RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 11/722 WRO, AWB 11/723 GELUI en AWB 11/724 WW44
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde M. Moszkowicz jr.,
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Nieuw-West van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. C. Tessensohn,
Tevens heeft als partij aan het geding deelgenomen:
Ymere ontwikkeling B.V., gevestigd te Amsterdam,
vergunninghoudster,
gemachtigde mr. M. van Hal Scheffer.
Verzoeker heeft drie verzoekschriften ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening. Deze verzoekschriften hangen samen met de namens verzoeker ingediende beroepschriften van 25 januari 2011 tegen de besluiten van verweerder van 7 december 2010, van 13 december 2010 en van 17 december 2010 (hierna: bestreden besluiten).
De voorzieningenrechter heeft de zaken ter zitting behandeld op 8 maart 2011. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door de kantoorgenoot van zijn gemachtigde, mr. R. Cats. Verweerder en de vergunninghoudster zijn vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigden.
1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gaat de voorzieningenrechter na of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de daarvoor vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.
Achtergrond van de besluitvorming
2. Op 3 september 2009 heeft Ymere ontwikkeling B.V. bij verweerder een aanvraag om een reguliere bouwvergunning ingediend voor het realiseren van een multifunctioneel centrum (hierna: het MFC) met een ondergrondse stallingsgarage en 41 woningen op de locatie gelegen aan de Jan de Louterstraat 3 en 5 en de Slotermeerlaan 103 A1 t/m 103 A43 te Amsterdam Sloten.
2.1. Verweerder heeft de aanvraag tevens opgevat als een verzoek om een projectbesluit als bedoeld in artikel 3.10, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) te nemen.
2.2. Op 7 april 2010 is het ontwerp-projectbesluit gepubliceerd in huis-aan-huisblad en de Staatscourant en voor een periode van zes weken ter visie gelegd. Op 28 april 2010 is het ontwerpbesluit hogere waarden gepubliceerd en ter visie gelegd. Op 4 augustus 2010 is de ontwerpbouwvergunning gepubliceerd en ter visie gelegd. Gedurende deze perioden van inzage zijn door een aantal omwonenden (waaronder verzoeker) zienswijzen ingebracht.
2.3. Verweerder heeft in de zienswijzen van de omwonenden geen aanleiding gezien om van de ontwerpbesluiten af te wijken en heeft vervolgens de bestreden besluiten genomen.
3. Bij wijze van een voorlopige voorziening heeft verzoeker om schorsing van de bestreden besluiten verzocht om te voorkomen dat het MFC wordt gerealiseerd voordat op zijn beroepschriften is beslist. Zoals ter zitting is gebleken, heeft verzoeker vooral bezwaar tegen de omvang (de hoogte) van het MFC. Verzoeker meent dat het MFC zijn uitzicht zal belemmeren, zijn dag- en zonlicht zal verminderen en zijn privacy zal beperken. Ook vreest verzoeker voor de parkeerproblemen die het MFC met zich mee zal brengen. Verzoeker meent dat verweerder bij de besluitvorming onvoldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat het MFC tot waardevermindering van zijn woning zal leiden.
4. Ten aanzien van het bezwaar van verzoeker tegen de omvang (de hoogte) van het MFC overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is vooralsnog geen grond voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid tot het nemen van het projectbesluit kon overgaan en daarmee niet in redelijkheid kon toestaan dat hoger gebouwd wordt dan het bestemmingsplan toestaat. Blijkens de toelichting van het bestemmingsplan Slotermeer is in het bestemmingsplan reeds rekening gehouden met de toekomstige vernieuwingsplannen. Naar voorlopig oordeel van de rechter past het MFC binnen het vastgestelde vernieuwingsplan van verweerder voor die buurt en is het bouwplan stedenbouwkundig inpasbaar nu het MFC qua hoogte aansluit bij de bestaande bebouwingen in de buurt.
4.1. Met betrekking tot de door verzoeker gestelde uitzichtverlies, afname van dag- en zonlicht en verlies van privacy overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van de State is dat er geen recht op het behoud van uitzicht bestaat. Weliswaar zal het MFC tot vermindering van het uitzicht van verzoeker leiden.
De voorzieningenrechter is echter vooralsnog niet van oordeel dat het woongenot van verzoeker hierdoor onevenredig zwaar zal worden aangetast.
Met verweerder is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat, gelet op de afstand tussen de woning van verzoeker en het te realiseren MFC en gelet op de bouwhoogte, vooralsnog geen grond is voor het oordeel dat het bouwplan tot (aanzienlijke) ontneming van daglicht zal leiden.
Ten aanzien van de gestelde vermindering van zonlicht overweegt de voorzieningenrechter dat het MFC blijkens de bezonningsstudie uitsluitend in de winter tot extra schaduwwerking zal leiden. De voorzieningenrechter is vooralsnog niet van oordeel dat verweerder om die reden in redelijkheid van het nemen van het projectbesluit had moeten afzien.
Met verweerder is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat, gelet op de afstand tussen de woning van verzoeker en het te realiseren MFC, geen sprake zal zijn van een dusdanige nabijheid en direct zicht in de woning van verzoeker dat de privacy van verzoeker onevenredig zal worden aangetast.
4.2. Met betrekking tot de gestelde parkeerproblemen overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Namens verweerder en de vergunninghoudster is opgemerkt dat het bouwplan tevens voorziet in een stallingsgarage – dus geen openbare parkeergarage – die voldoende parkeergelegenheid biedt aan de bewoners en de medewerkers van het MFC. Vooralsnog is er dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het MFC tot parkeerprobleem zal leiden.
4.3. Ten aanzien van de stelling van verzoeker dat verweerder bij de besluitvorming onvoldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat het MFC tot waardevermindering van zijn woning zal leiden, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Blijkens de ruimtelijke onderbouwing en de toelichting van het bestemmingsplan is rekening gehouden met de te verwachten gevolgen van de vernieuwingsplannen, waaronder het bouwplan. Indien in de toekomst blijkt dat verzoekers woning door het bouwplan in de waarde is gedaald, kan verzoeker middels een aparte procedure om vergoeding van die schade verzoeken.
4.4. Gezien het voorgaande ziet de voorzieningenrechter, bij afweging van de betrokken belangen, geen aanleiding om de verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen en de bestreden besluiten te schorsen tot de uitspraak in beroep. Ook de overige door verzoeker aangevoerde argumenten geven hiervoor geen aanleiding.
4.5. De voorzieningenrechter zal geen gebruik maken van haar bevoegdheid om tevens in de bodemzaken van verzoeker te beslissen, omdat de voorzieningenrechter niet uitsluit dat nader onderzoek kan bijdragen aan de behandeling van de beroepschriften. Bovendien is gebleken dat naast verzoeker ook een aantal andere omwonenden beroepschriften hebben ingediend tegen door verzoeker bestreden besluiten.
4.6. De voorzieningenrechter zal bevorderen dat de beroepschriften van verzoeker en de beroepschriften van de andere omwonenden op een zelfde bodemzitting worden behandeld.
4.7. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor veroordeling van verweerder in de proceskosten dan wel voor vergoeding van het griffierecht.
- wijst de verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. de Rooij, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van S. Vosse-Pirs, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2011.
de griffier de voorzieningenrechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op:
D: C
SB