In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 december 2012 uitspraak gedaan in een geschil over de intrekking van de bijstandsuitkering van eiser, die samen met zijn partner een gezamenlijke huishouding zou hebben gevoerd. De verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen, heeft de bijstandsuitkering van eiser ingetrokken over de periode van 16 juli 2008 tot en met 31 mei 2010, en heeft een bedrag van € 25.111,03 bruto teruggevorderd. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak verweerder in de gelegenheid gesteld om een motiveringsgebrek te herstellen met betrekking tot de getuigenverklaringen die aan het besluit ten grondslag lagen. Na het horen van nieuwe getuigenverklaringen, concludeerde de rechtbank dat er voldoende bewijs was dat de partner van eiser haar hoofdverblijf op het uitkeringsadres had. De rechtbank oordeelde dat de getuigenverklaringen en gegevens over water- en energieverbruik samen voldoende concrete feiten en omstandigheden boden om de intrekking van de bijstandsuitkering te rechtvaardigen. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om binnen vier weken na de uitspraak te rapporteren over de wijze waarop hij aan zijn bewijsplicht zal voldoen. De rechtbank heeft nog geen beslissing genomen over andere beroepsgronden of de vergoeding van griffierecht en proceskosten.