ECLI:NL:RBAMS:2011:BV6462

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/2664 WOB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering openbaarmaking taxatierapporten door gemeente Hilversum op grond van Wob

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 oktober 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum. De eiser had op 11 februari 2011 een verzoek ingediend om openbaarmaking van documenten op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Dit verzoek werd door de gemeente afgewezen, waarna de eiser bezwaar maakte. Het college verklaarde het bezwaar ongegrond, wat leidde tot het indienen van beroep door de eiser.

De rechtbank heeft de zaak op 26 augustus 2011 behandeld. De eiser verzocht om openbaarmaking van documenten die betrekking hadden op de kosten voor taxaties die door de gemeente Hilversum waren betaald in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (WOZ). In het bijzonder wilde de eiser inzicht in de tarieven die taxatiebureaus in 2010 in rekening hadden gebracht. De gemeente had echter slechts enkele facturen verstrekt, waarbij de tarieven onleesbaar waren gemaakt. De gemeente stelde dat openbaarmaking van deze tarieven zou leiden tot onevenredige bevoordeling van concurrenten.

De rechtbank overwoog dat de gemeente niet voldoende had gemotiveerd dat de openbaarmaking van de tarieven daadwerkelijk zou leiden tot onevenredige bevoordeling. Desondanks oordeelde de rechtbank dat de belangen van de gemeente en de taxateurs zwaarder wogen dan het belang van openbaarmaking. De rechtbank concludeerde dat de vrees voor onevenredige bevoordeling van taxatiebureaus niet ongegrond was en dat de gemeente bij openbaarmaking mogelijk niet de scherpste biedingen zou ontvangen voor toekomstige taxaties. Daarom werd het beroep van de eiser ongegrond verklaard, zonder dat er aanleiding was voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/2664 WOB
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. M.B.A.C. Hasselman,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum,
verweerder,
gemachtigde mr. G.J.M. Heuft.
Procesverloop
Bij besluit van 11 februari 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) afgewezen.
Bij besluit van 20 april 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 augustus 2011. Partijen hebben zich doen vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Overwegingen
1. Het verzoek om openbaarmaking heeft betrekking op de documenten terzake van door de gemeente Hilversum betaalde kosten voor taxaties die worden opgesteld in bezwaarprocedures in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (WOZ). Eiser wenst in het bijzonder de tarieven te ontvangen die taxatiebureaus in 2010 aan verweerder in rekening hebben gebracht voor het opstellen van taxatierapporten.
2. Verweerder heeft aan eiser twee (voorbeelden van) facturen verstrekt waarin de tarieven onleesbaar zijn gemaakt. Aan de weigering om de in de facturen vermelde tarieven openbaar te maken, heeft verweerder ten grondslag gelegd dat het belang van het voorkomen van een onevenredige bevoordeling van eventuele concurrenten zwaarder weegt dan het belang van openbaarmaking van de betreffende informatie, als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder g, van de Wob. Het openbaar maken van de uurtarieven van de ingeschakelde taxateurs kan volgens verweerder leiden tot een onevenredige bevoordeling van derden, die hun concurrentiepositie kunnen verbeteren bij een aanbesteding voor een vergelijkbare vorm van dienstverlening in de toekomst.
3. Eiser stelt in beroep dat hij, nu hij zelf geen taxateur en/of concurrent is, geen toekomstig voordeel van de tarieven kan hebben, zodat deze weigeringsgrond van verweerder onhoudbaar is.
4. Ingevolge artikel 10, tweede lid, onder g, van de Wob blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de belangen van het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
5.1. Na met toepassing van art. 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht kennis te hebben genomen van de documenten waarvan openbaarmaking is verzocht, is de rechtbank gebleken dat deze bestaan uit veertien facturen van dezelfde aard, betrekking hebbend op werkzaamheden die in 2010 door externe taxateurs zijn verricht ten behoeve van de gemeente Hilversum, alsmede één nota die betrekking heeft op werkzaamheden van een externe taxateur, verricht in 2011.
5.2. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd uiteengezet dat de selectie voor taxateurs die ten dienste van de gemeente Hilversum taxaties in het kader van de Wet WOZ uitvoeren mogelijk en waarschijnlijk plaatsvindt door middel van aanbesteding dan wel door het opvragen van diverse offertes. Verweerder meent dat concurrenten van de betrokken taxateurs bij een dergelijke vorm van selectie hun voordeel kunnen doen met de kennis van de uurtarieven, die de door de gemeente ingeschakelde taxateurs in 2010 bij de gemeente in rekening hebben gebracht.
5.3. De rechtbank vindt de stelling van verweerder dat niet kan worden uitgesloten dat andere taxateurs hun tarieven zullen afstemmen op deze offertes en dat dit voor hen een voordeel zou kunnen opleveren, niet onbegrijpelijk. In het bestreden besluit is evenwel niet gemotiveerd dat deze bevoordeling in dit geval ook onevenredig is. Nog daargelaten dat de gemeente Hilversum zelf voordeel kan hebben bij scherpere uurtarieven, valt ook niet uit te sluiten dat bij de keuze voor een taxateur nog andere redenen dan het uurtarief een rol spelen, zoals de kennis van en ervaring met bepaalde taxateurs. De onevenredigheid van de bevoordeling van derden is dan ook niet evident.
5.4. Deze enigszins gebrekkige motivering brengt de rechtbank echter niet tot het oordeel dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De in de facturen genoemde tarieven zijn de tarieven van externe taxateurs die ten dienste van verweerder werkzaamheden hebben verricht. De WOZ-taxaties zullen ook in de toekomst nog moeten worden uitgevoerd, zodat het weliswaar om gegevens van afgeronde taxaties gaat, maar ook om gegevens die betrekking hebben op werkzaamheden die nog verricht zullen gaan worden. De rechtbank acht het aannemelijk dat deze externe taxateurs benadeeld kunnen worden indien hun tarieven en facturen voor die werkzaamheden openbaar worden gemaakt. De rechtbank sluit verder niet uit dat de gemeente bij openbaarmaking van de tarieven bij nieuwe taxaties niet de scherpst mogelijke biedingen zal krijgen, zodat ook de gemeente benadeeld kan worden door openbaarmaking. Verder is ook de vrees voor onevenredige bevoordeling van taxatiebureaus die kennis kunnen nemen van de tarieven van hun concurrenten niet ongegrond. Gezien ook de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 januari 2011 (te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJN: BP1315) en 9 maart 2005 (LJN: AT6497) is de rechtbank van oordeel dat er geen grond is voor het oordeel dat verweerder zich bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het belang van het voorkómen van onevenredige benadeling of bevoordeling zwaarder moet wegen dan het (algemene) belang van openbaarmaking. Het beroep slaagt mitsdien niet.
9. Het beroep is ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht dan wel voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank;
- verklaart het beroep ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter, mrs. M. de Rooij en
A.J. Bongers-Scheijde, leden, in aanwezigheid van mr. M. Vogel-Frishert, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2011.
de griffier is buiten staat de voorzitter,
de uitspraak te ondertekenen
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB