ECLI:NL:RBAMS:2011:BW0056

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
WM 10-2530
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.P.A.M. Fruytier
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie ingevolge de Wet Mulder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 9 augustus 2011 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd op grond van de Wet Mulder. De betrokkene, die een sanctie van € 6,00 aan administratiekosten betwistte, had eerder beroep ingesteld tegen een initiële beslissing van de Officier van Justitie. De kantonrechter overwoog dat de verhoging van de sanctie mogelijk in strijd was met strafrechtelijke grondbeginselen, maar besloot het verweer te passeren omdat er geen mogelijkheid tot hoger beroep bestond, wat tot verwarring zou kunnen leiden.

De procedure begon met een beroep dat op 6 juli 2010 was ingediend, gericht tegen de beslissing van 1 juli 2010. De zaak werd behandeld op een openbare zitting op 30 november 2010, waar de betrokkene en de verweerder aanwezig waren. De kantonrechter heeft de behandeling geschorst om de situatie ter plaatse te bekijken. De betrokkene voerde aan dat haar auto op een gemarkeerde parkeerplaats stond, maar de verbalisant had verklaard dat dit niet het geval was. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant de doorslag gaf, waardoor het beroep ongegrond werd verklaard.

Daarnaast werd de betrokkene geconfronteerd met incassokosten, die volgens de wet zijn vastgesteld op € 6,00. De kantonrechter merkte op dat het mogelijk in strijd is met fundamentele beginselen van het strafrecht om administratiekosten op te leggen bij boetes, maar besloot om hier niet verder op in te gaan, gezien de verwarring die dit zou kunnen veroorzaken. De uitspraak resulteerde in de verklaring dat het beroep ongegrond was, en de kantonrechter heeft de beslissing als volgt geformuleerd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR KANTON - LOCATIE AMSTERDAM
Kantonrechter: mr. M.P.A.M. Fruytier
Kenmerk : WM 10-2530
Datum : 9 augustus 2011
162
Afschrift van de aantekening in het proces-verbaal van de openbare zitting van 9 maart 2010 inzake het beroep ingevolge de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften van
____________________________________
[betrokkene]
[A-plein nr]
[postcode] [woonplaats]
____________________________________
verder: betrokkene
welk beroep is ingesteld bij verzoekschrift, ingekomen op 6 juli 2010 en is gericht tegen de beslissing van 1 juli 2010 van de Officier van Justitie (verder: verweerder) ten aanzien van betrokkene, geboren op [1968].
CJIB-nummer: [nummer]
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Aan betrokkene is bij initiële beslissing een sanctie in het kader van bovengenoemde wet (verder: de wet) opgelegd. Betrokkene heeft tegen die initiële beslissing beroep ingesteld bij verweerder. Deze heeft dat beroep afgewezen. Tegen die afwijzing heeft betrokkene vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter, dat thans aan de orde is. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende gegevens overgelegd.
Het beroep is behandeld op de openbare zitting van 30 november 2010 voor welke zitting partijen zijn opgeroepen.
Ter zitting heeft verweerder gereageerd op de inhoud van het beroepschrift. Betrokkene is verschenen. De kantonrechter heeft vervolgens de behandeling geschorst om ter plekke de situatie te kunnen bekijken. Vervolgens is beschikking bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Aan betrokkene is bij de initiële beslissing wegens een verkeersgedraging een administratieve sanctie opgelegd ingevolge de wet. Aan betrokkene wordt verweten dat met een motorvoertuig waarvoor hij als kentekenhouder aansprakelijk is, niet de rijbaan is gebruikt op 6 april 2010 te Amsterdam op het [A-plein].
2. Het beroep is tijdig ingesteld.
3. Betrokkene voert tegen de beslissing van verweerder aan dat haar auto destijds, kort en zakelijk samengevat, op een op het trottoir gemarkeerde parkeerplaats heeft gestaan, zodat de sanctie ten onrechte is opgelegd. Ter zitting heeft betrokkene haar beroep aan de hand van de door haar overgelegde notities en foto’s nog toegelicht.
5. Geoordeeld wordt als volgt.
6. Het dossier alsmede de verklaring van betrokkene ter zitting hebben de kantonrechter aanleiding geven om de plek waar hetgeen betrokkene, ten laste gelegd, heeft plaatsgevonden te bezichtigen. Gebleken is het volgende. Op het [A-plein] mag op de stoep worden geparkeerd doch alleen in ter plekke goed zichtbaar gemarkeerde plekken. Terzake van de gedraging is door de betreffende verbalisant op ambtsbelofte een relaas en een op 25 september 2010 een aanvullend relaas met foto’s opgemaakt. Hierin verklaart de verbalisant dat de auto van betrokkene destijds niet in een als zodanig gemarkeerd parkeervak stond geparkeerd. Betrokkene voert aan dat haar auto wel in een gemarkeerd vak stond geparkeerd. In een dergelijk geval, waarin de verklaringen van betrokkene en de verbalisant lijnrecht tegenover elkaar staan, geeft, behoudens bijzondere omstandigheden, waarvan niet is gebleken, de verklaring van de verbalisant de doorslag.In zoverre moet het beroep dus ongegrond worden verklaard.
7. Betrokkene heeft voorts de incassokosten bestreden. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
In artikel VII van de Wet van 12 juni 2009 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, Wetboek van Strafvordering en enkele aanverwante wetten in verband met de strafbaarstelling van het deelnemen en meewerken aan training voor terrorisme, uitbreiding van de mogelijkheden tot ontzetting uit het beroep als bijkomende straf en enkele andere wijzigingen (Stb 2009, 263) is artikel 22 lid 2 van de Wet Administratieve Handhaving Verkeersovertredingen aangepast in dier voege dat zijn ingevoegd de woorden "en administratiekosten" achter de woorden "de plaats en wijze van betaling van de administratieve sanctie". In artikel 11a van het Besluit Administratieve Handhaving Verkeersboetes in 1994 is bepaald dat degene aan wie een administratieve boete is opgelegd, administratiekosten verschuldigd is die samen met de boete in rekening worden gebracht. De omvang van deze kosten zullen volgens de bepaling worden vastgelegd in een ministeriële regeling. In artikel 1 van de Regeling Vaststelling Administratiekosten Verkeersboetes is bepaald dat het terzake te betalen bedrag aan administratiekosten door degene aan wie de sanctie is opgelegd, wordt bepaald op EUR 6,00.
Zeer wel kan betoogd worden dat het in strijd is met een fundamenteel beginsel van strafrecht, waaronder in dit verband ook de administratieve handhaving van verkeersovertredingen moet worden begrepen, om boetes op te leggen en voor de incasso daarvan direct administratiekosten op te leggen, ook al is van onwil om te betalen nog niet gebleken. De kantonrechter wil niet zover gaan een dergelijke uitspraak op dit moment met betrekking tot de hier aan de orde zijnde kosten te doen, met name ook omdat geen hoger beroep mogelijk is in deze gelet op de hoogte van de boete. Daardoor zou veel verwarring gedurende langere tijd kunnen optreden.
6. Mitsdien wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. verklaart het beroep ongegrond.
Datum verzending: De griffier
________________________________________________________
Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u binnen zes weken na de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 70,00 bedraagt. Het beroepschrift moet worden ingediend bij de Rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam, Postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam, en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend.
De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk, tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.