ECLI:NL:RBAMS:2012:BV3863

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-651356-10
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal, oplichting en wederrechtelijke vrijheidsberoving met dodelijke afloop

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 februari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meervoudige diefstal, oplichting en wederrechtelijke vrijheidsberoving, waarbij de dood van het slachtoffer, mevrouw [slachtoffer 1], het gevolg was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 11 tot en met 12 september 2010, mevrouw [slachtoffer 1] in haar woning heeft beroofd van haar bankpas en pincode. Hij heeft haar vervolgens met geweld in een kast geduwd en deze afgesloten, waardoor zij niet meer kon ontsnappen en uiteindelijk is overleden door de omstandigheden waaronder zij werd vastgehouden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar, waarbij rekening is gehouden met zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke misdrijven. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en hun nabestaanden zwaar laten meewegen in de strafmaat. De verdachte heeft geen spijt getoond voor zijn daden en heeft geen medewerking verleend aan psychologisch onderzoek, wat de rechtbank als een verergerende omstandigheid heeft beschouwd. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding is opgelegd aan de slachtoffers van de oplichtingen en diefstallen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/651356-10 (Promis)
Datum uitspraak: 14 februari 2012
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [1977],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het Huis van Bewaring "Almere Binnen" te Almere.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 en 31 januari 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W. van Schaijck en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.M. Oldenburg, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging op de terechtzitting van 30 januari 2012, ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 11 september 2010 tot en met 12 september 2010 te [plaats 1], in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een woning (gelegen aan de [A-straat nr]) een of meer (bank)pas(sen) (te weten onder meer van de ABN AMRO bank (rekeningnummer [rekeningnummer 1]) en/of de ING bank) en/of een of meer pincode(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] (geboren [1933]),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte opzettelijk gewelddadig en/of dreigend (een of meer ma(a)l(en))
- die [slachtoffer 1] (met kracht) bij die [slachtoffer 1] haar schouders heeft (vast)gepakt en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] (met kracht) in een kast van voornoemde woning ([A-straat nr]) heeft geduwd en/of
- die [slachtoffer 1] met intimiderende en/of dreigende bewoordingen en/of gedragingen heeft gedwongen en/of bewogen in een kast plaats te nemen en/of
- (vervolgens) de kast heeft dichtgedaan en/of heeft afgesloten (vervolgens) de sleutel in het slot van de deur (van voornoemde kast) heeft omgedraaid (waardoor die [slachtoffer 1] de kast niet meer kon verlaten en/of geen medicijnen en/of vocht en/of voedsel tot zich kon nemen en/of waardoor die [slachtoffer 1] in staat van bewusteloosheid en/of onmacht is gebracht en/of geraakt),
tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] (in of omstreeks de periode van 11 september 2010 tot en met 12 september 2010) is komen te overlijden, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
en/of
hij op of omstreeks de periode van 11 september 2010 tot en met 12 september 2010 te [plaats 1] (in een woning gelegen aan de [A-straat nr]), in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] (geboren [1933]) heeft gedwongen tot afgifte van een of meer (bank)pas(sen) (te weten onder meer van de ABN AMRO bank (rekeningnummer [rekeningnummer 1]) en/of de ING bank) en/of een of meer pincode(s), in elk geval van enig goed en/of ter beschikking stellen van gegevens, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte toen aldaar opzettelijk gewelddadig en/of dreigend (een of meer ma(a)l(en))
- die [slachtoffer 1] (met kracht) in een kast van voornoemde woning ([A-straat nr]) heeft geduwd en/of
- die [slachtoffer 1] met intimiderende en/of dreigende bewoordingen en/of gedragingen heeft gedwongen en/of bewogen in een kast plaats te nemen en/of
- (vervolgens) de kast heeft dichtgedaan en/of heeft afgesloten en/of (vervolgens) de sleutel in het slot van de deur (van voornoemde kast) heeft omgedraaid (waardoor die [slachtoffer 1] de kast niet meer kon verlaten en/of geen medicijnen en/of vocht en/of voedsel tot zich kon nemen en/of waardoor die [slachtoffer 1] in staat van bewusteloosheid en/of onmacht is gebracht en/of geraakt),
tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] (in of omstreeks de periode van 11 september 2010 tot en met 12 september 2010) is komen te overlijden, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij op of omstreeks de periode van 11 september 2010 tot en met 12 september 2010 te [plaats 1], in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte toen aldaar opzettelijk (een of meer ma(a)l(en))
- die [slachtoffer 1] (met kracht) in een kast van voornoemde woning ([A-straat nr]) geduwd en/of
- die [slachtoffer 1] met intimiderende en/of dreigende bewoordingen en/of gedragingen gedwongen en/of bewogen in een kast plaats te nemen en/of
- (vervolgens) de kast dichtgedaan en/of afgesloten en/of (vervolgens) de sleutel
in het slot van de deur (van voornoemde kast) heeft omgedraaid (waardoor die [slachtoffer 1] de kast niet meer kon verlaten en/of geen medicijnen en/of vocht en/of voedsel tot zich kon nemen),
tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] (in of omstreeks de periode van 11 september 2010 tot en met 12 september 2010) is komen te overlijden, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
3.
hij in of omstreeks de periode van 11 september 2010 tot en met 13 september 2010 te Amstelveen en/of Amsterdam of elders in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een of meer geldbedrag(en) te weten een bedrag van:
A) 250,- euro (Beethovenstraat 9 te Amsterdam) en/of
B) 750,- euro (Apollolaan 172 te Amsterdam) en/of
C) 50,- euro (Gulden Winckelplantsoen 23 te Amstelveen) en/of
D) (tot een totale waarde van) 950,- euro (Chaabi Bank te Antwerpen) en/of
E) 1000,- euro (Overtoom 91 te Amsterdam) en/of
F) (tot een totale waarde van) 765,- euro (VOF Rode te Amsterdam),
in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] (geboren [1933]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door onbevoegd gebruik van de bankpas (ABN AMRO, rekeningnummer: [rekeningnummer 1]) met bijbehorende pincode (toebehorende aan die [slachtoffer 1]), zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
4.
hij op of omstreeks 8 september 2010 te [plaats 2], in elk geval in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] (geboren [1918]) heeft bewogen tot de afgifte van een bankpas (Rabobank, rekeningnummer: [rekeningnummer 2] op naam van [slachtoffer 2]) en/of bijbehorende pincode (toebehorende aan [slachtoffer 2]), in elk geval van enig goed en/of ter beschikking stellen van gegevens, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid bij die [slachtoffer 2] aangebeld en/of tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij, verdachte die [slachtoffer 2] bloemen wilde aanbieden, omdat er een storing bij de bank zou zijn en/of om de bankpas van die [slachtoffer 2] gevraagd (om deze te vernietigen) en/of gezegd tegen die [slachtoffer 2] om die bijbehorende pincode in te toetsen in/op een apparaat en/of gezegd tegen die [slachtoffer 2] dat die [slachtoffer 2] een nieuwe pinpas en pincode zou ontvangen, waardoor die [slachtoffer 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
en/of
hij op of omstreeks 8 september 2010 te [plaats 2], in elk geval in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (750 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door onbevoegd gebruik van de bankpas (Rabobank, rekeningnummer: [rekeningnummer 2]) met bijbehorende pincode (toebehorende aan [slachtoffer 2]),
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
5.
hij in of omstreeks de periode van 19 augustus 2010 tot en met 20 augustus 2010 te [plaats 1], in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] (geboren [1916]) heeft bewogen tot de afgifte van een bankpas (ABN AMRO en/of bankrekeningnummer [rekeningnummer 3] en/of ten name van [slachtoffer 3]) en/of een of meer pincode(s), in elk geval van enig goed en/of ter beschikking stellen van gegevens, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- bij de woning van die [slachtoffer 3] aangebeld en/of (vervolgens) de woning van die [slachtoffer 3] betreden en/of
- tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat hij, verdachte een bankmedewerker was en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat hij, verdachte (het bankpasje van die [slachtoffer 3]) kwam controleren of voorgenoemde bankpas in orde was en/of (vervolgens)
- aan die [slachtoffer 3] gevraagd om die [slachtoffer 3]'s bankpas en/of pincode, althans worden van gelijke aard en/of strekking,
waardoor die [slachtoffer 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 19 augustus 2010 tot en met 20 augustus 2010 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) te weten
A.250 euro (Korstverlorenhof 20 te Amstelveen) en/of
B.500 euro (Rembrandtsweg 6 te Amstelveen),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan, [slachtoffer 3] (geboren [1916]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door onbevoegd gebruik van de bankpas (ABN AMRO en/of bankrekeningnummer [rekeningnummer 3]) met bijbehorende pincode (toebehorende aan [slachtoffer 3]),
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
6.
hij in of omstreeks de periode van 14 augustus 2010 tot en met 15 augustus 2010 te [plaats 3], in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bankpas en/of een briefje (met daarop de pincode) en/of een geldbedrag (ongeveer ter hoogte van 150 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] (geboren [1915]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
7.
hij op of omstreeks 12 augustus 2010 te [plaats 3], in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] (geboren [1922]) heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (ter waarde van ongeveer 150 euro) en/of ING bankpas (ten name van [slachtoffer 5]), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- de woning van die [slachtoffer 5] betreden en/of
- tegen die [slachtoffer 5] gezegd dat hij, verdachte van de PTT was en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 5] gezegd dat die [slachtoffer 5]'s rekening geblokkeerd was en/of (vervolgens)
- dat hij, verdachte het één en ander moest controleren en/of (vervolgens)
- aan die [slachtoffer 5] gevraagd om die [slachtoffer 5]'s bankpas en/of pincode, althans worden van gelijke aard en/of strekking en/of
- hij, verdachte aan die [slachtoffer 5] gevraagd of die [slachtoffer 5] (een of meer) bankbiljet(ten) in huis had en/of tegen die [slachtoffer 5] heeft gezegd dat die [slachtoffer 5] over valse bankbiljet(ten) beschikte en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 5] gezegd dat hij, verdachte een of meer bankbiljet(ten) moest controleren bij de computer van de receptie, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, waardoor die [slachtoffer 5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
8.
hij op of omstreeks 27 juli 2010 te [plaats 3], in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] (geboren [1919]) heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (ter waarde van ongeveer 120 euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven
- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- bij de woning van die [slachtoffer 6] aangebeld en/of (vervolgens) de woning van die [slachtoffer 6] betreden en/of
- tegen die [slachtoffer 6] gezegd dat hij, verdachte net van de bank kwam en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer 6] gezegd dat er bankbiljetten met een ongeldig nummer in omloop zijn en/of valse bankbiljetten in omloop zijn en/of
- aan die [slachtoffer 6] gevraagd of hij, verdachte de bankbiljetten van die [slachtoffer 6] mocht bekijken en/of zien, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, waardoor die [slachtoffer 6] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
en/of
hij op of omstreeks 27 juli 2010 te [plaats 3], in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (donkerblauwe) (dames)portemonnee met inhoud (onder meer een geldbedrag ter waarde van ongeveer 20 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] (geboren [1919]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
9.
hij op of omstreeks 19 mei 2010 te [plaats 3], in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud (onder andere een ID-kaart en/of geldbedrag (ongeveer 20,- euro) en/of een bankpas), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] (geboren [1923]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
3. Voorvragen
De ontvankelijkheid van de officier van justitie ten aanzien van feit 3 voor zover het betreft het ten laste gelegde "en/of te België".
De rechtbank heeft ter zitting ambtshalve de vraag aan de orde gesteld of Nederland rechtsmacht heeft ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde feiten voor zover deze in "en/of te België" zouden zijn begaan, omdat verdachte niet de Nederlandse nationaliteit zou hebben.
De officier van justitie heeft betoogd dat Nederland, via de leer van het instrument, als locus delicti kan worden beschouwd van de in België gedane geldopnames. Daarmee heeft Nederland op grond van artikel 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) rechtsmacht.
De raadsvrouwe heeft geconcludeerd dat ten aanzien van de geldopnames in België Nederland geen rechtsmacht heeft en de officier van justitie derhalve niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De rechtbank overweegt als volgt.
Vooropgesteld wordt dat verdachte alleen de Marokkaanse en niet -tevens- de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank stelt voorts vast dat de omvang van de Nederlandse strafwet in casu wordt bepaald door artikel 2 Sr, nu geen van de situaties zich voordoet als voorzien in de overige relevante bepalingen van titel I van het eerste boek van Sr. Ingevolge artikel 2 Sr is de Nederlandse strafwet toepasselijk op een ieder die zich in Nederland aan enig strafbaar feit schuldig maakt. Indien, naast in, ook buiten Nederland gelegen plaatsen kunnen gelden als plaats waar een strafbaar feit is gepleegd, is op grond van deze wetsbepaling vervolging van dat strafbare feit in Nederland mogelijk, ook ten aanzien van de van dat strafbare feit deel uitmakende gedragingen die buiten Nederland hebben plaatsgevonden (zie Hoge Raad, 13 juli 1999, LJN ZD 1481).
De feitelijke uitvoeringshandelingen van de ten laste gelegde diefstal met valse sleutel zouden hebben plaatsgevonden in België maar de diefstal heeft plaatsgevonden middels onbevoegd gebruik van een bankpas en bijbehorende pincode die in Nederland zouden zijn verkregen en de diefstal heeft zijn uitwerking in Nederland alwaar de opgenomen bedragen van de betaalrekening worden afgeschreven. De rechtbank is van oordeel dat op grond daarvan Nederland kan worden aangemerkt als plaats waar het misdrijf mede is begaan.
Voor zover de tenlastelegging de mogelijkheid openlaat dat het onder 3 ten laste gelegde "te België" is begaan en niet althans niet mede in Nederland, dient de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vervolging.
De rechtbank zal de officier van justitie derhalve niet-ontvankelijk in zijn vervolging verklaren voor zover deze vervolging blijkens de zinsnede "of te België" is gericht op een niet althans niet mede in Nederland door verdachte gepleegd strafbaar feit.
Ten aanzien van het overige onder 3 ten laste gelegde acht de rechtbank de officier van justitie wel ontvankelijk in zijn vervolging.
Overigens heeft de rechtbank vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is om daarvan kennis te nemen, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 9 ten laste gelegde en dat het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 9 ten laste gelegde. Voor wat betreft de feiten 1 tot en met 8 acht de raadsvrouw - kort gezegd - voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het onder 9 ten laste gelegde feit te kunnen komen.
Bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing, dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten heeft begaan, op de ter terechtzitting ten aanzien van elk feit afzonderlijk afgelegde bekennende verklaring van verdachte, zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting, alsmede op de hierna (in voetnoten) opgenomen bewijsmiddelen.
Voor wat betreft het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde worden de feiten en omstandigheden zoals vervat in de gebezigde bewijsmiddelen hieronder in samenvattende vorm weergegeven.
Voor wat betreft het onder 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde:
Op 11 september 2010 was verdachte rond 15.30 uur aan het rondfietsen in [plaats 1]. Hij was, zo verklaart hij zelf, op zoek naar geld en zo kwam hij terecht bij de flat [flat], gelegen aan de [A-straat]. Daar belde verdachte aan bij nummer [nr], de woning van mevrouw [slachtoffer 1], geboren op [1933], die zelf de deur open deed. Verdachte deed zich voor als medewerker van een bank die haar bankpas kwam ophalen. De bankpas, zo vertelde verdachte, zou geblokkeerd zijn. Verdachte werd door mevrouw [slachtoffer 1] binnengelaten en beiden begaven zich kort daarna naar de slaapkamer omdat daar de portemonnee van mevrouw [slachtoffer 1] lag. Verdachte heeft in de slaapkamer de bankpas van de ABN-Amro bank (rekeningnummer [rekeningnummer 1]) uit de portemonnee van mevrouw [slachtoffer 1] gehaald. Vervolgens heeft verdachte mevrouw [slachtoffer 1] met kracht bij haar schouders gepakt en een duw gegeven waardoor zij uit balans raakte en in een geopende inbouwkast in de slaapkamer terecht kwam. Nadat verdachte eerst nog enige kledingstukken uit de kast had verwijderd deed hij de kastdeur dicht en sloot deze af met de sleutel. Vervolgens heeft verdachte, in het bezit van de bankpas, de woning verlaten.i en ii
Mevrouw [slachtoffer 1] is er niet in geslaagd de kast van binnenuit te openen en is op enig moment in de periode van 11 tot en met 12 september 2010 in de kast komen te overlijden. Op 12 september 2010 troffen door de zoon gealarmeerde verbalisanten daar het levenloze lichaam van mevrouw [slachtoffer 1] aan.iii
De zoon van mevrouw [slachtoffer 1] heeft op 8 maart 2011 aangifte gedaan van diefstal van voornoemde bankpas alsmede van diverse daarmee verrichte geldopnames.iv
Uit onderzoek door een arts patholoog van het Nederlands Forensisch Instituut is later komen vast te staan dat het overlijden van het slachtoffer kan worden verklaard door een combinatie van hoge leeftijd, obesitas, pre-existente slechte gezondheidstoestand en opsluiting in een kleine ruimte met een groot risico voor nadelige invloeden waaronder stress, onthouding van medicijnen, vocht en voedsel en mogelijk positionele asfyxie.v
Ten aanzien van feit 3:
In de middag en vroege avond van 11 september 2010 gebruikte verdachte de bankpas voor een tweetal geldopnames uit geldautomaten te Amsterdam. De bijbehorende pincode had verdachte verkregen door het slachtoffer deze te laten intoetsen in zijn telefoon. De eerste opname betrof een opname van € 250,- aan de Beethovenstraat en de tweede een opname van € 750,- aan de Apollolaan. Hierna vertrok verdachte met de auto naar België waar (in de nacht van 11) op 12 september 2010 te Antwerpen vier maal bij de Chaabi Bank werd gepind voor een totaalbedrag van € 950,-. Na terugkomst in Nederland gebruikte verdachte de bankpas, ditmaal voor een geldopname uit een geldautomaat aan het Gulden Winckelplantsoen te Amsterdam. Op 13 september 2010 volgde een geldopname van € 1.000,- bij een geldautomaat aan de Overtoom te Amsterdam. Tot slot gebruikte verdachte de bankpas en pincode diezelfde dag bij betalingen van in totaal € 765,- in een escortclub (club 'Golden Key') in Amsterdamvi en vii (de betaalterminal waarop deze betaling is verricht, is afgegeven aan v.o.f. Rodé, een rechtsvoorganger van club 'Golden Key').viii
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8:
Op grond van een uittreksel justitiële documentatie kan worden vastgesteld dat verdachte op 21 maart 2008 door het gerechtshof te Amsterdam werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren voor - kort gezegd - diefstal door middel van valse sleutels, oplichting, (poging) diefstal met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving. Dit arrest is onherroepelijk geworden op 14 april 2009.
Op 3 augustus 2006 is verdachte door de politierechter te Haarlem veroordeeld tot onder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden voor oplichting, diefstal en diefstal door middel van valse sleutels. Dit vonnis is op 29 februari 2008 onherroepelijk geworden.ix
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
- Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 30 januari 2012
- Het proces-verbaal met nummer PL1251 2010099024-1 van 8 september 2010, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (zaakdossier Z2 doorgenummerde pag. 0024 e.v.).
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
- Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 30 januari 2012
- Het proces-verbaal met nummer PL133K 2010205245-1 van 20 augustus 2010, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (zaakdossier Z3 doorgenummerde pag. 0001 e.v.).
- Het proces-verbaal met nummer 2010205245 van 23 september 2010, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (zaakdossier Z3 doorgenummerde pag. 007 e.v.).
- Het proces-verbaal met nummer 2010205245-2 van 24 augustus 2010, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (zaakdossier Z3 doorgenummerde pag. 0018 e.v.).
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde:
- Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 30 januari 2012
- Het proces-verbaal met nummer PL01KD 2010079321-1 van 15 november 2010, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 6] (zaakdossier Z4 doorgenummerde pag. 0003 e.v.).
Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde:
- Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 30 januari 2012
- Het proces-verbaal met nummer PL01KD 2010078804-1 van 14 augustus 2010, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 7] (zaakdossier Z5 doorgenummerde pag. 0008 e.v.).
Ten aanzien van het onder 8 ten laste gelegde:
- Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 30 januari 2012
- Het proces-verbaal met nummer PL01KD 2010075319-1 van 2 augustus 2010, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 8] (zaakdossier Z6 doorgenummerde pag. 0008 e.v.).
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 11 september 2010 te [plaats 1], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in een woning gelegen aan de [A-straat nr], een bankpas (te weten van de ABN AMRO bank (rekeningnummer [rekeningnummer 1])), toebehorende aan [slachtoffer 1] (geboren [1933]), welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen die voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte opzettelijk gewelddadig
- die [slachtoffer 1] met kracht bij haar schouders heeft vastgepakt en vervolgens die [slachtoffer 1] met kracht in een kast van voornoemde woning ([A-straat nr]) heeft geduwd en
- vervolgens de kast heeft dichtgedaan en heeft afgesloten door de sleutel in het slot van de deur van voornoemde kast om te draaien, waardoor die [slachtoffer 1] de kast niet meer kon verlaten en geen medicijnen en geen vocht en geen voedsel tot zich kon nemen,
tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] in de periode van 11 september 2010 tot en met 12 september 2010 is komen te overlijden, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
op 11 september 2010 te [plaats 1], opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte toen aldaar opzettelijk
- die [slachtoffer 1] met kracht in een kast van voornoemde woning ([A-straat nr]) geduwd en
- vervolgens de kast dichtgedaan en afgesloten door de sleutel in het slot van de deur van voornoemde kast om te draaien, waardoor die [slachtoffer 1] de kast niet meer kon verlaten en geen medicijnen en geen vocht en geen voedsel tot zich kon nemen,
tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] in de periode van 11 september 2010 tot en met 12 september 2010 is komen te overlijden, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
3.
in de periode van 11 september 2010 tot en met 13 september 2010 te Amsterdam en België, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen te weten een bedrag van:
A) 250,- euro (Beethovenstraat te Amsterdam) en
B) 750,- euro (Apollolaan te Amsterdam) en
C) 50,- euro (Gulden Winckelplantsoen te Amsterdam) en
D) tot een totale waarde van 950,- euro (Chaabi Bank te Antwerpen) en
E) 1.000,- euro (Overtoom te Amsterdam) en
F) tot een totale waarde van 765,- euro (VOF Rodé te Amsterdam),
toebehorende aan [slachtoffer 1] (geboren [1933]) in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door onbevoegd gebruik van de bankpas (ABN AMRO, rekeningnummer: [rekeningnummer 1]) met bijbehorende pincode (toebehorende aan die [slachtoffer 1]), zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
4.
op 8 september 2010 te [plaats 2], met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] (geboren [1918]) heeft bewogen tot de afgifte van een bankpas (Rabobank, rekeningnummer: [rekeningnummer 2] op naam van [slachtoffer 2]) en bijbehorende pincode (toebehorende aan [slachtoffer 2]), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven - bedrieglijk en in strijd met de waarheid bij die [slachtoffer 2] aangebeld en tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij, verdachte die [slachtoffer 2] bloemen wilde aanbieden, omdat er een storing bij de bank zou zijn en om de bankpas van die [slachtoffer 2] gevraagd om deze te vernietigen en gezegd tegen die [slachtoffer 2] om die bijbehorende pincode in te toetsen op een apparaat en gezegd tegen die [slachtoffer 2] dat die [slachtoffer 2] een nieuwe pinpas en pincode zou ontvangen, waardoor die [slachtoffer 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
en
op 8 september 2010 te [plaats 2], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (750,- euro), toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door onbevoegd gebruik van de bankpas (Rabobank, rekeningnummer: [rekeningnummer 2]) met bijbehorende pincode (toebehorende aan [slachtoffer 2]), zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
5.
op 19 augustus 2010 te [plaats 1], met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] (geboren [1916]) heeft bewogen tot de afgifte van een bankpas (ABN AMRO, bankrekeningnummer [rekeningnummer 3], ten name van [slachtoffer 3]) en een pincode, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- bij de woning van die [slachtoffer 3] aangebeld en vervolgens de woning van die [slachtoffer 3] betreden en,
- tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat hij, verdachte een bankmedewerker was en vervolgens
- tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat hij, verdachte het bankpasje van die [slachtoffer 3] kwam controleren of voorgenoemde bankpas in orde was en vervolgens
- aan die [slachtoffer 3] gevraagd om die [slachtoffer 3]'s bankpas en pincode,
waardoor die [slachtoffer 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
en
op 19 augustus 2010 te Amstelveen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen te weten:
A. 250,- euro (Kostverlorenhof 20 te Amstelveen) en
B. 500,- euro (Rembrandtweg 6 te Amstelveen),
toebehorende aan [slachtoffer 3] (geboren [1916]), waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door onbevoegd gebruik van de bankpas (ABN AMRO, bankrekeningnummer [rekeningnummer 3]) met bijbehorende pincode (toebehorende aan [slachtoffer 3]), zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
6.
op 14 augustus 2010 te [plaats 3], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 150,- euro, toebehorende aan [slachtoffer 4] (geboren [1915]), zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
7.
op 12 augustus 2010 te [plaats 3], met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] (geboren [1922]) heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag ter waarde van 150 euro en een ING bankpas ten name van [slachtoffer 5], hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- de woning van die [slachtoffer 5] betreden en
- tegen die [slachtoffer 5] gezegd dat die [slachtoffer 5]'s rekening geblokkeerd was en vervolgens
- dat hij, verdachte het één en ander moest controleren en vervolgens
- aan die [slachtoffer 5] gevraagd om die [slachtoffer 5]'s bankpas en pincode, en
- hij, verdachte aan die [slachtoffer 5] gevraagd of die [slachtoffer 5] bankbiljetten in huis had en tegen die [slachtoffer 5] heeft gezegd dat die [slachtoffer 5] over valse bankbiljetten beschikte en vervolgens
- tegen die [slachtoffer 5] gezegd dat hij, verdachte de bankbiljetten moest controleren bij de computer van de receptie, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, waardoor die [slachtoffer 5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
8.
op 27 juli 2010 te [plaats 3], met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] (geboren [1919]) heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag ter waarde van 120,- euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- de woning van die [slachtoffer 6] betreden en
- tegen die [slachtoffer 6] gezegd dat hij, verdachte van de bank kwam en vervolgens tegen die [slachtoffer 6] gezegd dat er bankbiljetten met een ongeldig nummer in omloop zijn en valse bankbiljetten in omloop zijn en
- aan die [slachtoffer 6] gevraagd of hij, verdachte de bankbiljetten van die [slachtoffer 6] mocht bekijken, waardoor die [slachtoffer 6] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
en
op 27 juli 2010 te [plaats 3], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag ter waarde van 20,- euro toebehorende aan [slachtoffer 6] (geboren [1919]), zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregel
8.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren, met aftrek van voorarrest.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 5] (feit 7) en [slachtoffer 6] (feit 8) worden toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en dat de in beslag genomen zonnebril en kleding van verdachte (de nummers 27 tot en met 29, 31 tot en met 34 en 36 op de bij requisitoir overgelegde beslaglijst) verbeurd worden verklaard.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft op nader in haar pleitnota omschreven gronden aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat aan verdachte een aanzienlijk lager straf zou moeten worden opgelegd dan door de officier van justitie gevorderd. Verdachte heeft vrijwel direct na zijn aanhouding een verklaring afgelegd en volledige openheid van zaken gegeven. Dit heeft er toe geleid dat de familie van het slachtoffer niet lang in onzekerheid heeft hoeven te verkeren. In vergelijking tussen de onderhavige situatie waarbij verdachte het slachtoffer alleen krachtig bij de schouders heeft gepakt en een duw heeft gegeven en in de pleitnota genoemde jurisprudentie valt voorts op dat in situaties waar veel meer en grover geweld is gebruikt door de daders, een veel lagere straf werd geëist en opgelegd. De officier van justitie houdt in onvoldoende mate rekening met de persoon van verdachte en stelt ten onrechte dat verdachte al diverse hulpverleningstrajecten achter de rug heeft. Pas in 2005 is voor de eerste keer een reclasseringsrapport over verdachte opgemaakt, waarna hem - tegen het advies in - een ambulant hulpverleningstraject werd aangeboden. Verdachte heeft in alle opzichten spijt betoond en verdient nog een kans.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft de 77-jarige mevrouw [slachtoffer 1] in haar eigen woning haar bankpas afgenomen en pincode afhandig gemaakt. Daarna heeft hij haar in haar slaapkamer in een inbouwkast geduwd en deze afgesloten. Hij heeft dat gedaan om zijn vlucht mogelijk te maken en om met bankpas en pincode te kunnen gaan pinnen. Verdachte heeft het slachtoffer in een volstrekt hulpeloze toestand achtergelaten. Verdachte heeft zich in de periode van opsluiting tot zijn aanhouding, op 13 september 2010 laat in de avond, geen enkele rekenschap gegeven van het lot van het slachtoffer en heeft niets ondernomen om te voorkomen dat het verkeerd zou aflopen. Integendeel, hij is op stap gegaan en heeft haar bankpas gebruikt om grote bedragen te betalen en te pinnen, tot een totaal van bijna
€ 4.000,- , om deze puur voor zijn eigen gerief aan te wenden.
Het slachtoffer is in een verschrikkelijke situatie beland. Zij zat opgesloten in een kleine kledingkast in haar eigen slaapkamer. Naar is gebleken, heeft zij met een kledinghanger ongeveer 250 beschadigingen in de kast veroorzaakt, kennelijk erop gericht om zich te bevrijden dan wel te doen bevrijden. Dat is haar niet gelukt. Deze voor haar zeer beangstigende situatie heeft haar ongetwijfeld afschuwelijke laatste momenten van haar leven bezorgd. Onduidelijk is gebleven hoe lang na de opsluiting zij is komen te overlijden. Ze is uiteindelijk overleden aan een combinatie van opsluiting in een kleine ruimte, hoge leeftijd, obesitas, pre-existente slechte gezondheidstoestand en - als gevolg van de opsluiting - onthouding van medicijnen, vocht en voeding en mogelijk positionele asfyxie.
Verdachte heeft de nabestaanden van mevrouw [slachtoffer 1] onherstelbaar leed bezorgd. Zij ondervinden thans en zullen, naar de ervaring leert, nog gedurende langere tijd te maken krijgen met de nadelige psychische gevolgen van het verlies van hun verwant.
Het feit heeft daarnaast grote maatschappelijk onrust teweeg gebracht, niet alleen in de directe woonomgeving van het slachtoffer maar ook overigens. Feiten als de onderhavige vergroten de in de samenleving aanwezige gevoelens van onrust en onveiligheid.
Naast dit feit heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een reeks oplichtingen en diefstallen waarbij hij steeds op ongeveer dezelfde wijze te werk ging, zoals hij kennelijk in het verleden meermalen heeft gedaan. Zich voordoend als keurige bankmedewerker of met een andere smoes weet hij de woning van mensen op zeer hoge leeftijd binnen te komen, weet hij hen te bewegen hun bankpas, pincode en/of geld af te geven dan wel neemt hij dit mee en neemt hij vervolgens grote bedragen op van hun rekening. Hij maakt daarbij op grove wijze misbruik van het vertrouwen dat deze zeer oude mensen kennelijk in hem stelden. Twee van die slachtoffers hebben middels hun voegingsformulier aangegeven dat zij zich sedertdien onveilig voelen, zeer angstig zijn geworden en niemand meer vertrouwen. De rechtbank acht het zeer aannemelijk dat de overige slachtoffers overeenkomstige gevoelens zullen hebben.
Ook dit soort feiten brengen maatschappelijk onrust met zich mee en vergroten de toch al in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid.
De rechtbank rekent dat verdachte zeer aan.
De rechtbank heeft kennis genomen van het Uittreksel Justitiële Documentatie van 6 januari 2012. De rechtbank houdt nadrukkelijk ten nadele van verdachte rekening met het feit dat hij vele malen eerder is veroordeeld voor oplichtingen, diefstal met geweld alsook eenmaal voor wederrechtelijke vrijheidsberoving in combinatie met diefstal met geweld. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat bij die wederrechtelijke vrijheidsberoving kennelijk ook sprake is geweest van opsluiting van een slachtoffer in een kast waarbij dat slachtoffer gelukkig tijdig is bevrijd.
Voor onder meer die wederrechtelijke vrijheidsberoving is aan verdachte een gevangenisstraf opgelegd van 5 jaar, welke uitspraak onherroepelijk is geworden in april 2009. Tijdens de detentiefasering van deze straf (vanaf juli 2010), gedurende welke verdachte onder elektronisch toezicht stond, heeft hij reeds de bewezen geachte oplichtingen en diefstallen in [plaats 3] gepleegd. Nadat het elektronisch toezicht werd beëindigd, moest verdachte zich melden in de PI Groningen. Dit heeft hij niet gedaan als gevolg waarvan hij ter aanhouding gesignaleerd stond. In een tijdspanne van enkele weken heeft hij de oplichtingen en diefstallen in [plaats 2] en [plaats 1] gepleegd en uiteindelijk de feiten ten aanzien van mevrouw [slachtoffer 1] gepleegd.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het rapport van 16 november 2011, opgesteld door psycholoog Van den Bosch en psychiater Gerritsen van het Pieter Baan Centrum (PBC). Verdachte heeft niet willen meewerken aan enig onderzoek naar zijn geestvermogens door een psycholoog en/of psychiater, ook niet na opname ter observatie in het PBC. Hij heeft als reden daarvoor gegeven dat hij bang is na onderzoek de maatregel van TBS opgelegd te krijgen. De rechtbank heeft daardoor maar beperkt inzicht in de psyche van verdachte ten tijde van de bewezen geachte feiten.
Uit de wel beschikbare stukken, het milieuonderzoek en de groepobservatie hebben de psycholoog en psychiater geen diagnostische conclusies kunnen trekken, zo vermelden zij in hun rapport. Wel zijn er volgens hen aanwijzingen voor het bestaan van (persoonlijkheids)pathologie. Voorts rapporteren zij als volgt. Verdachte is opgegroeid in een zeer zwak gezin waarin de ouders de kinderen onvoldoende structuur en veiligheid konden bieden. Van jongs af was er bij verdachte sprake van criminele activiteiten en justitiecontacten, waarbij zich een ontwikkelingslijn in antisociale richting liet zien. Vanaf zijn puberteit gingen deze criminele activiteiten gepaard met geweld. Agressiviteit lijkt in verdachtes voorgeschiedenis zowel voor te komen in meer impulsieve vorm, maar ook instrumenteel te worden ingezet. In het contact imponeert verdachte als cognitief zwak. De deskundigen kunnen geen antwoord geven op de vraag of, in welke mate en in welke zin bij verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten sprake was van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. De deskundigen zien in het verlengde daarvan geen aanknopingspunten voor een advies tot begeleiding of behandeling in een strafrechtelijk kader.
De rechtbank heeft tot slot kennis genomen van het reclasseringsrapport van 25 januari 2012 opgesteld door de heer Kruidhof, reclasseringsmedewerker. Verdachte heeft wel meegewerkt aan de totstandkoming daarvan. De rapporteur schetst het beeld van een man die vanaf zijn twaalfde levensjaar veelal in justitiële behandelinstellingen en in detenties heeft verbleven. Hij heeft geen opleiding. Er is sprake van middelenmisbruik. Zijn moeder is recentelijk overleden, met vader is geen contact. Er is mogelijk sprake van zwakbegaafdheid en persoonlijkheidsproblematiek maar verdachte heeft nader onderzoek afgehouden. Sinds 2005 is driemaal een traject gestart teneinde een forensische behandeling te kunnen realiseren. Tweemaal is verdachte afgewezen door de betreffende instelling en de derde maal is hij zelf reeds tijdens de intakeprocedure gestopt met het traject. Ingeschat wordt dat de kans op herhaling groot is gelet op het ingesleten delictpatroon, het vermoeden van persoonlijkheidsproblematiek en de zeer instabiele leefgebieden. Op een later tijdstip zal verdachte moeten meewerken aan een gedegen persoonlijkheidsonderzoek om beter te kunnen beoordelen welke vorm van behandeling te zijner tijd het meest passend is.
De rechtbank heeft ten voordele van verdachte meegewogen dat hij openheid van zaken heeft gegeven, spijt lijkt te hebben van zijn handelen en zulks ook ter openbare zitting heeft geuit.
De rechtbank acht het aannemelijk dat verdachte nooit het opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
De ernst van alle bewezen geachte feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, waarbij met name het overlijden van het slachtoffer [slachtoffer 1] een grote rol speelt, rechtvaardigen in beginsel een langdurige gevangenisstraf. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank geen aanleiding tot matiging van een dergelijke straf. De rapporten van het PBC en de reclassering bieden de rechtbank onvoldoende informatie om tot het opleggen van een maatregel of een andere dan een langdurige gevangenisstraf over te gaan.
Desondanks zal de rechtbank een aanzienlijk lagere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf gevorderd die naar zijn zeggen dicht bij de maximum op te leggen straf ligt.
Dergelijke straffen dienen naar het oordeel van de rechtbank voorbehouden te blijven voor de meest ernstige vormen van de betreffende delicten.
En hoewel de rechtbank ten volle rekening zal houden met het feit dat het meest ernstige gevolg is ingetreden namelijk de dood van het slachtoffer, de gruwelijkheid van de laatste momenten van het leven van het slachtoffer en het onherstelbaar leed dat aan de nabestaanden is berokkend, kan de onderhavige zaak desondanks naar haar oordeel niet worden beschouwd als behorend tot de meest ernstige vorm van het delict. Dit wordt met name veroorzaakt door de omstandigheid dat verdachte kennelijk niet een vooropgezet plan heeft gehad om het slachtoffer op te sluiten in de kast, nooit de opzet op haar dood heeft gehad en geen grof geweld heeft gepleegd.
Ook de combinatie met de overige bewezen geachte feiten rechtvaardigt niet een gevangenisstraf van zodanige duur als door de officier van justitie gevorderd.
De rechtbank houdt voorts rekening met straffen die in soortgelijke zaken zowel door het openbaar ministerie plegen te worden gevorderd als door de rechter plegen te worden opgelegd. Die straffen wijken aanzienlijk naar beneden af van de straf die de officier van justitie thans heeft gevorderd.
Verbeurdverklaring
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: een zaktelefoon (merk: LG), (op de beslaglijst vermeld onder nummer 30), dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dat voorwerp het onder 3 en 4 bewezen geachte is begaan.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [slachtoffer 5], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 7 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 150,- (honderdenvijftig euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 5] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht) aan verdachte opgelegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [slachtoffer 6], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 8 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 140,- (honderdenveertig euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 6] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht) aan verdachte opgelegd.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 43a, 55, 57, 310, 311, 312, 326 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
10. Beslissing
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit voor zover deze vervolging blijkens de zinsnede "of te België" is gericht op een niet althans niet mede in Nederland door verdachte gepleegd feit.
Verklaart het onder 9 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde:
Eendaadse samenloop van:
Diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft en terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan,
en
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft en terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 4 en 5 bewezenverklaarde:
Oplichting, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan, meermalen gepleegd
en
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde:
Diefstal, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Ten aanzien van het onder 7 bewezenverklaarde:
Oplichting, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Ten aanzien van het onder 8 bewezenverklaarde:
Oplichting, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan,
en
diefstal, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Benadeelde partijen:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5], wonende op het adres [B-straat nr] te [plaats 3] toe tot een bedrag van € 150,- (honderdenvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 5] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 5], te betalen de som van € 150,- (honderdenvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan één van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6], wonende op het adres [C-straat nr] te [plaats 3] toe tot een bedrag van € 140,- (honderdenveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 6] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 6], te betalen de som van € 140,- (honderdenveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan één van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Beslag:
De officier van justitie heeft ten aanzien van een groot aantal goederen op de beslaglijst gevorderd te bepalen dat deze worden vernietigd dan wel gedeponeerd. Dit zijn echter beslissingen die de rechtbank op grond van de wet niet kan nemen. Nu ten aanzien van deze goederen onttrekking aan het verkeer of verbeurdverklaring geen optie is, bepaalt de rechtbank conform het bepaalde in artikel 353 van het Wetboek van Strafvordering dat deze goederen worden teruggegeven aan, ofwel bewaard dienen te worden ten behoeve van, de (onbekende) rechthebbende. Hierbij zij overigens opgemerkt dat artikel 117 van het Wetboek van Strafvordering de officier van justitie voorafgaand aan de behandeling ter terechtzitting zelf wel de mogelijkheid biedt om een machtiging te verlenen teneinde in beslag genomen goederen te laten vernietigen.
Gelast de teruggave aan de erven [slachtoffer 1] van:
- een geldbedrag van in totaal € 730,-
- een ordner (kleur: groen)
- een brief (nieuwsbrief met opschrift)
(op de beslaglijst vermeld onder respectievelijk de nummers 1, 15 en 16)
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- een jas (kleur: zwart)
- een shirt
- twee schoenen (kleur: zwart, merk: Dior)
- een jas (merk Adam Friday, maat: 51)
- een broek (kleur: zwart, merk: Adidas)
- een trainingsjas (kleur: zwart, merk: Adidas)
- een blouse (kleur: groen/geel geruit)
- een zonnebril (kleur: zwart)
(op de beslaglijst vermeld onder respectievelijk de nummers 27 tot en met 29, 31 tot en met 34 en 36)
Gelast de teruggave aan de Rabobank van:
- een bankpas (rekeningnummer: [rekeningnummer 2])
(op de beslaglijst vermeld onder nummer 35)
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
- een portemonnee (kleur: zwart)
- een T-shirt
- een broek (kleur: bruin)
- een afvorming van beschadiugingen in kast
- en foto van een dactyloscopisch spoor van tussendeur
- een jas (kleur: oranje)
- een trui (kleur: groen)
- een Albert Heijn klantenpas
- een zonnebril
- twee telefoontoestellen
- een damestas
- een keycord met opschrift en twee huissleutels
- een logboek (JMW thuiszorg)
- een DVD (Platinum)
- een Cd-rom (Imation, beelden van 10 - 9 - 2010)
- een Cd-rom (Kruidvat, beelden van Gulden Winckelplantsoen e.o.)
- een Cd-rom (Imation, camerabeelden van Etos, Overtoom 71)
- een DVD (Nashua, beelden rondom bureau Bos en Lommerplein)
- vier peuken uit vuilniszak bordeel
- een bon (waarde: 179, euro op naam van [slachtoffer 1])
- een bon (waarde: 595, euro op naam van [slachtoffer 1])
- twee papieren met bedragen uit vuilniszak bordeel)
- zes stuks rookwaar (peuken en een leeg pakje sigaretten)
- een Cd-rom (camerabeelden)
- een bon (totaalbedrag: 111,90 euro)
- een Cd-rom (camera opnames van pintransactie)
- een film (beelden pintransactie bij Sunny World BV)
- een film (camerabeelden pintransactie Macau)
(op de beslaglijst vermeld onder respectievelijk de nummers 2 tot en met 14, 17 tot en met 26 en 37 tot en met 41)
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.P.E. Meewisse, voorzitter,
mrs. C.S. Schoorl en A.J. Wesdorp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. West, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 februari 2012.
i Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 30 januari 2012.
ii Het proces-verbaal met nummer 2010224798-1 van 8 maart 2011, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 9] (zaakdossier Z1, doorgenummerde pag. 444 e.v.).
iii Het proces-verbaal met nummer 2010224798-2 van 12 september 2010, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 10] en [verbalisant 11] (zaakdossier Z1, doorgenummerde pag. 001 e.v.).
iv Het proces-verbaal met nummer 2010224798-1 van 8 maart 2011, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 9] (zaakdossier Z1, doorgenummerde pag. 444 e.v.).
v Een geschrift, zijnde een rapport van een pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, opgesteld door B. Kubat, arts-patholoog, d.d. 11 januari 2011 (zaakdossier Z1, doorgenummerde pag. 663 e.v.)
vi Verklaring verdacht ter terechtzitting d.d. 30 januari 2012.
vii Het proces-verbaal met nummer 2010224798 van 9 november 2010, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 12] (zaakdossier Z1, doorgenummerde pag. 108 e.v.).
viii Het proces-verbaal met nummer 2010224798 van 16 september 2010, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 13] , met bijlagen (zaakdossier Z1, doorgenummerde pag. 391 e.v.).
ix Een geschrift, zijnde een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 6 januari 2012.