomst opgesteld, die voor zover hier van belang, inhoudt:
“(..)
Partijen komen het volgende overeen:
(..)
Artikel 2: Duur van de overeenkomst
2.1. De overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd en duurt uiterlijk zolang de stichting toereikende inkomsten ontvangt, voorlopig begroot tot en met april 2010.
2.2. Ieder van de partijen kan de overeenkomst beëindigen door schriftelijke opzegging waarbij een opzegtermijn van vier maanden in acht wordt genomen.
(..)”
2.3. Partijen hebben de overeenkomst niet ondertekend.
2.4. Bij brief van 29 november 2010 heeft het Huurteam, voor zover hier van belang, aan [A] geschreven:
“(..)
Het bestuur heeft op de website van Huurteam Gooi en Vechtstreek artikelen van uw hand aangetroffen waarin u grote schade toebrengt aan het Huurteam en de bestuurders persoonlijk. (..)
Ook ziet het bestuur op de site, buiten haar om, geplaatste en ongewenste advertenties. Het voorgaande leidt ertoe dat het bestuur het in u gestelde vertrouwen opzegt en uw functioneren als consulent van de Stichting met onmiddellijke ingang beëindigt.
(..)”
3. Het geschil
In conventie
3.1. Het Huurteam vordert - samengevat en na vermeerdering van eis - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van [A] om:
1. alle nog in zijn bezit zijnde dossiers over te dragen, op straffe van een dwangsom,
2. de websites http://huurteam.com, http://huurrecht.blogspot.com, http://rbe.nl en http://woonruimterecht.nl van internet te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom,
3. geen enkele website te exploiteren waarin een relatie wordt gelegd met het Huurteam, op straffe van een dwangsom,
4. de domeinnaam van http://huurteam.com af te staan, op straffe van een dwangsom,
5. zich op geen enkele wijze uit te laten over het Huurteam of zich voor te doen als consulent van het Huurteam, op straffe van een dwangsom,
6. aan het Huurteam een schadevergoeding ter hoogte van € 7.084,28 te betalen,
7. aan het Huurteam een bedrag van € 14.938,52 te betalen wegens onverschuldigde betaling,
8. opgave en afdracht te doen van alle neveninkomsten die hij heeft genoten uit advertenties op of via de websites http://huurteam.com, http://huurrecht.blogspot.com, http://rbe.nl en http://woonruimterecht.nl, op straffe van een dwangsom.
Voorts vordert het Huurteam [A] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2. Op de stellingen van partijen wordt hierna ingegaan.
In reconventie
3.3. [A] vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, het Huurteam te veroordelen om aan [A] te betalen:
a) de som van de facturen van € 3.061,67 (inclusief BTW) vermeerderd met de wettelijke rente,
b) de som van het verschil in gefactureerde bedragen, van € 4.4702,07 (inclusief BTW),
c) een bedrag van € 10.769,08 wegens onregelmatige opzegging van de overeenkomst,
d) de buitengerechtelijke kosten van € 952,00,
e) de afwikkelingskosten die door de deurwaarder aan [A] worden berekend.
Ten slotte vordert [A] het Huurteam te veroordelen in de kosten van het geding.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna ingegaan.
4. De beoordeling
In conventie en in reconventie
4.1. Tussen partijen staat vast dat [A] van 1 april 2008 tot 29 november 2010 werkzaamheden als huurteamconsulent voor het Huurteam heeft verricht. Partijen twisten over de vraag of hij dit heeft gedaan op grond van een overeenkomst met het Huurteam. [A] stelt dat de inhoud van de concept-overeenkomst, ondanks dat deze door partijen niet is ondertekend, wel tussen partijen is overeengekomen. Het Huurteam voert daartegen aan dat er nimmer een schriftelijke overeenkomst tot stand is gekomen en dat [A] werkte op basis van opdracht. Partijen zijn het er erover eens dat [A] wilde dat de opzegtermijn zoals die was opgenomen in de concept-overeenkomst werd gewijzigd en dat partijen nog twistten over het uurtarief zoals dat was opgenomen in het concept. Voorts zijn partijen het erover eens dat zij het uiteindelijk op 23 december 2008 eens zijn geworden: de opzegtermijn is niet gewijzigd, het uurtarief wel. Het Huurteam heeft ter comparitie te kennen gegeven dat zij er ondanks de discussie die partijen hadden over deze punten van de concept-overeenkomst, in de tussentijd (tot 23 december 2008), wel vanuit ging dat [A] uitvoering gaf aan de overige artikelen van de overeenkomst. Volgens [A] is de concept-overeenkomst altijd blijven gelden.
4.2. De rechtbank overweegt als volgt. Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding. Hoewel [A] het aanbod (de concept-overeenkomst) kennelijk niet volledig heeft aanvaard, immers hij wilde dat de opzegtermijn en het uurtarief werden gewijzigd, is hij er wel vanuit gegaan dat de concept-overeenkomst (naar de rechtbank begrijpt: voor het overige) bleef gelden, en is ook het Huurteam er vanuit gegaan dat [A] uitvoering gaf aan de overige artikelen van de overeenkomst. Volgens het Huurteam waren deze overige artikelen, zo heeft zij ter comparitie verklaard, namelijk wel van toepassing. De rechtbank leidt uit voorgaande af dat beide partijen ervan uitgingen dat de concept-overeenkomst tussen partijen tot stand was gekomen, maar dat over een tweetal punten daaruit nog overleg gevoerd moest worden. Een redelijke uitleg van de tussen partijen gemaakte afspraken brengt naar het oordeel van de rechtbank dan ook mee dat [A] zijn werkzaamheden heeft verricht op basis van de concept-overeenkomst, met dien verstande dat het daarin opgenomen uurtarief later is gewijzigd.
In conventie
Vordering 1
4.3. Het Huurteam heeft gevorderd om [A] te veroordelen om alle in zijn bezit zijnde dossiers aan het Huurteam over te dragen. [A] heeft te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen overdracht van dossiers, echter is wel van mening dat het redelijk is dat het Huurteam de kosten van de overdracht, die door [A] worden beraamd op € 550,00, dient te dragen. Bovendien wil hij dat het Huurteam zijn nog openstaande facturen eerst vergoedt. De rechtbank overweegt als volgt.
4.4. Het verweer van [A] dat hij wil dat het Huurteam eerst zijn nog openstaande facturen vergoedt, vat de rechtbank op als een beroep op een opschortingsrecht als bedoeld in artikel 6:52 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Uit dit artikel volgt dat een schuldenaar die een opeisbare vordering heeft op zijn schuldeiser, bevoegd is de nakoming van zijn verbintenis op te schorten tot voldoening van zijn vordering plaatsvindt, indien tussen vordering en verbintenis voldoende samenhang bestaat om de opschorting te rechtvaardigen. Zoals hierna, onder r.o. 4.31 wordt overwogen, heeft [A] een opeisbare vordering tot betaling van nog openstaande facturen op het Huurteam. Nu tussen deze vordering tot betaling van facturen en de verbintenis tot afgifte van dossiers voldoende samenhang bestaat, omdat deze verbintenissen voortvloeien uit dezelfde rechtsverhouding, is [A] bevoegd de nakoming van zijn verbintenis tot overdracht van dossiers op te schorten totdat de nog openstaande facturen zijn betaald. Nu [A] geen bezwaar heeft gemaakt tegen overdracht van de dossiers nadat de openstaande facturen zijn betaald, zal de rechtbank [A] veroordelen om -nadat zijn openstaande facturen zijn betaald- alle nog in zijn bezit zijnde dossiers aan het Huurteam over te dragen.
4.5. Indien [A] ter vergoeding van de overdracht van de dossiers aanspraak had willen maken op het bedrag van € 550,00, had hij daartoe een vordering in reconventie in dienen te stellen. Bij gebreke daarvan, laat de rechtbank de ‘vordering’ van [A] daartoe verder buiten beschouwing.
4.6. Nu [A] heeft verklaard bereid te zijn na ontvangst van de betaling van de openstaande facturen de dossiers aan Huurteam over te dragen, en geen feiten en omstandigheden zijn aangevoerd op grond waarvan gevreesd moet worden dat [A] aan een veroordeling daartoe geen gevolg zal geven, zullen de gevorderde dwangsommen worden afgewezen.
Vordering 2
4.7. Het Huurteam heeft gevorderd om [A] te veroordelen om de websites http://huurteam.com, http://huurrecht.blogspot.com, http://rbe.nl en http://woonruimterecht.nl van internet te verwijderen en verwijderd te houden.
4.8. Het Huurteam heeft aan deze vordering primair het volgende ten grondslag gelegd. De websites zijn eigendom van het huurteam. De website www.huurteam.com is immers gemaakt door [A] op kosten van het Huurteam. [A] heeft het Huurteam daarvoor facturen verzonden die door het Huurteam zijn betaald. Subsidiair heeft zij aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [A], zo begrijpt de rechtbank, onrechtmatig jegens het Huurteam heeft gehandeld door op de websites schadelijke uitlatingen jegens het Huurteam te doen, op de website www.huurteam.com reclame te accepteren van woningbemiddelingsbureau Direct Wonen, en door belangenverstrengeling tussen het Huurteam en zijn eigen Bureau Belper te veroorzaken door via de website www.huurteam.com tevens aan acquisitie te doen voor zijn eigen bureau. Hierdoor heeft het Huurteam schade geleden, aldus steeds het Huurteam.
4.9. [A] heeft verweer gevoerd tegen de primaire grondslag en heeft daartoe aangevoerd dat hij de website www.huurteam.com heeft opgericht in november 2007. Hij heeft de domeinnaam laten registreren, als gevolg waarvan de website zijn eigendom is geworden. Hij heeft de domeinnaam ter beschikking gesteld aan het Huurteam, en heeft als vergoeding daarvoor de jaarlijkse kosten voor het abonnement van de website aan het Huurteam doorberekend. Ook heeft hij 20% van de kosten voor de bouw van de website bij het Huurteam in rekening gebracht. Dit leidt er echter niet toe dat de website eigendom is geworden van het Huurteam, aldus steeds [A]. Ook heeft [A] verweer gevoerd tegen de subsidiaire grondslag. Hij heeft daartoe aangevoerd dat als het Huurteam al schade heeft geleden, zij deze schade niet deugdelijk heeft onderbouwd.
4.10. De rechtbank overweegt met betrekking tot de primaire grondslag als volgt. Hoofdregel van auteursrecht is dat wie de (in dit geval) website maakt, de rechten heeft. Partijen zijn het erover eens dat de website www.huurteam.com door [A] is gemaakt, dus hij heeft daarop in beginsel de rechten. Dat [A] daarvoor facturen heeft verstuurd naar het Huurteam, welke facturen door het Huurteam zijn betaald, doet hier (op grond van het auteursrecht) niet aan af. Ook het feit dat de domeinnaam aan het Huurteam ter beschikking is gesteld, betekent niet dat zij de (eigendoms)rechten op de website heeft verkregen. Nu het Huurteam haar stelling dat de websites haar eigendom zijn niet nader heeft onderbouwd, kan de grondslag dat de websites eigendom zijn van het Huurteam zijn niet tot toewijzing van de vordering leiden.
4.11. Ook de subsidiaire grondslag kan niet tot toewijzing van de vordering leiden. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Nog los van de vraag of het gestelde handelen van [A] als een onrechtmatige daad dient te worden aangemerkt, is de vordering om de websites om die reden van internet te verwijderen en verwijderd te houden, een te vergaand middel om het gestelde handelen in strijd met de belangen van het Huurteam te beëindigen.
4.12. De vordering wordt dan ook afgewezen.
Vordering 3
4.13. Aan haar vordering om [A] te bevelen geen enkele website te exploiteren waarin een relatie wordt gelegd met het Huurteam, op straffe van een dwangsom, heeft het Huurteam, zo begrijpt de rechtbank, ten grondslag gelegd dat [A] onrechtmatig jegens het Huurteam handelt als gevolg waarvan het Huurteam schade lijdt. Immers, wanneer de domeinnaam ‘huurteam’ wordt ingetoetst op www.google.nl, bestaat de kans dat men terecht komt bij de website www.woonruimterecht.nl; de (commerciële) website van [A]s Bureau Belper. Door de verwarring die daardoor bij huurders ontstaat, lijdt het Huurteam schade, immers, huurders krijgen op die manier het idee dat rechtsbijstand van het Huurteam geld kost, aldus steeds het Huurteam.
4.14. [A] heeft verweer gevoerd en heeft daartoe aangevoerd dat als het Huurteam al schade heeft geleden, zij deze schade niet deugdelijk heeft onderbouwd.
4.15. De rechtbank overweegt als volgt. Uit artikel 3:296 BW vloeit voort dat een (dreigende) onrechtmatige gedraging op vordering van de belanghebbende in beginsel door de rechter moet worden verboden. De vraag die derhalve beantwoord moet worden is of het exploiteren van websites door [A] waarin een relatie wordt gelegd met het Huurteam een onrechtmatige gedraging oplevert jegens het Huurteam. Als onrechtmatige daad worden volgens artikel 6:162 lid 2 BW aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijke verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond. De rechtbank is van oordeel dat het Huurteam onvoldoende heeft onderbouwd dat [A] een onrechtmatige daad pleegt jegens het Huurteam en dat zij daardoor daadwerkelijk schade zou hebben geleden of zou kunnen lijden. Het enkele exploiteren van een website waarin ‘een relatie’ wordt gelegd met het Huurteam is hiertoe in elk geval onvoldoende. Reeds om deze reden ligt de vordering voor afwijzing gereed. Zelfs al zou het exploiteren van een website waarin een relatie wordt gelegd met het Huurteam als onrechtmatig jegens het Huurteam moeten worden aangemerkt, dan is het vorderen van een bevel om in de toekomst nimmer meer een website te exploiteren waarin een relatie wordt gelegd met het Huurteam, een te vergaand middel om het gestelde onrechtmatig handelen te beëindigen. De vordering wordt ook daarom afgewezen.
Vordering 4
4.16. Aan haar vordering om de domeinnaam van http://huurteam.com af te staan heeft het Huurteam, zo leidt de rechtbank uit haar stellingen af, ten grondslag gelegd dat de website haar eigendom is nu zij de kosten voor het maken daarvan heeft betaald en de domeinnaam aan haar ter beschikking is gesteld.
4.17. [A] heeft verweer gevoerd en heeft daartoe aangevoerd dat het Huurteam geen eigenaar is geworden van de website.
4.18. De rechtbank overweegt als volgt. Nu reeds in het hiervoor onder r.o. 4.9. is overwogen dat het betalen van facturen en het ter beschikking gesteld hebben gekregen van de domeinnaam van de website niet ertoe leidt dat het Huurteam de (eigendoms)rechten op de website heeft verkregen, wordt de vordering afgewezen.
Vordering 5
4.19. Het Huurteam heeft aan haar vordering om [A] te veroordelen om zich op geen enkele wijze uit te laten over het Huurteam of zich voor te doen als consulent van het Huurteam, op straffe van een dwangsom, ten grondslag gelegd dat [A] zich op onrechtmatige wijze heeft uitgelaten over het Huurteam. [A] heeft dit betwist.
4.20. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Voor zover de vordering ziet op veroordeling van [A] om zich op geen enkele wijze uit te laten over het Huurteam, zou toewijzing van deze vordering in strijd zijn met het recht op vrijheid van meningsuiting zoals opgenomen het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en in de Grondwet. Nu het Huurteam voorts niet nader heeft onderbouwd dat [A] zich (nog) zou voordoen als consulent van het Huurteam, en uit de stukken of het verhandelde ter comparitie ook niet is gebleken dat [A] zich (nog) voordoet als consulent van het Huurteam, wordt de vordering afgewezen.
Vordering 6
4.21. Het Huurteam heeft gevorderd om [A] te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding aan het Huurteam ter hoogte van € 7.084,28. Deze schade bestaat volgens het Huurteam uit: ‘schade als gevolg van acquisitie onder voormalige cliënten/huurders van het Huurteam, kosten in verband met niet overdragen van dossiers à € 1.000,00, kosten van vervanging van onbruikbaar geworden folders door niet overgedragen telefoonnummer en domeinnaam website à € 300,00, kosten ontwerp nieuwe website en nieuw foldermateriaal à € 1.200,00, onverschuldigd betaalde telefoonkostenvergoeding à € 295,72, kosten verbonden aan het achterhouden/vernietigen van dossiers à € 1.000,00, kosten opstellen dagvaarding, voorbereiding conclusie antwoord/eis in reconventie à € 1.750,00, betekening dagvaarding à € 99,14, griffierecht à € 568,00, en kosten voor juridisch advies à € 571,20.
4.22. [A] heeft verweer gevoerd en heeft daartoe aangevoerd dat als het Huurteam al schade heeft geleden, zij deze schade niet deugdelijk heeft onderbouwd.
4.23. De rechtbank is van oordeel dat het Huurteam haar vordering tot vergoeding van schade, mede in het licht van de betwisting door [A] van de stelling van het Huurteam dat zij schade heeft geleden, onvoldoende heeft onderbouwd. De vordering is immers op geen enkel punt nader gespecificeerd of anderszins onderbouwd met bewijsstukken. Voor zover de vordering ziet op vergoeding van kosten voor het opstellen van de dagvaarding, voor de voorbereiding van de conclusie van antwoord, de betekening van de dagvaarding, het griffierecht en de kosten voor juridisch advies, zijn dit kosten waarvoor de proceskostenveroordeling al een vergoeding pleegt in te houden. De vordering wordt dan ook afgewezen.
Vordering 7
4.24. Aan haar vordering tot veroordeling van [A] tot betaling aan het Huurteam van een bedrag van € 14.938,52 wegens onverschuldigde betaling, heeft het Huurteam ten grondslag gelegd dat [A] niet heeft voldaan aan zijn plicht tot het afleggen van rekening en verantwoording en bovendien excessief heeft gedeclareerd. Het Huurteam merkt de over 2009 en 2010 in rekening gebrachte bedragen voor de kosten van het samenstellen van dossiers als onverschuldigd aan, voor zover zij meer bedragen dan 8% van de overige uren. Dit betekent dat het Huurteam voor 2009 en 2010 respectievelijk 40 en 30 uur accepteert, zodat de terugvordering 378 uur à € 33,21 + 19% btw = € 14.938,52 bedraagt, aldus steeds het Huurteam.
4.25. [A] heeft betwist dat hij niet heeft voldaan aan zijn plicht tot het afleggen van rekening en verantwoording. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij rekening en verantwoording heeft afgelegd op grond van de database, die hij ter beschikking heeft gesteld van de gemeente Hilversum.
4.26. De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 6:203 BW bepaalt dat degene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, gerechtigd is dit van de ontvanger als onverschuldigd terug te vorderen. Uit de inhoud van dit artikel volgt dat de prestatie, in dit geval de betaling van het bedrag van € 14.938,52, zonder rechtsgrond moet zijn verricht. In onderhavige zaak is deze betaling niet zonder rechtsgrond verricht, immers, er bestond een rechtsverhouding (namelijk de overeenkomst) die het verrichten van de betaling van het bedrag rechtvaardigde. Nu van onverschuldigde betaling als bedoeld in artikel 6:203 BW geen sprake is, wordt de vordering afgewezen.
Vordering 8
4.27. Ten slotte wordt ook de vordering om [A] te veroordelen opgave en afdracht te doen van alle neveninkomsten die hij heeft genoten uit advertenties op of via de websites http://huurteam.com, http://huurrecht.blogspot.com, http://rbe.nl en http://woonruimterecht.nl, op straffe van een dwangsom, afgewezen. [A] heeft betwist dat hij inkomsten heeft verworven uit nevenactiviteiten. Naar het oordeel van de rechtbank kan in het midden blijven of inkomsten zijn genoten, nu niet gesteld is waarop de verplichting tot opgave en afdracht is gebaseerd. Hierboven is immers overwogen dat het Huurteam niet de eigenaar is van de websites. Bij gebreke van een andere gestelde grondslag moet deze vordering dan ook worden afgewezen.
Conclusie in conventie
4.28. [A] zal worden veroordeeld om, nadat het Huurteam de nog openstaande facturen aan hem heeft betaald, alle in zijn bezit zijnde dossiers van lopende en afgesloten zaken aan het Huurteam over te dragen binnen twee weken na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom van 500,00 per dag dat [A] hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,00. Alle overige vorderingen in conventie worden afgewezen.
4.29. Het Huurteam zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] worden begroot op:
- vast recht: € 258,00
- salaris advocaat: € 1.158,00
Totaal: € 1.416,00
In reconventie
Vordering a
4.30. [A] heeft aan zijn vordering tot betaling van het bedrag van € 3.061,67 ten grondslag gelegd dat hij uit hoofde van de overeenkomst recht heeft op betaling door het Huurteam van een drietal facturen ter hoogte van voornoemd bedrag, welke facturen het Huurteam tot op heden onbetaald heeft gelaten.
4.31. Het Huurteam heeft verweer gevoerd. Zij heeft aangevoerd dat zij één van de drie facturen (ter hoogte van € 61,39) wel heeft betaald. De vordering tot betaling van de overige twee facturen is niet toewijsbaar omdat het Huurteam juist een tegenvordering inbrengt.
4.32. De rechtbank overweegt als volgt. [A] heeft het verweer van het Huurteam dat zij één van de drie facturen ter hoogte van € 61,39 heeft voldaan, onbetwist gelaten, zodat de rechtbank daarvan uitgaat. Het Huurteam heeft niet betwist dat zij de overige twee facturen niet heeft betaald. Zij heeft slechts aangevoerd dat de vordering tot betaling van die facturen niet toewijsbaar is omdat zij een tegenvordering heeft ingediend. De rechtbank vat dit op als een beroep op verrekening. Nu de vordering in conventie (met uitzondering van de vordering tot overdracht van dossiers) is afgewezen, stelt de rechtbank vast dat het Huurteam gehouden is de twee facturen ter hoogte van in totaal € 3.000,28 te betalen. De vordering van [A] zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 3.000,28 met – als verder niet weersproken – de wettelijke rente daarover vanaf de vervaldata der facturen tot de dag der voldoening.
Vordering b
4.33. [A] heeft aan zijn vordering tot betaling van het bedrag van € 4.472,07 ten grondslag gelegd dat hij over het jaar 2010 slechts 469,3 uur aan het Huurteam in rekening heeft gebracht, terwijl uit de urenverantwoording in de database een overzicht van 582,46 uur te constateren is. [A] heeft dan ook nog een vordering op het Huurteam van 113,6 uur, zijnde een bedrag van € 4.472,07, aldus steeds [A].
4.34. Het Huurteam heeft verweer gevoerd. Zij heeft aangevoerd dat de vordering niet toewijsbaar is omdat het Huurteam een tegenvordering heeft ingebracht.
4.35. De rechtbank overweegt als volgt. Het Huurteam heeft enkel op de grond dat zij een tegenvordering op [A] heeft, betwist dat zij gehouden is het bedrag van
€ 4.472,07 te betalen. Nu de vordering in conventie (met de hiervoor genoemde uitzondering) is afgewezen, ligt de vordering tot betaling van het bedrag van
€ 4.472,07 voor toewijzing gereed.
Vordering c
4.36. [A] heeft aan zijn vordering tot betaling van een bedrag van € 10.769,08 ten grondslag gelegd dat het Huurteam heeft nagelaten om de opzegtermijn als vermeld in de overeenkomst in acht te nemen, als gevolg waarvan [A] schade heeft geleden ter hoogte van € 10.769,08. Deze schade bestaat uit het gemiddelde van de inkomsten van [A] vanaf de datum van ingang van de overeenkomst tot de datum waarop het Huurteam de overeenkomst heeft opgezegd, aldus steeds [A].
4.37. Het Huurteam heeft verweer gevoerd. Zij heeft daartoe primair aangevoerd dat een opzegtermijn tussen partijen niet is overeengekomen. Subsidiair, indien de rechtbank er wel vanuit gaat dat een opzegtermijn tussen partijen is overeengekomen, kan [A] hooguit aanspraak maken op een bedrag van
€ 663,15, bestaande uit de in de periode 29 november 2010 tot en met 29 maart 2011 binnengekomen 10 zaken, tegen vergoeding van de (tussen partijen afgesproken) per zaak te besteden 1,5 uur à € 33,21 per uur, vermeerderd met 3 maanden onkostenvergoeding van € 55,00 per maand.
4.38. [A] heeft betwist dat partijen hadden afgesproken dat hij 1,5 uur per zaak zou mogen besteden.
4.39. De rechtbank overweegt als volgt. Het primaire verweer van het Huurteam dat partijen geen opzegtermijn zijn overeengekomen wordt verworpen, nu in de overeenkomst die tussen partijen is gesloten, een opzegtermijn van vier maanden is opgenomen. Bij de berekening van de schade die [A] heeft geleden als gevolg van het niet in acht nemen van de opzegtermijn gaat de rechtbank uit van het volgende. In de overeenkomst tussen partijen is niet de verplichting voor het Huurteam opgenomen om een minimum aantal zaken per maand aan [A] te leveren. Dat betekent dat de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de schadevergoeding uit zal gaan van de onbetwiste stelling van het Huurteam dat zij in de vier maanden na 29 november 2011 10 zaken heeft binnen gekregen. Nu in de overeenkomst evenmin een onbeperkt aan de zaak te besteden uren is opgenomen, zal de rechtbank ervan uitgaan dat het Huurteam per zaak maximaal 1,5 uur à
€ 33,21 per uur vergoed zou hebben aan [A], ondanks dat [A] heeft aangevoerd dat hij niet akkoord was met deze eenzijdige afspraak. Het enkele feit dat hij hiermee niet akkoord was, betekent immers niet dat hij recht had op vergoeding van meer aan de zaak bestede uren, nu een dergelijk recht niet tussen partijen is overeengekomen. Voorgaande betekent dat de rechtbank het Huurteam zal veroordelen om aan [A] een schadevergoeding te betalen op basis van de door het Huurteam voorgestelde berekening, zijnde een bedrag ter hoogte van
€ 663,15.
Vordering d
4.40. Ten aanzien van de vordering van [A] om het Huurteam te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank hanteert als uitgangspunt dat het moet gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schik¬kingsvoor¬stel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. [A] stelt wel dat de gevorderde kosten zijn gemaakt, maar laat na een afdoende omschrijving van de verrichtingen te geven, anders dan die ter voorberei¬ding van de processtukken en ter instructie van de zaak. De rechtbank gaat dan ook ervan uit dat vóór de aanvang van het geding geen andere of meer kosten zijn gemaakt dan die welke ter voorbereiding van een geding in het algemeen rede¬lijk en noodzakelijk zijn. Voor dergelijke kosten pleegt het bepaalde in de artikelen 237 tot en met 240 van het Wetboek van Burger¬lijke Rechtsvordering al een vergoeding in te sluiten. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van buitengerech¬telijke kosten daarom afwijzen.
Vordering e
4.41. Ook de vordering tot vergoeding van de afwikkelingskosten die door de deurwaarder aan [A] worden berekend wordt, bij gebrek aan onderbouwing van deze kosten, afgewezen.
Conclusie in reconventie
4.42. Het Huurteam wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.000,28 ter zake niet betaalde facturen, tot betaling van een bedrag van € 4.472,07 ter zake van de door [A] abusievelijk niet in rekening gebrachte uren en tot betaling van een bedrag van € 663,15 ter zake van schadevergoeding als gevolg van het niet in acht nemen van de opzegtermijn. Totaal bedraagt dit € 8.135,50. De vordering tot veroordeling van het Huurteam in de door hem gemaakte buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen.
4.43. Het Huurteam zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] worden begroot op € 452,00 aan salaris advocaat.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. veroordeelt [A] om - binnen twee weken na ontvangst van de betaling van het in reconventie toegewezen bedrag van € 3.000,28, - alle nog in zijn bezit zijnde dossiers van lopende en afgesloten zaken aan het Huurteam over te dragen;
5.2. veroordeelt het Huurteam in de proceskosten aan de zijde van [A] tot op heden begroot op € 1.416,00;
5.3. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.5. veroordeelt het Huurteam tot betaling van:
- een bedrag van € 3.000,28, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata der facturen tot de dag der voldoening;
- een bedrag van € 4.472,07 (inclusief BTW);
- een bedrag van € 663,15;
5.6. veroordeelt het Huurteam in de proceskosten aan de zijde van [A] tot op heden begroot op € 452,00;
5.7. verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Aalders en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2011.?