RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08/4078 AW en AWB 08/4806 AW
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. O.W. Borgeld,
het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland,
verweerder,
gemachtigde: mr. L.A.M. ten Brink.
Bij primair besluit van 7 april 2008 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat zij met ingang van 12 juni 2008 10% wordt gekort op haar bezoldiging, omdat eiseres vanaf 11 december 2007 niet of niet volledig in staat is haar eigen functie te vervullen. Eiseres heeft tijdig bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Eiseres heeft vervolgens op 15 oktober 2008 beroep ingesteld tegen de fictieve weigering van verweerder om een besluit op bezwaar te nemen.
Verweerder heeft bij besluit van 15 oktober 2008 het bezwaar van eiseres - onder overneming van het advies van de bezwaaradviescommissie (hierna: de commissie) - ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd (hierna: het bestreden besluit I).
De rechtbank heeft op 25 november 2008 een aanvulling van de gronden van eiseres ontvangen.
Bij primair besluit van 13 november 2008 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat haar bezoldiging met ingang van 12 december 2008 zal worden teruggebracht naar 75%.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt bij brief van 25 november 2008 en verweerder verzocht om met toepassing van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de rechtbank. Verweerder heeft aan dit verzoek gevolg gegeven en heeft het bezwaarschrift doorgezonden. Het besluit van 13 november 2009 wordt aangemerkt als bestreden besluit II.
De rechtbank heeft de zaken ter zitting behandeld op 23 december 2008 en op 31 maart 2009. Na heropening van het vooronderzoek heeft de rechtbank een medische opdracht verstrekt aan J. Rübsaam, psychiater te Amsterdam. Partijen hebben een reactie gegeven op het deskundigenrapport en vervolgens de rechtbank toestemming verleend om zonder nadere zitting uitspraak in deze zaken te doen.
1. Feiten en omstandigheden
1.1 Eiseres is op 15 september 1995 in dienst getreden bij de Brandweer Amsterdam, die op dat moment een diensttak van de gemeente Amsterdam was. In het kader van regionalisering is genoemde diensttak per 1 januari 2008 als gemeentelijk onderdeel opgeheven en samen met een aantal andere brandweerkorpsen de Regionale Brandweer Amsterdam-Amstelland (BAA) gaan vormen. De BAA is rechtsopvolger van de voormalige gemeentelijke diensttak Brandweer Amsterdam.
1.2 Vanaf 11 december 2007 is eiseres wegens arbeidsongeschiktheid niet of niet volledig in staat haar eigen functie van senior beleidsmedewerkster arbeidsvoorwaarden te vervullen. Bij besluit van 17 december 2007 is aan eiseres ontslag uit gemeentedienst verleend op voorwaarde, dat aan haar een dienstverband wordt aangeboden bij de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland (hierna: de Veiligheidsregio) en tewerk wordt gesteld bij de Brandweer Amsterdam-Amstelland.
2. Standpunten van partijen
2.1 Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat er geen verband is tussen de arbeidsongeschiktheid van eiseres en de omstandigheden waaronder zij haar werk heeft moeten doen. Aan eiseres zijn geen onredelijke eisen gesteld. De omstandigheid dat personele versterking op de afdeling niet steeds heeft geleid tot het beoogde resultaat, maakt niet dat daaruit voortvloeide dat van eiseres werd verwacht dat zij harder zou werken dan voor haar in redelijkheid mogelijk was. Noch uit de stellingen van eiseres, noch uit de aanwezige documentatie komt naar voren dat van eiseres werd verwacht dat zij meer werk zou verrichten dan zij in redelijkheid aan zou kunnen, waarbij van haar ook gegeven haar functieniveau mocht worden verwacht dat zij zelf haar grenzen kende en die aan haar leidinggevende aangaf. Eiseres heeft steeds uitgedragen het vele werk goed aan te kunnen en graag te doen. Pas in 2007 heeft zij aan haar leidinggevende andere signalen afgegeven. Eiseres had vanaf 23 juli 2007 steeds de gelegenheid zelf aan te geven waar haar grenzen lagen en zij kon daarover met [manager]i (hierna: [manager]) het gesprek aangaan.
Voorts heeft verweerder overwogen dat het primaire besluit bevoegd is genomen, want het besluit is op 7 april 2008 bevestigd door de Commandant, die onder de regeling na 1 januari 2008 bevoegd is beslissingen met betrekking tot de rechtspositie te nemen. De Commandant heeft tevens in ondermandaat het bestreden besluit genomen.
2.2 Eiseres heeft in beroep - kort samengevat - het volgende aangevoerd.
a Zowel het primaire besluit van 7 april 2008 als het bestreden besluit I is onbevoegd genomen.
b. Eiseres is van mening dat haar arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt door de extreme situatie waaronder zij haar werkzaamheden heeft moeten verrichten. Er is sprake geweest van jarenlange en voortdurende overbelasting. Verweerder heeft eiseres de ondersteuning die speciaal voor haar was aangetrokken onthouden. Daardoor is sprake van uitzonderlijke omstandigheden die aan verweerder zijn toe te rekenen. Eiseres heeft haar leidinggevende vele keren laten weten hoe zij tegen de situatie aankeek, maar zij werd daarin niet gehoord. Naar de mening van eiseres heeft verweerder een rol gespeeld in het ontstaan van de bij haar geconstateerde burn-out.
3. Ten aanzien van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar
3.1 De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de wettelijke termijn op het bezwaarschrift gericht tegen het primaire besluit van 7 april 2008 heeft beslist. Verweerder heeft echter, hangende deze beroepsprocedure, bij het bestreden besluit I alsnog op het bezwaar beslist. De rechtbank is niet gebleken dat eiseres nog enig belang heeft bij een beoordeling van het beroep voor zover dit is gericht tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar. Het beroep moet in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard.
3.2 Ingevolge het bepaalde in artikel 6:20, vierde lid, van de Awb wordt het beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar geacht mede te zijn gericht tegen de later alsnog genomen (reële) beslissing op bezwaar, tenzij dat besluit aan het bezwaar geheel tegemoetkomt. Nu het bestreden besluit niet tegemoetkomt aan het bezwaar van eiseres, wordt het beroep geacht mede te zijn gericht tegen dit besluit.
3.3. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank bepaalt deze kosten met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht op 1 punt (voor het indienen van het beroepschrift) x € 322,00 x factor 0,25 (gewicht van de zaak: zeer licht) = € 80,50. Het door eiseres betaalde griffierecht wordt geacht mede te zijn voldaan met betrekking tot haar beroepschrift dat betrekking heeft op het bestreden besluit.
4. Bevoegdheid bestreden besluit
4.1 Eiseres heeft aangevoerd dat het primaire besluit van 7 april 2008 niet bevoegd, krachtens een correct mandaat, is genomen, omdat dit besluit is ondertekend door de Manager Personeel & Organisatie. De rechtbank overweegt het volgende. Daargelaten of het primaire besluit al dan niet bevoegd is genomen in verband met het ontbreken van mandaat gedurende enige tijd, constateert de rechtbank dat het besluit op bezwaar genomen is in mandaat door de Commandant Brandweer namens het Dagelijks Bestuur van de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland. Gelet op de mandaatregeling van 2007 was de Commandant Brandweer bevoegd om namens het Dagelijks Bestuur van de Veiligheidsregio te beslissen op bezwaar. De Commandant is een andere functionaris dan de Manager Personeel en Organisatie, zodat zich geen situatie als bedoeld in artikel 10:3, derde lid van de Awb voordoet. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het bestreden besluit bevoegd is genomen.
4.2 Eiseres heeft voorts aangevoerd dat het bestreden besluit I ook om een andere reden als onbevoegd genomen moet worden gezien, namelijk omdat zij op dat moment (15 oktober 2008) nog steeds in dienst was van het College van burgemeester en wethouders. Aan eiseres is echter op 1 januari 2008 ontslag verleend wegens opheffing van de diensttak Brandweer. Bij besluit van gelijke datum is zij aangesteld bij de Veiligheidsregio. De manager van de Veiligheidsregio is bevoegd om namens het Dagelijks Bestuur van de Veiligheidsregio besluiten te nemen omtrent de rechtspositie van medewerkers. Deze bevoegdheid is weer doorgemandateerd aan de Commandant Brandweer Amsterdam-Amstelland, die het bestreden besluit I heeft ondertekend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het bestreden besluit bevoegd I is genomen.
5.1 Ingevolge artikel 521, tweede lid, van het Ambtenarenreglement Amsterdam (ARA) heeft de ambtenaar bij voortduring van de arbeidsongeschiktheid na afloop van de eerste zes maanden gedurende de zevende tot en met de twaalfde maand recht op doorbetaling van 90% van zijn bezoldiging.
Ingevolge het zesde lid van dit artikel behoudt de ambtenaar na afloop van de termijn van zes maanden recht op de doorbetaling van zijn volledige bezoldiging bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst.
5.2 Ingevolge artikel 504 van het ARA wordt onder arbeidsongeschiktheid in en door de dienst verstaan: arbeidsongeschiktheid die niet aan schuld of nalatigheid van de ambtenaar te wijten is en in overwegende mate haar oorzaak vindt in onder meer de aard van de opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht.
6. Inhoudelijke beoordeling
6.3 Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van beroep (zie uitspraken van 23 maart 2006, LJN AX1651, 3 oktober 1996, LJN ZB6417, TAR 1996, 200 en van 28 maart 2002, LJN AE5579, TAR 2003, 35) geldt dat voor het ontstaan van een aanspraak als hier in geding allereerst de in het werk of de werkomstandigheden gelegen bijzondere factoren, die de arbeidsongeschiktheid zouden hebben veroorzaakt, moeten worden geobjectiveerd. Wanneer de arbeidsongeschiktheid in sterkere mate van psychische aard is, zal in meerdere mate sprake moeten zijn van factoren die in verhouding tot dat werk of die werkomstandigheden - objectief bezien - een buitensporig karakter dragen. Indien dat het geval is komt vervolgens de vraag aan de orde of er tussen die werkomstandigheden en de ontstane psychische arbeidsongeschiktheid een oorzakelijk verband aanwijsbaar is. De beantwoording van die laatste vraag is gelegen op het terrein van de medicus.
6.4 Eiseres heeft in haar beroepschrift en ter zitting een toelichting gegeven op de werkdruk, de wijze waarop werkzaamheden bij haar terecht kwamen, het door haar verscheidene malen vragen om hulp of verlichting van werkdruk en de niet adequate wijze waarop haar leidinggevende daarop heeft gereageerd. De rechtbank heeft hierin aanwijzingen gezien dat de omstandigheden waaronder eiseres haar werk moest verrichten als buitensporig moeten worden beschouwd, gelet op de grote werkdruk waaronder eiseres lange tijd haar werkzaamheden heeft moeten verrichten. De rechtbank heeft daarom aanleiding gezien om aan de deskundige J. Rübsaam, psychiater te Amsterdam, een opdracht tot het verrichten van een medisch onderzoek te verstrekken teneinde te bepalen of er tussen de werkomstandigheden en de ziekte van eiseres een oorzakelijk verband aanwezig is. De deskundige Rübsaam heeft in zijn rapport van 1 oktober 2009 niet kunnen vaststellen dat, hoewel er gedurende een bepaalde tijd wel sprake is geweest van een extreem hoge werkdruk, de hiervoor bedoelde causaliteit aanwezig was. De rechtbank volgt het oordeel van de deskundige met verwijzing naar de in het rapport weergegeven diagnostische overwegingen. Dat betekent dat niet is voldaan aan het vereiste van artikel 504 van het ARA dat de arbeidsongeschiktheid zijn oorzaak in overwegende aard vindt in de aard van de werkzaamheden of de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden uitgevoerd. De uitvoerige reactie van eiseres op dit rapport brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
6.5 Dit betekent dat het beroep van eiseres tegen de bestreden besluiten van 15 oktober 2008 en 13 november 2008 ongegrond moet worden verklaard. Voor toekenning van proceskostenvergoeding of teruggave van griffierecht ziet de rechtbank geen aanleiding.
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissing op bezwaar niet-ontvankelijk;
- verklaart de beroepen voor het overige ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van
€ 80,50, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bachrach, als voorzitter,
mrs. M. de Rooij en P.H. Banda, als leden,
in aanwezigheid van M. van Velzen, als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2010.
de griffier de voorzitter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB
i. Manager Personeel & Organisatie