ECLI:NL:RBAMS:2011:BY1930
Rechtbank Amsterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van de rechter in een strafzaak wegens vermeende vooringenomenheid
In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 2 december 2011 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de voorzitter van de meervoudige kamer, mr. [ ]. Verzoekers voerden aan dat de rechter tijdens een getuigenverhoor een suggestieve vraag had gesteld die de verklaring van de getuige zou hebben gedenatureerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechter na het verhoor de verklaring van de getuige samengevat en dat hij verzoekers de gelegenheid heeft gegeven om hun eigen samenvatting te geven. Dit leidde tot de conclusie dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid bestond.
De procedure begon met het indienen van het wrakingsverzoek op 27 oktober 2011, naar aanleiding van een gevoel van onbehaaglijkheid bij verzoekers over de onpartijdigheid van de rechter. De rechtbank benadrukte dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank heeft de argumenten van verzoekers zorgvuldig gewogen, maar kwam tot de conclusie dat de gestelde vragen van de rechter niet voldoende waren om aan te nemen dat er sprake was van vooringenomenheid.
De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen, met de overweging dat de rechter zijn taken naar behoren had uitgevoerd en dat de bezwaren van verzoekers niet opwegen tegen de veronderstelde onpartijdigheid van de rechter. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en is definitief, aangezien er geen voorziening openstaat tegen deze beslissing.