RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/4503
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], h.o.d.n. ‘Kinderdagverblijf Les Agneaux’,
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. R.P. Kuijper,
het dagelijks bestuur van Stadsdeel Zuidoost van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. N. Madrai.
Bij besluit van 26 januari 2011 (het primaire besluit I) heeft verweerder het schriftelijke bevel van de GGD van 13 januari 2011 verlengd tot donderdag 27 januari 2011, 14.00 uur. Daarbij heeft verweerder eiseres een last onder dwangsom opgelegd van € 5000,--.
Bij besluit van 18 februari 2011 (het primaire besluit II) heeft verweerder aan eiseres een exploitatieverbod opgelegd. Daarbij heeft verweerder tevens de opgelegde dwangsom verbeurd verklaard, waarbij de invordering van de dwangsom in twee gedeelten is gesplitst.
Bij besluit van 5 augustus 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 december 2011. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig [toezichthouder], toezichthouder van de GGD Amsterdam.
1.1. Eiseres exploiteerde een kinderdagverblijf genaamd ‘Les Agneaux’ aan de Grubbehoeve 40 in Amsterdam.
1.2. Op 12 en 13 januari 2011 heeft de toezichthouder, de GGD Amsterdam (hierna: de GGD) een incidenteel inspectieonderzoek verricht. Naar aanleiding van het onderzoek heeft de GGD op grond van artikel 1.65, derde lid, aanhef en onder a, van de Wet kinderopvang (Wko) aan eiseres op 13 januari 2011 een schriftelijk bevel gegeven, waarin eiseres wordt opgedragen een aantal nader genoemde maatregelen te nemen om een einde te maken aan de geconstateerde overtredingen hierna: het bevel). Het bevel heeft een geldigheidsduur van zeven dagen.
1.3. Op 17 en 21 januari 2010 heeft de GGD opnieuw incidentele inspectieonderzoeken verricht. Op 20 januari 2010 heeft verweerder het voornemen kenbaar gemaakt tot verlenging van het bevel van de GGD en tot het opleggen van een last onder dwangsom.
Bij het primaire besluit I heeft verweerder het bevel van de GGD verlengd tot donderdag 27 januari 2011, 14.00 uur. Eiseres diende vóór die tijd opvolging te geven aan alle in het bevel genoemde maatregelen, bij gebreke waarvan een dwangsom van € 5000,- ineens zou worden verbeurd. Voorts heeft verweerder eiseres in het vooruitzicht gesteld dat indien na voormelde tijd wordt geconstateerd dat niet aan alle overtredingen een einde is gemaakt, een exploitatieverbod zal worden opgelegd en een procedure zal worden gestart tot beëindiging van de registratie in het landelijk register.
1.4. Op 27 januari 2011 heeft opnieuw een incidenteel inspectieonderzoek plaatsgevonden door de GGD. Vervolgens heeft verweerder bij het primaire besluit II aan eiseres een exploitatieverbod opgelegd met ingang van 21 februari 2011, 07.00 uur. Daarbij is aangegeven dat het exploitatieverbod zal voortduren totdat eiseres alle opgelegde maatregelen heeft genomen en dat eiseres hiervoor tot 7 maart 2011 de tijd heeft. Voorts heeft verweerder bij het primaire besluit II de dwangsom van € 5000,-- verbeurd verklaard. De invordering van de dwangsom heeft verweerder in twee gedeelten gesplitst: € 2000,-- direct en € 3000,-- wanneer eiseres op 7 maart 2011 nog steeds niet alle vereiste maatregelen heeft genomen en het exploitatieverbod nog voortduurt.
1.5. Op 21 en 24 februari 2011 hebben opnieuw incidentele inspectieonderzoeken plaatsgevonden door de GGD.
1.6. Bij uitspraak van 25 februari 2011 (AWB 11/986 BESLU) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het verzoek om voorlopige voorziening inzake het exploitatieverbod afgewezen.
1.7. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten I en II betreffende de verlenging van het bevel van de GGD, het opleggen van de last onder dwangsom en het exploitatieverbod, ongegrond verklaard. Eiseres heeft het bestreden besluit in beroep gemotiveerd betwist.
1.8. Bij besluit van 24 augustus 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het bevel van de GGD van 13 januari 2010 ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen geen beroep ingesteld.
2.1. De rechtbank stelt voorop dat het beroep van eiseres ziet op het bestreden besluit van 5 augustus 2011, waarin verweerder het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten betreffende de verlenging van het bevel van de GGD, het opleggen van de last onder dwangsom en het exploitatieverbod, ongegrond heeft verklaard. Het beroep heeft geen betrekking op het besluit van 24 augustus 2011, waarin verweerder het bezwaar van eiseres tegen het bevel van de GGD ongegrond heeft verklaard.
2.2. Nu eiseres geen beroep heeft ingesteld tegen het besluit van 24 augustus 2011, gaat de rechtbank in dit geding uit van de rechtmatigheid van het bevel van de GGD van 13 januari 2011. De omstandigheid dat de primaire besluiten I en II voortborduren op het bevel van de GGD, maakt niet – zoals eiseres heeft betoogd – dat ook de rechtmatigheid van het bevel zelf in dit geding kan worden beoordeeld. Dit zou in strijd komen met het gesloten systeem van rechtsmiddelen. De rechtbank laat in het onderhavige geding het betoog van eiseres voor zover dat ziet op de rechtmatigheid van het bevel van de GGD dan ook buiten beschouwing.
2.3. Eiseres stelt dat de GGD heeft verzuimd haar in de gelegenheid te stellen een zienswijze in te dienen op de rapporten van de GGD.
2.3.1. Op grond van artikel 1.63, derde lid, van de Wko, stelt de toezichthouder, alvorens het rapport vast te stellen, de houder in de gelegenheid van het ontwerprapport kennis te nemen en daarover zijn zienswijze kenbaar te maken. De toezichthouder vermeldt de zienswijze van de houder in een bijlage bij het rapport.
2.3.2. De rechtbank stelt allereerst vast dat, gelet op rechtsoverweging 2.1, het rapport van de GGD van 12 en 13 januari 2011 dat ten grondslag ligt aan het bevel van de GGD, geen onderdeel uitmaakt van het onderhavige geding. Ten aanzien van de rapporten van de GGD van 17, 21 en 27 januari 2011 en van 21 en 24 februari 2011 heeft eiseres desgevraagd niet betwist dat zij in de gelegenheid is gesteld kennis te nemen van de ontwerprapporten. Uit het dossier blijkt dat eiseres op verschillende momenten zienswijzen heeft gegeven op de ontwerprapporten. Zo heeft eiseres bij e-mail van 24 januari 2011 haar zienswijze gegeven op de eerder uitgevoerde inspectiebezoeken en de bijbehorende ontwerprapporten. Op 28 januari 2011 en op 2 februari 2011 heeft eiseres in gesprekken met het hoofd onderwijs en opvoeding van de sector maatschappelijke ontwikkeling en met de portefeuillehouder welzijn van de gemeente Amsterdam opnieuw haar zienswijze naar voren kunnen brengen. Voorts blijkt uit het dossier dat eiseres een zienswijze heeft gegeven op de rapporten van 21 en 24 februari 2011. Hieruit volgt dat eiseres dat eiseres in de gelegenheid is gesteld van de ontwerprapporten kennis te nemen en daarover haar zienswijze kenbaar te maken. Dat de zienswijzen van eiseres niet zijn vermeld in bijlagen bij de rapporten, acht de rechtbank onvoldoende voor het oordeel dat het bestreden besluit daarmee onrechtmatig zou zijn. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verweerder kennis heeft genomen van de zienswijzen van eiseres. De beroepsgrond van eiseres slaagt dan ook niet.
2.4. Eiseres stelt verder dat de verlenging van het bevel van de GGD had moeten plaatsvinden vóórdat de geldigheidsduur van het bevel was verstreken. Nu het bevel niet tijdig is verlengd, is het volgens eiseres van rechtswege komen te vervallen. Een verlenging voor onbepaalde tijd is voorts een niet-rechtsgeldige beschikking en dit kan niet met terugwerkende kracht worden hersteld.
2.4.1. Op grond van artikel 1:65, vierde lid, van de Wko, heeft het bevel, bedoeld in het derde lid, een geldigheidsduur van zeven dagen, welke door het college van burgemeester en wethouders kan worden verlengd.
2.4.2. De rechtbank stelt vast dat geen sprake is geweest van een verlenging voor onbepaalde tijd. In het primaire besluit I heeft verweerder het schriftelijke bevel van de GGD van 13 januari 2011 verlengd tot donderdag 27 januari 2011, 14.00 uur. De beroepsgrond van eiseres mist in zoverre dan ook feitelijke grondslag.
2.4.3. De rechtbank is voorts met verweerder van oordeel dat tot verlenging van het schriftelijke bevel van de GGD pas kan worden overgegaan na afloop van de termijn van zeven dagen zoals bedoeld in artikel 1:65, vierde lid, van de Wko. Gedurende de geldigheidsduur van het bevel heeft eiseres de gelegenheid de geconstateerde overtredingen te herstellen en de in het bevel genoemde maatregelen te nemen. Eerst aan het einde van de termijn kan worden bepaald of aan het bevel is voldaan. De door de gemachtigde van eiseres ter zitting gemaakte vergelijking met de termijnen in de Algemene wet bestuursrecht gaat niet op. De rechtbank neemt daarbij voorts in aanmerking dat verweerder aan het einde van de geldigheidsduur van het bevel, op 20 januari 2011, een voornemen tot verlenging van het bevel heeft uitgebracht. Eiseres was dus tijdig op de hoogte van de voorgenomen verlenging van het bevel. De beroepsgrond van eiseres slaagt niet.
2.5. Gelet op het voorgaande kunnen de beroepsgronden niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
3. Het verzoek om schadevergoeding dient te worden afgewezen. In artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat schadevergoeding slechts kan worden toegekend als het beroep gegrond wordt verklaard.
4. De rechtbank ziet voorts geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of te bepalen dat het door eiser betaalde griffierecht moet worden vergoed.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M. Beunk, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.L. Bosman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB