ECLI:NL:RBAMS:2011:BW0056
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.P.A.M. Fruytier
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen administratieve sanctie ingevolge de Wet Mulder
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 9 augustus 2011 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd op grond van de Wet Mulder. De betrokkene, die een sanctie van € 6,00 aan administratiekosten betwistte, had eerder beroep ingesteld tegen een initiële beslissing van de Officier van Justitie. De kantonrechter overwoog dat de verhoging van de sanctie mogelijk in strijd was met strafrechtelijke grondbeginselen, maar besloot het verweer te passeren omdat er geen mogelijkheid tot hoger beroep bestond, wat tot verwarring zou kunnen leiden.
De procedure begon met een beroep dat op 6 juli 2010 was ingediend, gericht tegen de beslissing van 1 juli 2010. De zaak werd behandeld op een openbare zitting op 30 november 2010, waar de betrokkene en de verweerder aanwezig waren. De kantonrechter heeft de behandeling geschorst om de situatie ter plaatse te bekijken. De betrokkene voerde aan dat haar auto op een gemarkeerde parkeerplaats stond, maar de verbalisant had verklaard dat dit niet het geval was. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant de doorslag gaf, waardoor het beroep ongegrond werd verklaard.
Daarnaast werd de betrokkene geconfronteerd met incassokosten, die volgens de wet zijn vastgesteld op € 6,00. De kantonrechter merkte op dat het mogelijk in strijd is met fundamentele beginselen van het strafrecht om administratiekosten op te leggen bij boetes, maar besloot om hier niet verder op in te gaan, gezien de verwarring die dit zou kunnen veroorzaken. De uitspraak resulteerde in de verklaring dat het beroep ongegrond was, en de kantonrechter heeft de beslissing als volgt geformuleerd.