ECLI:NL:RBAMS:2011:BV8873

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
502755/FT-EA 11.406
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot eigen aangifte faillietverklaring wegens onvoldoende redelijk belang

Op 27 oktober 2011 is er een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Amsterdam, waarin werd verzocht om eigen aangifte tot faillietverklaring. Dit verzoek werd behandeld op 8 november 2011. De verzoeker had een schuldenlast van minimaal EUR 23.600,- en was op 14 november 2008 toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Echter, bij vonnis van 13 juli 2011 was deze regeling tussentijds beëindigd zonder schone lei. De verzoeker gaf aan dat hij eigen aangifte had gedaan om hulp te krijgen van een curator bij het zoeken naar een budgetbeheerder of beschermingsbewindvoerder na onder curatele stelling. Hij was zich ervan bewust dat hij de komende tien jaar niet in aanmerking zou komen voor de schuldsaneringsregeling en had geen bezittingen, met een uitkering van ongeveer EUR 800,- per maand.

De rechtbank overwoog dat er geen activa waren en dat de kosten van het faillissement niet konden worden voldaan. Hoewel de verzoeker voldeed aan de vereisten van de Faillissementswet om op eigen aangifte in staat van faillissement te worden verklaard, kon de bevoegdheid tot het doen van eigen aangifte misbruikt worden indien deze niet werd uitgeoefend voor het doel waarvoor zij was verleend. De rechtbank concludeerde dat er geen baten te verwachten waren om de kosten van de curator te dekken, en dat het aanstellen van een hulpverlener niet kon worden aangemerkt als een redelijk belang dat door de Faillissementswet werd beschermd.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende aannemelijk was gemaakt dat de verzoeker een redelijk belang had bij zijn faillissementsaanvraag. Het verzoek werd derhalve afgewezen. De beslissing werd gegeven door mr. C.M. Degenaar en in raadkamer uitgesproken op 8 november 2011.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaak-/rekestnummer: 502755/FT-EA 11.406
uitspraakdatum: 8 november 2011
Afwijzing faillietverklaring
Ter griffie van deze rechtbank is op 27 oktober 2011 een verzoekschrift, met bijlagen, strekkende tot het doen van eigen aangifte tot faillietverklaring, ingekomen van:
[verzoeker],
geboren op [1960] te [plaats],
woonadres: [postcode] [plaats], [straat].
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 8 november 2011.
Ter terechtzitting is het volgende gebleken. Verzoeker heeft een schuldenlast van minimaal EUR 23.600,-. Verzoeker is op 14 november 2008 toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Bij vonnis van deze rechtbank van 13 juli 2011 is de schuldsaneringsregeling van verzoeker tussentijds beëindigd (zonder schone lei).
Verzoeker heeft ter terechtzitting toegelicht dat hij eigen aangifte heeft gedaan omdat hij hulp wil krijgen van de aan te stellen curator bij het zoeken naar een budgetbeheerder of beschermingsbewindvoerder na onder curatele stelling. Hij is zich ervan bewust dat hij de komende tien jaar niet in aanmerking komt voor toelating tot de schuldsaneringsregeling. Verzoeker krijgt een uitkering van ongeveer EUR 800,- per maand en heeft geen bezittingen. Hij heeft onvoldoende financiële middelen om zijn schulden te betalen, aldus steeds verzoeker.
De rechtbank overweegt het volgende. Vaststaat dat er geen actief is en dat daarom de kosten van het faillissement niet kunnen worden voldaan. Verzoeker voldoet aan de in de Faillissementswet gestelde vereisten om op eigen aangifte in staat van faillissement te worden verklaard. Echter ook de bevoegdheid tot het doen van eigen aangifte door een schuldenaar kan worden misbruikt indien deze bevoegdheid wordt uitgeoefend met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.
Op grond van de aan de rechtbank overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank van oordeel dat er geen baten te verwachten zijn waaruit de kosten van de curator kunnen worden voldaan dan wel een akkoord aan de schuldeisers kan worden aangeboden. Bij deze stand van zaken is te verwachten de curator het faillissement binnen korte tijd voordraagt voor opheffing wegens gebrek aan baten, waarbij de schuldenlast van verzoeker ongewijzigd blijft. Het aanstellen van een hulpverlener al dan niet in het kader van onder curatele stelling kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als een doel dat een redelijk door de Faillissementswet beschermd belang dient. Ook is sprake van een dermate onevenredigheid tussen het belang van verzoeker bij zijn faillissement en het belang van een te benoemen curator verschoond te blijven van niet-verhaalbare kosten dat verzoeker in redelijkheid niet tot uitoefening van zijn bevoegdheid tot het aanvragen van zijn eigen faillissement kan komen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat verzoeker een redelijk belang heeft bij zijn faillissementsaanvraag.
Het verzoek dient derhalve te worden afgewezen.
De beslissing
De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.M. Degenaar en in raadkamer uitgesproken op
8 november 2011 te 10:00 uur.