ECLI:NL:RBAMS:2011:BW7232

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
482593 / 11.1200 F
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.M.C. de Wit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van inbewaringstelling van een ongeboren kind in psychiatrisch ziekenhuis

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 februari 2011 uitspraak gedaan over een verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene, die zwanger is en lijdt aan een psychiatrische stoornis in de vorm van cocaïne-afhankelijkheid. De betrokkene, die op dat moment zestien weken zwanger was, had eerder cocaïne gebruikt tijdens haar zwangerschappen, wat resulteerde in het verlies van vier kinderen. De psychiater die de betrokkene op 9 februari 2011 had onderzocht, constateerde geen psychose, maar wel een ernstige afhankelijkheid van cocaïne die haar gevaarlijk gedrag beïnvloedde. De officier van justitie had op 10 februari 2011 een verzoek ingediend voor de voortzetting van de inbewaringstelling, omdat de kans op een terugval groot werd geacht, wat een bedreiging voor het ongeboren kind zou kunnen vormen.

De rechtbank heeft de stukken en verklaringen van de betrokkenen, waaronder de behandelend arts en psychiater, in overweging genomen. De betrokkene had aangegeven dat ze sinds 15 december 2010 geen cocaïne meer had gebruikt en dat ze haar leven op orde had. Haar raadsvrouw pleitte voor afwijzing van het verzoek, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was van een gevaarlijke situatie. De rechtbank concludeerde dat de betrokkene niet bereid was om vrijwillig in een psychiatrisch ziekenhuis te verblijven en dat het gevaar voor het ongeboren kind zo onmiddellijk dreigend was dat een voorlopige machtiging niet kon worden afgewacht.

De rechtbank verleende daarom de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van drie weken, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. Deze beslissing werd genomen door rechter A.M.C. de Wit, in aanwezigheid van griffier A.C.M. Blekkenhorst.

Uitspraak

zaak- en rekestnr: 482593 / 11.1200 F
kenmerk: 1012860
RECHTBANK AMSTERDAM
CIVIELE SECTOR
BESCHIKKING
Voortzetting inbewaringstelling
De officier van justitie heeft op 10 februari 2011 een verzoek ingediend tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van
[betrokkene],
geboren op [1975],
wonende te [woonplaats], [adres],
verblijvende te [verblijfplaats], [ziekenhuis].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Amsterdam gedateerd 9 februari 2011 en een geneeskundige verklaring als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ).
Gehoord zijn: betrokkene;
advocaat betrokkene, mr. N.D. 't Zand;
behandelend arts dhr. [arts];
psychiater dhr. [psychiater].
De rechtbank overweegt als volgt:
Uit de overgelegde stukken, de gehouden verhoren en de verkregen inlichtingen is het volgende gebleken.
Betrokkene heeft medegedeeld dat zij nu zestien weken zwanger is. Zij wil dit kindje heel graag hebben. Sinds zij wist dat zij zwanger was heeft zij nog wel een keer cocaïne gebruikt, maar vanaf 15 december vorig jaar gebruikt zij niet meer. Zij heeft geen terugval meer gehad, ook niet tijdens vrijheden in het weekend. Zij is helemaal klaar met de cocaïne. Zij weet zeker dat zij geen terugval meer zal krijgen, al zal het wel moeilijk zijn als zij mensen tegenkomt die zij kent uit de periode dat zij nog gebruikte.
De raadsvrouw van betrokkene heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek wegens het ontbreken van onmiddellijk dreigend gevaar. Betrokkene heeft haar leven op orde. Zij heeft een eigen huis en zij heeft ambulante hulp. De kans op een terugval is erg klein.
De psychiater heeft medegedeeld dat hij betrokkene op 9 februari jl. als onafhankelijk en niet bij de behandeling betrokken psychiater heeft onderzocht nadat zij in de kliniek was opgenomen. De psychiater heeft medegedeeld dat hij op dat moment geen psychose bij betrokkene heeft geconstateerd. Betrokkene lijdt wel aan een psychiatrische stoornis in de vorm van afhankelijkheid van cocaïne. Deze verslaving belemmert het denken, willen en doelgericht handelen van betrokkene ernstig en beheerst haar gevaarvolle handelen overwegend. Betrokkene heeft tijdens drie eerdere zwangerschappen cocaïne gebruikt, terwijl zij wist dat zij zwanger was. Door het gebruik van cocaïne tijdens de zwangerschap heeft zij vier kinderen verloren. Twee maal is een spontane abortus opgetreden en eenmaal is een tweeling prematuur overleden geboren. Wanneer betrokkene de kliniek verlaat acht de psychiater
de kans op een terugval, die zal leiden tot de dood van het ongeboren kind, zeer groot. De ambulante behandelaars delen deze mening.
De arts heeft medegedeeld dat betrokkene vrijwillig in de Jellinek was opgenomen. Daar constateerde men een psychose, waarna zij naar deze kliniek werd overgeplaatst voor verdere behandeling. De arts deelt mee dat hij vorige week een gesprek met betrokkene heeft gehad, waarbij het incoherente denken van betrokkene opviel. De arts acht de psychose onderliggend nog aanwezig. Betrokkene heeft geen ziekte-inzicht, waardoor zij oordeels- en kritiekgestoord is. Betrokkene heeft gedreigd met ontslag te gaan als zij niet mocht wandelen. Daarom is een inbewaringstelling aangevraagd.
De rechtbank acht het, gelet op de geneeskundige verklaring en de toelichting van de arts en de psychiater ter zitting, voldoende aannemelijk dat betrokkene gevaar veroorzaakt, waarbij het ernstige vermoeden bestaat dat een stoornis van de geestvermogens (afhankelijkheid van cocaïne, afhankelijkheid van nicotine en een borderline persoonlijkheidsstoornis) betrokkene dit gevaar doet veroorzaken. Het gevaar, eruit bestaande dat betrokkene met name haar ongeboren kind van het leven zal beroven of hem ernstig letsel zal toebrengen, kan niet worden afgewend door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis, terwijl het gevaar zo onmiddellijk dreigend is dat opneming met een voorlopige machtiging niet kan worden afgewacht.
Bij betrokkene is onvoldoende sprake van bereidheid tot verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis.
De rechtbank heeft acht geslagen op het bepaalde in § 3 van hoofdstuk 2 van de Wet BOPZ.
B E S L I S S I N G :
De rechtbank:
- verleent machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van de betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van drie weken;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M.C. de Wit, rechter, in tegenwoordigheid van A.C.M. Blekkenhorst, griffier, op 14 februari 2011.