Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
Procesverloop
Overwegingen
.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 juni 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een AOW-gerechtigde woonachtig in het buitenland, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de maandelijkse inhouding op zijn AOW-pensioen, die was vastgesteld op € 422,44, ter voldoening van een vordering van € 24.117,61 wegens onterecht ontvangen kinderbijslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering het gevolg is van een schending van de informatieverplichting van eiser. Eiser stelde dat hij financieel niet rond kon komen met de vastgestelde aflossingscapaciteit, gezien zijn verantwoordelijkheden voor zijn zes kinderen en de medische kosten van twee van zijn kinderen.
De rechtbank heeft overwogen dat verweerder in redelijkheid de aflossingscapaciteit heeft kunnen vaststellen op € 422,44, en dat hij daarbij rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiser. Aangezien eiser in het buitenland woont, was verweerder niet verplicht om rekening te houden met de regels over de beslagvrije voet. De rechtbank oordeelde dat de vastgestelde aflossingscapaciteit redelijk was, gezien de situatie van eiser en de hoogte van de remigratie-uitkering in Turkije.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.