ECLI:NL:RBAMS:2012:BV3796
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van juridische kosten in strafzaak tegen directeur en aandeelhouder van een vennootschap
In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 1 februari 2012 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van juridische kosten door verzoekster, die als directeur en groot aandeelhouder verbonden is aan [X] B.V. Het verzoek is ingediend naar aanleiding van de strafzaak tegen [X] B.V., die eindigde met een transactie van € 6.000,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de strafzaak tegen verzoekster op 22 april 2011 onvoorwaardelijk is geseponeerd. De officier van justitie heeft in raadkamer toegelicht dat de strafzaken tegen verzoekster en verzoeker zijn geseponeerd om redenen van opportuniteit. De rechtbank overweegt dat een onvoorwaardelijk sepot moet worden aangemerkt als een 'einde zaak' in de zin van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het toekennen van een vergoeding voor de gemaakte juridische kosten niet billijk is, gezien de verwevenheid van de zaken en de omstandigheden van de strafzaak tegen [X] B.V. De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding af, met de mogelijkheid voor verzoekster om binnen een maand hoger beroep in te stellen.