ECLI:NL:RBAMS:2012:9134

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juni 2012
Publicatiedatum
18 oktober 2013
Zaaknummer
HA RK 12.26
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in strafzaak tegen verzoekster

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 juni 2012 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. M.D. Ruizeveld, de rechter die betrokken was bij de strafzaak tegen verzoekster. Het verzoek tot wraking werd ingediend op 23 januari 2012, nadat de rechter al mondeling uitspraak had gedaan in de strafzaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat op het moment van de wraking er geen zaak meer in behandeling was tegen verzoekster, waardoor zij niet-ontvankelijk werd verklaard in haar verzoek. Tijdens de zitting op 3 februari 2012 heeft verzoekster de wrakingskamer gewraakt, maar dit verzoek werd afgewezen door een andere wrakingskamer op 30 maart 2012. De rechtbank heeft de procedure voortgezet en op 26 april 2012 is het wrakingsverzoek opnieuw behandeld. Verzoekster heeft tijdens de zitting aangegeven dat zij de handgeschreven aantekeningen van de griffier niet kon lezen en vroeg om aanhouding om deze te bestuderen, wat door de wrakingskamer werd afgewezen. De rechter heeft zich niet herkend in de beschuldigingen van verzoekster, die stelde dat de rechter zich subjectief partijdig had getoond. De rechtbank concludeerde dat verzoekster haar wrakingsverzoek pas na de einduitspraak had gedaan en dat zij geen melding had gemaakt van een voornemen tot wraking tijdens de zitting. Hierdoor werd verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot wraking.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Beschikking op het op 23 januari 2012 ingekomen en onder rekestnummer
HA RK 12.26 ingeschreven verzoek van:
[verzoekster]
,
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. M.D. Ruizeveld, rechter te Amsterdam, hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
  • het verzoekschrift tot wraking met bijlagen van 23 januari 2012;
  • de schriftelijke reactie van de rechter d.d. 2 februari 2012.
De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten. Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 3 februari 2012, alwaar de rechtbank verzoekster en de rechter heeft gehoord. Verzoekster heeft een pleitnota overgelegd. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Verzoekster heeft gedurende die behandeling de wrakingskamer gewraakt. Bij beschikking van 30 maart 2012 (zaaknummer HA RK 11-256) heeft een wrakingskamer in een andere samenstelling dat verzoek afgewezen en heeft bepaald dat de behandeling van het tegen de rechter gerichte wrakingsverzoek door de onderhavige wrakingskamer dient te worden voortgezet. De behandeling van het wrakingsverzoek is voortgezet op 26 april 2012. De rechter heeft laten weten dat het verzoek buiten haar aanwezigheid mag worden behandeld. Verzoekster is verschenen.

1.Gronden van de beslissing

Van de volgende feiten wordt uitgegaan:
Verzoekster is in de zaak met parketnummer 13/53626-10 gedagvaard wegens overtreding van de Leerplichtwet. De zaak is in behandeling geweest bij de rechter.
De mondelinge behandeling van die zaak heeft plaatsgevonden op 9 mei 2011 en is voortgezet op 14 juli 2011. Op die laatste zitting heeft verzoekster de rechter gewraakt. Dat verzoek is bij uitspraak van de wrakingskamer (in een andere samenstelling) op 7 september 2011 afgewezen.
Op 23 januari 2012 is de behandeling door de rechter van de strafzaak tegen verzoekster voortgezet. Verzoekster heeft de rechter toen opnieuw gewraakt. Dat verzoek is behandeld op 3 februari 2012. Op die zitting is een kopie van
de handgeschreven aantekeningen van de griffier van de zitting van 23 januari 2012 aan verzoekster uitgereikt. Omdat verzoekster meldde dat zij die aantekeningen niet kon lezen, zijn deze door de jongste rechter voorgelezen. Verzoekster wenste vervolgens aanhouding van de behandeling van het wrakingsverzoek om die aantekeningen te kunnen bestuderen. De wrakingskamer heeft dat verzoek afgewezen. Daarop heeft verzoekster de onderhavige kamer gewraakt.

2.Het verzoek en de gronden daarvan

Het verzoek tot wraking is gebaseerd op de navolgende zakelijk weergegeven gronden.
De rechter heeft zich subjectief partijdig getoond, door tijdens de zitting te zeggen “u maakt problemen voor mij en mijn collega’s met wrakingen” en “u heeft een slecht karakter”.

3.De reactie van de rechter

De rechter heeft aangevoerd dat zij zich niet herkend in de woorden die verzoekster aan haar toeschrijft. Verzoekster heeft op de leerplichtzitting van 23 januari 2012 de mondelinge einduitspraak niet in zijn geheel willen aanhoren. Zij heeft de zaal voortijdig verlaten. Daarbij heeft zij geen melding gemaakt van (een voornemen tot) wraking. Nu zij het wrakingsverzoek eerst na de einduitspraak heeft gedaan, is verzoekster niet-ontvankelijk.

4.De ontvankelijkheid van het verzoek

4.1
Artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat een verzoek tot wraking kan worden gedaan tegen een rechter die de zaak behandelt. Verzoekster heeft het verzoek gedaan nadat de rechter uitspraak had gedaan. Op het moment dat zij werd gewraakt, had de rechter geen zaak van verzoekster in behandeling. Verzoekster is daarom niet-ontvankelijk in haar verzoek.
4.2
De rechtbank komt tot dit oordeel omdat verzoekster in haar wrakingsverzoek (dat na afloop van de zitting is opgesteld en ingediend) niet heeft vermeld dat zij op de zitting daadwerkelijk tegen de rechter heeft gezegd dat zij haar wraakt. Bovendien heeft de rechter de lezing van verzoekster weersproken en blijkt uit de aantekeningen van de griffier van de zitting van 23 januari 2012 evenmin dat verzoekster op de zitting heeft gezegd dat zij de rechter heeft gewraakt.
5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Aldus gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, R.H. de Vries en M.A.H. van Dalen-van Bekkum leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 mei 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, vijfde lid, Rv geen voorziening open.