ECLI:NL:RBAMS:2012:BV1747

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11-3480 WRB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.C. Bachrach
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoorwaardelijke doorhaling van inschrijving advocaat wegens ernstige overtredingen van de inschrijvingsvoorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 januari 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een advocaat, en de Raad voor Rechtsbijstand. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Raad, waarbij haar inschrijving bij de Raad voor Rechtsbijstand voor onbepaalde tijd was doorgehaald. Dit besluit was genomen omdat eiseres de inschrijvingsvoorwaarden had overtreden door toevoegingen aan te vragen voor zaken die niet door haar zelf waren behandeld, maar door een van het tableau geschrapte advocaat. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 11 november 2011, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. P.J. de Bruin, en de Raad voor Rechtsbijstand werd vertegenwoordigd door mr. C.W. Wijnstra.

De rechtbank overwoog dat de Raad voor Rechtsbijstand bevoegd is om de inschrijving van een advocaat door te halen indien deze niet voldoet aan de voorwaarden van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb). De rechtbank concludeerde dat de Raad in redelijkheid tot de onvoorwaardelijke doorhaling van de inschrijving van eiseres voor een periode van drie jaar had kunnen besluiten, gezien de ernst van haar handelen. Eiseres had toevoegingen aangevraagd voor zaken waarin zij niet bevoegd was en had daarmee het vertrouwen van de Raad geschaad.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat de doorhaling van haar inschrijving een passende maatregel was, gezien de omstandigheden van de zaak. De rechtbank zag geen aanleiding voor een vergoeding van het griffierecht of een veroordeling van verweerder in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van integriteit en zorgvuldigheid in de advocatuur, en de noodzaak voor advocaten om zich aan de inschrijvingsvoorwaarden te houden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/3480 WRB
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. P.J. de Bruin,
en
de Raad voor Rechtsbijstand Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. C.W. Wijnstra.
Procesverloop
Bij besluit van 12 november 2010 (het primaire besluit) heeft verweerder de inschrijving van eiseres bij de Raad voor Rechtsbijstand voor onbepaalde tijd doorgehaald.
Bij besluit van 7 juni 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gedeeltelijk gegrond verklaard, het primaire besluit herzien en eiseres een onvoorwaardelijke doorhaling van haar inschrijving voor een periode van drie jaar of voor een zoveel langere periode als eisers de hoedanigheid van advocaat zal hebben verloren opgelegd (het bestreden besluit).
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 november 2011.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Feiten en omstandigheden
1.1. Bij primair besluit heeft verweerder de inschrijving van eiseres bij de Raad voor Rechtsbijstand (hierna: de Raad) voor onbepaalde tijd doorgehaald, omdat eiseres de inschrijvingsvoorwaarden heeft overtreden. Eiseres heeft toevoegingen aangevraagd voor zaken die niet door haar zelf zijn behandeld, maar door de van het tableau geschrapte advocaat mr. [geschrapte advocaat] (hierna: [geschrapte advocaat]). Dit betrof onder meer vreemdelingenzaken, waarvoor eiseres niet stond ingeschreven en privéaangelegenheden van [geschrapte advocaat].
1.2. Bij bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres – conform het advies van de Bezwarencommissie van 9 maart 2011 – gedeeltelijk gegrond verklaard. De doorhaling van de inschrijving voor onbepaalde tijd acht verweerder in heroverweging een te zware maatregel gelet op de onervarenheid van eiseres, de fase van haar opleiding en de financiële belangen van eiseres. Verweerder heeft een onvoorwaardelijke doorhaling van de inschrijving opgelegd voor een periode van drie jaar of voor een zoveel langere periode als eiseres de hoedanigheid van advocaat heeft verloren.
1.3. De Raad van Discipline van de Orde van Advocaten heeft bij beslissing van 21 juni 2011 aan eiseres een voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van zes maanden met een proeftijd van een periode van twee jaar opgelegd.
2. Wettelijk kader
2.1. Ingevolge artikel 13, eerste lid aanhef en onder a, van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) – voor zover hier van belang – wordt rechtsbijstand verleend door door het bestuur ingeschreven advocaten.
2.2. Ingevolge artikel 15 van de Wrb – voor zover hier van belang – kunnen de door het bestuur te stellen regels met betrekking tot de voorwaarden betrekking hebben op het jaarlijks aantal zaken waarvoor een advocaat zal worden toegevoegd, de deskundigheid van de advocaat op bepaalde rechtsgebieden, de organisatie van het kantoor waar de advocaat werkzaam is en de verslaglegging door de advocaat omtrent de door hem verleende rechtsbijstand.
2.3. Ingevolge artikel 17, tweede lid aanhef en onder a, van de Wrb kan het bestuur de inschrijving doorhalen indien de advocaat niet voldaan heeft dan wel niet langer voldoet aan de voor de inschrijving gestelde voorwaarden.
2.4. Ingevolge artikel 1, onder c, van de Inschrijvingsvoorwaarden advocatuur 2010 krachtens de Wet op de rechtsbijstand (Staatscourant 2010, 441) (hierna: de Inschrijvingsvoorwaarden), dient de advocaat de zaken waarin hij is toegevoegd persoonlijk te behandelen dan wel de aan hem toebedeelde piketdiensten persoonlijk te verrichten, behoudens incidentele gevallen waarin sprake is van overmacht of waarneming door andere wegens ziekte, of zwaarwegende redenen.
2.5. Ingevolge artikel 1, onder d, van de Inschrijvingsvoorwaarden behandelt de advocaat de zaken waarin hij gefinancierde rechtsbijstand verleend zorgvuldig en doelmatig. De advocaat laat medewerkers van het kantoor die geen advocaat zijn, in toegevoegde zaken geen andere dan ondersteunende werkzaamheden, zijnde geen rechtsbijstand, verrichten. Bij overdracht van een dossier aan een andere advocaat wordt om mutatie van de toevoeging verzocht. De advocaat draagt daarbij zorg voor een volledige en zorgvuldige overdracht van de bij de toevoeging(-saanvraag) behorende bescheiden.
2.6. Ingevolge artikel 1, onder g, van de Inschrijvingsvoorwaarden onthoudt de advocaat zich van gedragingen die met de doelstelling van deze voorwaarden in strijd komen.
3. Inhoudelijke beoordeling
3.1. Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat onduidelijk is op welk beleid de doorhaling van haar inschrijving is gebaseerd. Eiseres heeft hierdoor het vermoeden dat er sprake is van willekeur.
3.2. Verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat er een vaste gedragslijn is ten aanzien van doorhalingen van inschrijvingen, maar dat er nog geen geschreven beleidsregels op dit gebied zijn. Verweerder is bezig met het ontwikkelen van beleid en heeft inmiddels – in het kader van extra zorgvuldigheid – een adviescommissie ingesteld die een voornemen tot doorhaling van de inschrijving gaat toetsen. Voorts voert verweerder aan dat doorhaling van de inschrijving in beginsel voor onbepaalde tijd is, ook al staat dit niet expliciet in artikel 17, tweede lid, van de Wrb.
3.3. De rechtbank overweegt dat in de Memorie van Toelichting bij de “Wijziging van de Wet op de rechtsbijstand naar aanleiding van de evaluatie van de Wet op de rechtsbijstand alsmede aanpassing van de Wet op de rechtsbijstand aan de Algemene wet bestuursrecht” (Kamerstukken II 2000/01, 27 553, nr. 3) het volgende is bepaald:
Het is wenselijk dat de Raad tot doorhaling van de inschrijving kan overgaan niet alleen indien de verlening van rechtsbijstand niet voldoet aan daaraan te stellen eisen van doelmatigheid, maar ook indien een advocaat de redelijkerwijs te stellen eisen van zorgvuldigheid niet in acht blijkt te nemen.
De raden zullen van de mogelijkheid tot doorhaling slechts dan gebruik maken indien minder vergaande sancties geen soelaas bieden. In de regel zal de raad in eerste instantie tot waarschuwing overgaan en voorts van geval tot geval steeds overwegen of behoort te worden volstaan met een (al dan niet voorwaardelijke) tijdelijke uitsluiting.
Met de Nederlandse Orde van Advocaten is afgesproken dat de raden voor rechtsbijstand op de voet van artikel 8 van de Wrb commissies van advocaat-deskundigen zullen instellen, die advies uitbrengen over eventueel te nemen sanctiebesluiten.
Hoewel de uiteindelijke besluitvorming aan de raden zelf is voorbehouden, zal voorop staan dat de raad in beginsel op het oordeel van de adviescommissie af zal gaan.
Voorgesteld wordt om de mogelijkheid tot doorhaling van de inschrijving ook uit te breiden met de gevallen waarin de advocaat zich niet houdt aan de aan de indiening van de aanvraag om een toevoeging en die om vaststelling van de vergoeding gestelde eisen.
3.4. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder bevoegd is tot het opleggen van een onvoorwaardelijke doorhaling van de inschrijving van eiseres voor een periode van drie jaar of voor een zoveel langere periode als eiseres de hoedanigheid van advocaat heeft verloren, omdat dit als een tijdelijke uitsluiting wordt beschouwd. De rechtbank stelt vast dat in het bestreden besluit conform de Memorie van Toelichting en de regelgeving is besloten tot een onvoorwaardelijke doorhaling voor bepaalde tijd. Het voorgaande brengt de rechtbank tot de beoordeling of verweerder hiertoe in redelijkheid heeft kunnen besluiten.
3.5. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat de doorhaling van haar inschrijving onredelijk lang en zwaar is. Eiseres acht de voorwaardelijke maatregel die de Raad voor Discipline haar op 21 juni 2011 heeft opgelegd redelijk en in overeenstemming met de ernst van de haar te maken verwijten. Verder voert eiseres aan dat zij zich gezien haar belangstelling en vaardigheden op de sociale advocatuur richt, maar dat zij daar niet als advocaat werkzaam in kan zijn nu zij geen toevoegingen meer kan aanvragen. Dit is volgens eiseres een onoverkomelijk struikelblok, omdat haar meeste cliënten juist op basis van een toevoeging moeten procederen. In loondienst werken is naar de mening van eiseres ook niet haalbaar, omdat zij weinig omzet kan generen maar wel salariskosten met zich meebrengt. Verder is het voor eiseres ook niet mogelijk om zich als zelfstandig advocate te vestigen.
3.6. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat vertrouwen het uitgangspunt is bij de toepassing van het systeem van de gefinancierde rechtsbijstand. Eiseres heeft dit vertrouwen geschaad door toevoegingen aan te vragen voor een van het tableau geschrapte advocaat en toevoegingen aan te vragen voor zaken waarin zij niet bevoegd was. Gelet op de artikelen 7 en 7a van de Wrb draagt verweerder zorg voor de organisatie en de verlening van gefinancierde rechtsbijstand. Ook is verweerder belast met het toezicht op de uitvoering van die taken en draagt verweerder zorg voor een zo doelmatig mogelijke besteding van de publieke middelen. Ondanks de onervarenheid van eiseres, de fase van haar opleiding en haar financiële belangen, mag eiseres verantwoordelijke worden gehouden voor haar handelen. Eiseres had moeten beseffen dat zij met haar handelen in strijd met de Inschrijvingsvoorwaarden en daarmee in strijd met de in artikel 17 lid 2 sub a Wrb bedoelde voorwaarden heeft gehandeld. Verweerder acht het handelen van eiseres zodanig ernstig en verwijtbaar, dat terecht een onvoorwaardelijke doorhaling voor een beperkte periode is opgelegd.
3.7. De rechtbank stelt voorop dat verweerder een discretionaire bevoegdheid heeft om aan de inschrijving voorwaarden te stellen met betrekking tot de organisatie van het kantoor waar de advocaat werkzaam is, waarbij ten aanzien van de invulling daarvan aan verweerder een grote mate van beleidsvrijheid moet worden gegund. De toetsing van een dergelijk besluit moet dan ook terughoudend zijn. Bij die toetsing moet worden beoordeeld of verweerder na afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enig geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur daaronder begrepen.
3.8. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de handelswijze van eiseres door het verrichten van de genoemde werkzaamheden zeer ernstig is te noemen. Eiseres heeft hiermee op een niet toelaatbare wijze gebruik gemaakt van het systeem van de gesubsidieerde rechtsbijstand. Uit de stukken blijkt dat eiseres op de hoogte was van het feit dat [geschrapte advocaat] niet meer als advocaat ingeschreven stond, maar dit heeft er niet toe geleid dat eiseres geen zaken meer voor hem behandelde. Immers, eiseres heeft toevoegingen aangevraagd voor zaken die zij niet zelf heeft behandeld en waar zij bovendien ook niet voor stond ingeschreven bij de Raad. Eiseres is door haar handelen niet integer geweest en zij heeft daarmee het vertrouwen van verweerder geschaad. Met verweerder is de rechtbank dan ook van oordeel dat eiseres zich niet als een behoorlijk advocaat heeft gedragen en dat zij daarvoor verantwoordelijk kan worden gehouden. Dat eiseres niet als advocaat in de sociale advocatuur kan werken, omdat zij geen toevoegingen meer kan aanvragen komt naar het oordeel van de rechtbank om die reden voor risico van eiseres.
3.9. Gezien de ernst van het handelen van eiseres is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid tot de onvoorwaardelijke doorhaling van de inschrijving van eiseres voor een bepaalde periode heeft kunnen besluiten.
3.10. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een vergoeding van het griffierecht of een veroordeling van verweerder in de proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bachrach, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.M. van der Zee, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
12 januari 2012.
de griffier, de rechter,
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB